mccne wcnschcn der natie, en dat hij nit dien hoofde aan de meeste der
aanhangige ontwerpen zijne goedkeuring zal hechten. Hij spreekt verder over
ecnige punten en dringt vooral op bezuiniging en vereenvoudiging. Het eerste
ontwerp, kan, zijns inziens, gerust worden verworpen.
De Heer Vegelin van Claerbergen duidt het vele goede aan in de ontwerpen
opgenomen, en hoe het in 'tvervolg gemakkelijker zal zijn, otn leemten aan
te vullen en gebreken uit den weg te ruimen. Hij eindigt met de verklaring
dat hij door de aanneming der voordragten wensclit mede te werken tot het
waarachtig heil van Nederland.
De Heer Begram van Jaarsveld verklaart, dat hij met uitzondering van
Hoofdstuk XII, waartegen bij hem groote bezwaren bestaan, alle overige ont
werpen, met volle overtuiging, zal aannemen.
De Heer van de Wall zal aan vele ontwerpen zijne goedkeurende stem ge
ven, eenige bepalingen echter zou hij moeten afstemmen, wanneer ze niet
volkomen worden opgelost.
De Heer van Wessera doet opmerken dat velen zich minder beklagen over
de geringere uitoefening van staatkundige regten dan over drukkende lasten
en dringt ten ernstigste op vereenvoudiging, bezuiniging om tot uitdclging
van schuld te komen, en de lasten te verminderen. Mogt dit hel gevolg der
herziening wezendan zou zij een zegen voor ons vaderland zijn.
De Heer van der Meer Molir onderzoekt de bevoegdheid, aan de wetgevende
magt gelaten provinciën te splitsen of te vereenigen en heelt nog meer te
zeggen doch zal wachten tot de verschillende hoofdstukken daartoe aanleiding
geven.
De Heer Thisscn heeft met genoegen opgemerkt, dal de gewone wetgeving,
door de aanneming van het eerste ontwerp, zich reeds legen de afscheiding
van Limburg heefc verklaard. Overigens zal hij de voordragten aannemen
aan den tijd overlatende dat daarin die verbeteringen zullen worden aangc-
bragt, waarvoor zij vatbaar zijn. Er bestaat ook groote behoefte aan een an
der stelsel en zoo mogelijk aan vermindering van belastingen. De druk voor
de middenklasse is te zwaar. De bestaande belastingen zijn in menig opzigt
verderfelijk. Er moeten alzoo bezuinigingen plaats hebben of de toekomst
zou slechts onheil kunnen aanbieden.
De Voorzitter stelt voor, om bij het ver gevorderde uur (4 j ure), de be
raadslagingen te verdagen tot morgen ochtend te tien urewaartoe met ecne
meerderheid van 75 tegen 30 stemmen wordt besloten.
Is ontvangen eene missive van den tijdclijken Minister van Binncnlandsche
Zaken van heden, waarbij worden overgelegd afschriften der provisioneel op
gemaakte lijsten der hoogst aangeslagenen in de belastingen in de provinciën
Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, Utrecht en Overijssel; zullende de lijsten
der overige provinciën zoo spoedig doenlijk worden toegezonden. Wordt
besloten die stukken ter inzage van de Leden ter Griffie neder leggen.
Daarna wordt de Zitting opgeheven.
3 October.
In de Zitting van heden morgen zijn de algcmcene beraadslagingen voortgezet.
De Heer Byleveld (van Gelderland) ziet zich genoodzaakt vijf der ontwer
pen (N°. I, III, IV, VI en XII) af te steramen. Hij kan zich niet verecni-
gen met het regt van vereeniging en vergadering, waarin de kiemen van
onrust en stoornis der orde gelegen zijnook kan hij niet goedkeuren het
voorgedragen stelsel van vertegenwoordiging en het daarbij aangenomen be
ginsel van rcgtstreeksche verkiezingenhij kan niet toestemmen in de afschaf
fing van het regt van placet; evenmin kan hij toetreden tot de afschaffing
der heerlijke regten zonder schadeloosstelling. De oilersdie hij bereid is te
brengen, betreffen: 1°. de bepaling nopens de splitsing der provinciën; 2° be
trekkelijk het ontslag van officierenhetgeen niet meer zal kunnen geschie
den dan naar regels bij de wet te stellen3". die ten aanzien van het regt
van dispensatie4°. die wegens het regt der Tweede Kamerom wijzigingen
in een voorstel te maken5°. die ten aanzien der bekrachtiging van provin
ciale belastingen door de wet6°. die wegens het bestemmen van een deel
der militie voor de dienst ter zee; en 7°, die nopens het geven van onderwijs
van overheidswege.
De Heer Jespers is voor de regtstrceksche verkiezingen. Hij is niet beducht
voor stoornis der rust; zonder dezelve zou men hier gcene ware rust kun
nen verzekeren. Voorts juicht hij nog twee groote beginselen toe. De er
kenning van het regt van vereeniging, zoo oud als de maatschappij zelve, en
de vrijheid van onderwijsvan zooveel belang voor de ouders, zooveel invloed
uitoefende op de opvoeding der jeugd. Bovenal is Spr. verheugd over het
beginsel van vrijheid van godsdienst. Hij zal al de ontwerpen aannemen. Hij
mag hel goede niet verwerpen omdat er ook iets minder goed in is.
De Heer Bijvoet dringt aan op de zuivere regtzinnige uitvoering der Grond
wet. Zal de nieuwe Grondwet in de milde beginselen, die zij huldigt, eene
waarheid zijn, zal zij den band van eendragt naauwer toehalen, dan moet de
werking ruim en onbekrompen zijn. Daartoe brengt Spr. ook vojral de dis
tributie van waardigheden ambten en bedieningen. Hij wensclit ook dat op
het terrein van meer stoffelijke belangen, het beginsel van gelijkheid met
strenge regtvaardighcid zal worden toegepast.
De Heer Boxman verheugt zich over de rust en orde in het vaderland en
die ook te danken zijn aan de stem van onzen geëerbiedigden Koning, die bij
tijds den weg van vooruitgang en hervorming is ingeslagen. Naar zijne mee
ning moet er geen enkele schakel ontnomen worden aan den keten, die met
zoo veel moeite is tot stand gebragt. Van verschillende zijden heeft men op
offeringen gedaan. Hij acht de ontwerpen de juiste uitdrukking der openbare
opinie. Eene verwerping zou noch de wenschen van velen bevredigen, noch
de bestaande bezwaren uit den weg ruimen. liet tegenwoordig voorgedragene
is veel beter dan het bestaande en daarom zal hij er zijne goedkeuring aan
hechten De onbestemde, onzekere toestand van zaken moet niet langer voort
duren. Eene verwerping zou hoogst nadeelige gevolgen te weeg kunnen bren
gen. Hij hoopt, dat er spoedig een definitief, vrijzinnig ministerie moge
worden gevestigd, dat met kracht en klem de teugels van het bewind zal aan
vatten en de gewigtige taak ten einde brengen, die in het nieuwe tijdvak on
vermijdelijk is. Hij hoopt dat de aanneming tot eendragt en liefde bij de
natie zal leiden. Hij eindigt inct de bede, dat de goede God den Koning en
het Vaderland moge zegenen in den nieuwen tijdkring, dien wij intreden!
De Heer van Nagcll kan zich met onderscheidene der ontwerpen niet verec-
nigen. Hij ziet groot gevaar in het regt van vereeniging. Hij verwacht van
deze ontwerpen geen heil, geen voordeel voor de natie. Zij zullen tot bittere
teleurstelling aanleiding geven. Hij kan de verantwoordelijkheid der aanne
ming van eer.igc ontwerpen niet op zich nemen.
De Heer van Dam van Isselt vraagt of men vrijheid heeftde ontwerpen
af te stemmen alleen omdat men andere eigene denkbeelden heeft; inag men
de regtstreeksche verkiezingen verwerpen, omdat men meer waarde hecht aan
die van één trap, omdat men het regt van vereeniging meer beperkt wil
zien of om andere zwarigheden De wezenlijke vraag iswegen de bezwa
ren zoo boog, dat men daarvoor het gevaar daar buiten mag voorbij zien?
Is dit het gevaldan voorzeker heeft men het regt een ontwerp af te stem
men. Sommigen meenen dat er niet genoegzaam aan de wenschen des volks
is toegegeven, en deze verlangen verder te gaan. Anderen, dat er te veel
gedaan is en verlangen meerdere beperking. De Hcdenaar gelooft dat het on
raadzaam zou wezen, door eene verwerping der ontwerpen de rust en het
welzijn van het vaderland in de waagschaal te stellen.
Bij de eerste beraadslagingen vcreenigdc Spreker zich niet met de bepalingen
van het 6de Hoofdstuk. Hij zag daarin gevaar voor de rust en welvaart.
Uit een staatkundig oogpunt vermeende hij, dat de geheele vrijheid, bij het
laatste art. gegeven, gevaarlijk was. Hij is ten gevolge van dien atgeschil-
derd als een hoogst onverdraagzaam manals een Protestansch ijveraar.
Maar nu Spreker geroepen is over het 6de Hoofdstuk te stemmenzal men
vragen ot hij van meening veranderd is? Of hij geen gevaar meer ziet,
daar waar hijhet nog zoo kort geledenzag Neen hij is niet veranderd.
Ilij blijft gelooven, dat de bepaling van het G'le Hoofdstuk schadelijk zou
kunnen werken voor het welzijn van het vaderland. Maar hij heeft zich ge
vraagd, van welke zijde nu grooter gevaar zou kunnen komen. Nu een groot
deel der natie die aan die vrijheid waarde hecht, baar verwacht, moet hij
erkennen dat hij niet gaarne Hoofdstuk VI zou zien afstemmenwaarbij dit
voorregt aan de natie zou worden ontnomen.
Hij gelooft dat er meer kwaad door verwerping dan door aanneming zou
ontstaan. God geve, zegt Spr., dat hij zich in zijne vroegere meening moge
bedrogen hébben dat de Kerk geen misbruik van de haar verleende vrijheid
moge maken, en dat die klove, waarvan gesproken is, moge opgeheven wor
den. God geve, dat nimmer de dag moge geboren worden waarop zijne vroe
gere bestrijders hem zullen toevoegen; i> helaas, niet gij, maar wij hebben
gedwaald."
De Heer Hooft (uit's Gravcnhage) zegt dat de tegenwoordige herziening
dringend wordt gevorderd. Wat de bijzondere punten betreft, die, omtrent de
vereenigingende regtstreeksche verkiezingen en het kiesreglement, verwek
ken bij den spr. groote bezorgdheid. Met het oog op de omstandigheden en ter
voorkoming van verdere onzekerheid en spanning, en op het voorbeeld van
het geëerbiedigd Hoofd van den Staat en van de meerderheid der beide Kamers
van de Staten-Generaalzal de spr. met opoffering van eenige zijner eigen
gevoelens en individuele denkbeelden zich met de wetsontwerpen over 't alge
meen vereenigen.
De Heer van der Ileyden heeft mede eene ruime en vrije herziening sedert
lang noodzakelijk geacht. Met eerbiediging van ieders gevoelenmoet spr.
opmerken, dat men zich geen juist denkbeeld van de Grondwet vormt, wan
neer men van haar bezuiniging verwacht. Zullen dan de voordragten aange
nomen zijn, dan moeten alle vaderlandslievende mannen hij de verkiezingen
goede volksvertegenwoordigers trachten te krijgen. Dan zullen er goede wet
ten tot stand kunnen komen voor handel, nijverheid, landbouw, op de ac-
cijnsen, de tarieven enz. enz., waardoor men tot bezuiniging en vereenvoudi
ging zou geraken. Ilij acht vrijzinnige instellingen geschikt tot verbroedering
des geheelen volks.
De Heer van Royen dringt vooral aan op bezuiniging, vereenvoudiging,
vermindering van lasten, vermindering van de zoo groote uitgaven van oorlog
en vestingwerken. Hij ontwikkelt zijne mccning breedvoerig dat onze gansche
staatshuishouding op te grooten voet is ingcrigt, en dringt aan op het onder
nemen van openbare werken ten einde arbeid te verschaffen, en wijst ern
stig op de gebiedende noodzakelijkheid van eenvoudig en zuinig beheer, het
terugkomen tot den regelom de tering naar de nering te zetten.
De Ilcer Mees (uit Groningen) hecht zijne goedkeuring aan liet regt van
vereeniging, de bepalingen nopens godsdienst en onderwijs; minder aan de
bepaling van het inkomen der Kroon en des Prinsen van Oranje. De ver
kiezingen voor de Tweede Kamer had hij liever aan kiescollcgiën opgedragen.
Hij zalwanneer het evenwigt van het goede grooter is dan dat van hetgeen
hij minder wenschelijk keurt, goedkeuren, en evenzoo omgekeerd.
De Heer Sloct tot Oldhuys herinnert, dat er eene staatkunde bestaat van den
dag en eene voor de toekomst. De eerste wordt bcheerscht en geslingerd door
het heden; aan die staatkunde heeft Nederland zijnen zwaren schuldenlast te
wijtende andere plaatst zich tusschcn bet verledcna en de toekomstzij
verliest noch het eennoch het ander uit het oog. Deze is hij toegedaan