LEYDSCHE
COURANT.
1848.
N°. 100. V'
De Courant wordt Maandags Woensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt IVÏAAiNDAG^ 21 AUGUSTUS#
vit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven
BI>_\fi\LAi\DSCm; BERIGTEJN.
LEYDEN, 19 Augustus.
Gisteren nacht zijn van de Beverwijk gevankelijk naar Haarlem overge-
bragt drie personen, ten aanzien van welke, zeer gewigtige aanwijzingen be
staan, dat zij schuldig zijn aan den stoutmoedigen diefstal, gepaard met
zware verwonding, onlangs op het buitenverblijf van den Generaal Boreel,
onder Velzen gepleegd. De verwonde Generaal is herstellende, en alle be
kommering wegens zijn toestand is gelukkig geweken.
Van wege de Algemeene Rekenkamer is, onder dagteekening van den
17den Augustusaangekondigddat weder is ingetrokken voor eene som van
ƒ1,800,000 aan muntbiljetten van ƒ500, ƒ100 en ƒ10, zijnde thans in
het geheel aan muntbiljetten ingetrokken voor een bedrag van ƒ19,989,000.
'sGRAVENHAGE, 18 Augustus.
Z. M. heeft tot Leden der Commssie, belast met het onderzoek der jaar-
Jijksche algemeene rekening der Koloniale remises in goederen en het gebruik
daarvan benoemd de Heeren van der Houven en van Brienen van de Groote
Lindt, van de Eerste; de Monchy en van Beeck Vollenhoven van de Tweede
KamerMr. Piepers en van Breugelvan den Raad van Stateen van Mans-
velt en Baron von Fridagh van de Algem. Rekenkamer; de Secretaris is de
Heer van Swietenwaarnemend Secretaris-Generaal bij Koloniën.
Nadat in de Zitting van II. Woensdag het laatste de Heer Mcnso had
gesproken, wiens rede hoofdzakelijk is medegedeeld en Donderdag de beraad
slagingen zijn voortgezet (zie onze vorige) volgt hier de voornaamste inhoud
van hetgeen door de volgende sprekers is gezegd.
De Heer Telling verklaart, dal hij steeds nuttige hervormingen heeft ge-
wcnscht en blijft van oordeel, dat veel op rekening der Grondwet gesteld is,
't welk niet aan haar behoorde geweten te worden. Hij had zich ook gevleid,
dat de herziening gegrond zou zijn op het verslag der Kamer van 16 Maart;
maar de grondslagen der nu voorgedragene veranderingen zijn van een anderen
aardveel is een weerklank der onstuimige gebeurtenissen in andere landen.
Hij zal echter, uithoofde van de behoefte aan de herziening, veel van zijne
persoonlijke denkwijze opofferen, om bet werk tot stand te helpen brengen.
Hij kan echter geene inschikkelijkheid betoonen ten opzigtc: 1°. van de regt-
streeksche verkiezingen, zoo op zich zelve, als in verband met de inrigting
der Eerste Kamer; 2°. nopens de ontheffing der geestelijkheid van het Staats-
toezigt. Ten aanzien van het regt van vereeniging zal hij nog de inlichtingen
der Ministers afwachten. De spreker ontwikkelt vervolgens zijne bezwaren
tegen de genoemde punten.
De Heer Nap keurt de nu voorgedragene ontwerpen over 't algemeen goed;
maar hij heeft nog bezwaren omtrent de volksvertegenwoordiging, de Eerste
Kamer, het regt van vereeniging, en de koloniale wetgeving. Hij had ge
hoopt, dat de weg tot meerdere bezuiniging gebaand zou zijn.
De Heer Hoffman oordeelt, dat in deze ontwerpen veel gevonden wordt,
waarvan het wenschelijke bezwaarlijk, het noodzakelijke onmogelijk aan te
wijzen isen waarover hij alleen om onschadelijkheid kan heenstappen en
waarschuwt tegen overdreven theoriën.
Z. Exc. de Minister van Justitie voert hierna kortelijk het woord. Vermits
er herhaaldelijk toespelingen gemaakt zijn op omstandighedenvreemd aan
deze Kamer, vermeent Z. Exc. het stilzwijgen niet langer te mogen bewaren.
Toen de Eerste Kamer twee wets-ontwerpen afstemde, was zij volkomen in
haar regt. Toen hij daarop van oordeel waszijn ontslag te moeten vragen
was hij ook volkomen in zijn regt. Sedert 5 maanden was het zijne bedoeling
geweest, om tot een vergelijk te komen en de gemoederen te bevredigen.
Toen vervolgens de Koning hem met zijn vei trouwen bleef vereeren en de
Eerste Kamer aanvulde, was ook Z. M. volkomen in zijn regt. Dit alles is
de gewone constitutionele gang van zaken. Men bedriege zich (zegt de Minis
ter) te dien aanzien niet, want degene, die het volk achter zich heeft, is de
Koning, welke de hervorming wil. Hij, Minister, zal slechts kort aanblij
ven; hij is slechts het werktuig des Konings.
De Heer Enschedé heeft ook op verbeteringen aangedrongen, en dat de be
hoeften van den tijd in aanmerking genomen zouden worden. De regtstreek-
sche verkiezingen beschouwt hij als eene proef. Omtrent de Godsdienst, meent
hij, dat in een land, waar de kerkelijke gezindten zoo tegen elkander over
staan, als hier, de burgerlijke overheid moet kunnen zorgen, dat zij in hare uit
oefening binnen de bepalingen der wet blijven. Vroeger beeft hij het regt van
placet begeerdmaar sedert zijn de tijden veranderd opdat eene gewijzigde
orde van zaken tot stand gebragt worde, behoort elk iets van zijne bijzondere
meening ten offer te brengen. Ook het punt van het onderwijs en dat van
het regt van vereeniging acht hijna de gemaakte veranderingenvoldoende
geregeld.
De Heer Mutsaers schetst het gewigt der tegenwoordige beraadslagingen.
Verandering, diep ingrijpende verandering is noodig, omdat de tijd het ge
biedt zoo ook uitbreiding der volks-vrijheden. Dat deze verandering en de
uitbreiding dier vrijheden tegenkanting ontmoeten bij de volksvertegenwoordi
gers, acht hij een opmerkelijk, onverklaarbaar en ongelukkig verschijnsel. De
spreker onderzoekt de gronden, waarop de afkeuring van velen berust, en
bestrijdt die. - Wat de zamenstelling der Eerste Kamer betreft, keurt hij
het af, dat de verkiezing wordt opgedragen aan een niet ontbindbaar collegie
(Prov. Staten), maar opdat een einde aan de zaak kome, zal hij zijn gevoelen
ten dezen opofferen. Hij verklaart zich voor het behoud van den Raad van
State. Voorts ontwikkelt de spreker in 't breede zijn gevoelen omtrent het
regt van placet't welk hij beschouwt als onbestaanbaar met de algemeene
vrijheid, die ook aan de R. K. Kerk behoort te worden toegekend. De vrij
heid van onderwijs en die van vereeniging keurt hij goed.
De Heer Romme wijst op de groote gebeurtenissen in andere Staten van
Europa, ten blijke van de noodzakelijkheid, oin ook hier te lande de volks
vrijheden beter te regelen. De beginselen waarop het volk prijs stelt, heb
ben hunne plaats behouden; te weten: de regtstreeksche verkiezingen, het
natuurlijke regt van vereeniging en vergaderingde vrijheid van godsdienst
en van onderwijs. Hij meent dat de nu voorgedragene ontwerpen, althans
in de hoofdzaken aan de algemeene wenschen en behoeften zullen voldoen
en verwacht gunstige gevolgen van de herziening.
De Heer van Panhuys vindt den geest cu de strekking van hetgeen thans
voorgedragen is, over 't geheel genomen, aannemelijk. Veel, ja alles, kan af
hangen van de later nopens deze aangelegenheden te maken wetten. Het be
lang der natie vordert dringenddat spoedig eene vaste Regering, gegrondvest
op nieuwe instellingentot stand komedie zich beijveren zalom de noo-
dige verbeteringen in 's lands inwendigen toestand te maken. Op enkele
uitzonderingen na, zal hij de meeste ontwerpen aannemen.
De Heer Scheers van Harencarspe! verwacht van de hoofdveranderingen in
de Grondwet, goede vruchten. Nopens sommige punten zijn bij hem echter
bezwaren overgebleven. Zij hebben betrekking tot de regtstreeksche verkie
zing en het regt van vereeniging. Hij ziet in deze beide veranderingen nog
gewigtige bezwaren. Hij dringt bij deze gelegenheid krachtig aan op bezuini
ging en vereenvoudiging. Hij had daarom ook de afschaffing van den Raad
van State gewenscht.
De Heer Uiddema Jongsma kan, ofschoon tot inschikkelijkheid geneigd,
zich niet vereenigen1°. met de regtstreeksche verkiezingen vooral als de
Eerste Kamer niet anders ingerigt wordt; 2°. met de bepalingenwaarbij van
het regt van placet afstand gedaan wordt.
De Heer Bots kan zich met de meeste der voorgestelde ontwerpen vcreenigen;
ten aanzien van sommige punten zal hij zijne bijzondere meening opofferen.
Hij kan echter de bepalingen omtrent de defensie niet goedkeuren, wegens de
verpligte zeedienst.
De Heer Gevers acht het noodzakelijk, dat het werk der Grond wets-her
ziening nu ten einde gebragt worde. Hij wil daartoe van bijzondere ineenin-
gen afstand doen.
De Heer de Jong vindt in de bepalingen omtrent de provinciale Staten en
de defensie onoverkomenlijke bezwaren.
De Heer Timmers Verhoeven zal de voordragt omtrent de regtstreeksche
verkiezingen, het regt van vereeniging, en het onderwijs, thans, na de ge
maakte veranderingen, aannemen. Nopens het placet moet hij bij zijn vroe
ger ontwikkeld gevoelen blijven.
De Heer Luyben vereenigt zich wat de hoofdbeginselen betreft: vrijheid
voor allen en in allesdaarmede kan hij zich zeer goed vereenigen. De spr.
antwoordt voorts op hetgeen door den Heer v. Dam op het stuk van de gods
dienst in het midden is gebragt, en betoogt in het breede, dat door de in-