in wiens plaats hij opgetreden is en die steeds zulke doorwrochte redenen uil-
sprakdie zoo veel kunde aan ondervinding paarde. Huiverig wordt men dan
ook als men voor het eerst het woord moet opvatten, gedachtig aan hem,
wien men geroepen wordt te vervangen. En toch, hij gevoelt behoefte om te
spreken hij kan die Grondwet niet aannemen zonder protest, hij kan niet
ontveinzen dat er een huis is gebouwd waaraan de grondslag ontbreekt. Spre
ker stelt zich allereerst op het standpunt waarvan hij meent te moeten uit
gaan. Dat standpunt in het brcedc omschrijvende, doet hij dit naar aanlei
ding van drie vragen, namelijk: van waar komen wij? waar zijn wij? waar
gaan wij heen Wij komen van een revolutionair terrein. Na de Franschc
centralisatie en bureaucratie kwam het stelsel van behoud, dat tot het uiter
ste gedreven, moest vallen; maar wat zou het hulpmiddel zijn om den Staat
te vernieuwen? Vrijheid van onderwijs, van godsdienst en van vcreeniging.
Maar men is er van afgeweken. Men schijnt langzamerhand minder gevraagd
te hebben wat is regt, dan wel geluisterd te hebben naar hetgeen de meer
derheid eischic. De spreker weidt uit over de regeling van verschillende groolc
punten, als: het monarchaal beginsel, de Eerste Kamer, het stelsel van ver
tegenwoordiging, de zelfstandigheid der provinciën en dergclijkcn, alle welke
beginselen, naar des sprekers meening, niet naar eisch zijn bepaald en om
schreven terwijl hij overigens meent dat, door al te veel toe te geven aan de
heerschappij van den volkswil, er eindelijk een despotisme zal geboren worden,
gelegd in de handen van den eerste den bestedie handhaving van rust en
orde zal beloven. Wat werd er van de vrijheid van 89? Ze werd opgelost in
de bijl der guillotine! Wat van de vrijheid van 30? De fortificatie van Pa
rijs! Wat van die van 48? Ze werd opgelost in het staal der opstandelingen.
Spreker schelst de heillooze gevolgen van de gepredikte onvoorwaardelijke ge
lijkheid gegrond op de almagt van den volkswil, en wijst in 't verschietbij
zegeviering van dien onbeperkten wil, op eenc verdecling van den eigendom.
Bovendien is de spreker bijzonder gestemd tegen de voorschrilten die zooge
naamd de vrijheid van godsdienst regelen. In dat opzigt vooral vraagt hij
waarheid, regt en vrijheid; want spreker is van rncening, dat geene wet
verbindende kracht heeft, als men niet van het beginsel uitgaat, dat er god
delijk regt is. Er is een beginsel van regt, dat van God uitgaat, en dat ver
heven is boven gewone wet en boven regeringsvorm. Daarom moet eene
Grondwet alleen regten erkennen niet regtcn scheppen. Het regt was reeds
geboren voor dat de wet bestond en als men dan spreekt van liberalismus
dan moet men geene bepalingen maken die indruischen tegen de erkenning
van vrijheid in het godsdienstige. Spreker wil geene losbandigheid; die is ook
niet mogelijk in eene maatschappij, waar het hooger beginsel van het godde
lijk regt hcerschendc is. Spreker vraagt dus vrijheid als zijn regt.
«ij acht zich niet bevredigd met hetgeen nopens al die groote beginselen
is voorgesteld; doch zal, als hij van ongelijk overtuigd wordt, gaarne dat
ongelijk erkennen; want zijn cenig doel is, het heil van Troon en VaderlandI
De Heer van Leeuwen bepaalt zich voor bet oogenblik tot hetgeen in de
voordragten nopens de verkiezingen is gezegd. Hij is tegen reglstreeksche, en
beeftook in de afdeelingcndie met eenen trap voorgestaan. Hij verlangt
ookdat de benoeming tot leden der Eerste Kamer uitsluitend aan den Ko
ning worde opgedragen.
De Heer van Hcloma had gaarne meerdere bezuiniging gezien eene ophef
fing van de Eerste Kamer, van den Baad van State, enz. Maar genoeg, de
hoofdpunten zijn verbeterdde regtstreeksche verkiezingen worden ingevoerd
en de deur tot verdere verbetering is niet gesloten. Als de voorstander van
vrijzinnige beginselen zal de redenaar medewerken tot deze grondslagenen
meent alzoo in het welbegrepen belang des vaderlands te handelen.
De Heer van Dam van Isselt gaat na ccnige inleiding de verschillende ont
werpen naomdat hij zich voorgenomen heeft zoo min mogelijk te spreken
bij de afzonderlijke ontwerpen.
Spreker keurt de nopens Limburg aangebragte wijziging zeer goed. Het
regt van verceniging had hij liever niet opgenomen gezienals zijnde een
uitvloeisel der persoonlijke vrijheid bij is nu beducht voor misbruiken.
liet inkomen van de kroon: spreker meent, dat hier geene meerdere gel
delijke offers moeten gevergd worden en vcrcenigt zich met de thans voor
gestelde redactie. Ook omtrent de koloniën is hij bevredigden meent in
het behoud van den Raad van State te kunnen berusten, wanneer de Regering
dat collegie zóó nuttig oordeelt als zij aanvoertdoch acht art. 51 belem
merend voor den Raad van Ministers.
Hij keurt bet stelsel der verkiezingen goed. De Eerste Kamer beschouwt
hij nutteloos en hoopt, dat zij de Regering niet zal belemmeren.
De titulatuur in het algemeen en die der leden van de Kamer in het bij
zonder wenschte hij te zien verdwijnen, zoo ook de titels der Ministers.
In bet onderwerp aangaande het onderwijs had hij gaarne de periode weg
zien vallen: »mct eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging," hij
meent, dat hier ieders godsdienstig begrip wordt geëerbiedigd.
Doch spreker zal zich des echter met het voorstel der Regering te vreden
stellen. Vrijheid van onderwijs is de leus gewordenwelnuhij wil gaarne
er toe medewerken maar alleen door de bijvoegingdat er lager onderwijs
van staatswege worde gegeven.
Bij bet onderwerp: de vrijheid van godsdienstverklaart bij, dat de
voordragt hier geene vrijheid geeftmaar loslating van alle bandenmannen
uit alle landen van Europa verbannen, strooijen thans het zaad van verderf
hier uit. Meer dan ooit moet men dus thans roepen: waakt! Ilij beroept
zich op hetgeen door den voormaligen Pastoor der R. K. gemeente te Ilillc-
gomden Heer Albertgeschreven is.
Maar spreker slaat ook een blik op de Protestantscbc kerk. Ook voor deze
zijn alle banden los gemaakt. De Koning zal onmogelijk kunnen waken;
want hem is de magt ontnomen, de kerk binnen perken te houden. Zal men
de strafbepalingen toepassen, dan maakt incn martelaren. In het belang
der rust van den staat en van Katholieken en Protestanten, verlangt hij, dat
men door de wet gebonden wordt. Waren allen beschaafd en verlicht, het
zou niet noodig wezen doch de massa Protestanten en Katholieken is niet
verstandig, niet verlicht, niet verdraagzaam.
Hij zal tegen het 8slc Hoofdstukover de defensiestemmenomdat het
de doelmatige inrigting der verdediging des lands moet hinderen. Hij is
overigens sterk voor bezuiniging bij Oorlog.
De Heer van Goltstein heeft steeds het gevoelen voorgestaandat het
stelsel van den constitutionelen monarchalen Regeringsvorm hier te lande
diende te worden ontwikkeld. Hij meent zich thans niet te mogen onttrek
ken, zijn geliefkoosd denkbeeld tot verwezenlijking te brengen. Maar de
Grondwetgever behoort zorg te dragen dat de vrijheid niet in losbandigheid
ontaardt. Indien men er zoo veel waarde aan hechtte, om zoo vele vrijhe
den in de Grondwet op te nemen dan had de vrijheid van handel en nijver
heid eene eerste en voorname plaats daaronder moeten bekleedenen zeker
den voorrang boven het regt van verceniging moeten hebben. Met die veel
vuldige beginselen van vrijheid, in de Grondwet opgenomen, is als het ware
in strijd, de opname daarbij van de bijzonderheden betrekkelijk de krijgsdienst.
Uit eene vereenvoudiging van de bepalingen nopens de defensie, zou later
eene aanzienlijke besparing kunnen voortvloeijen zoo als zij nu zijn voorge
dragen, kan zulks niet leiden tot eene verligting van de Jasten der natie.
In dat opzigt is de herziening mislukt, en in 'talgemeen had men zich meer
moeten toeleggen op bezuiniging en vereenvoudiging, en verligting van de las
ten des volks.
De Heer van Becck Vollenhoven kan over het algemeen aan de gedane
voorstellen zijne goedkeuring schenken. Gaarne had hij echter meerdere een
voudigheid en mindere kostbaarheid in de huishouding van Staat gezienen
hij hoopt daarop nog nader aan te dringen. Hij behoudt zich zijne stem
voor over de voordragten van wet in de dubbele Kamer.
De Heer Iigter verklaart zich tegen de regtstreeksche verkiezingenzoo als
die thans zijn voorgesteld. Was eene andere zamcnstclling der Eerste Kamer
voorgedragen, dan zou hij zich welligt met die verkiezingen hebben kunnen
vereenigen. Het behoud van den Raad van State keurt hij af. De
bepalingen op het stuk van Godsdienst en Onderwijs kan hij niet aannemen.
Ilij zal nader op een aantal punten terugkomen.
De Heer Kniphorst zegtdat hij thans voornamelijk wil medewerkenoin
de aangebodene voorstellen ter dubbele Kamer te brengen, en zich alle bc-
oordeeling tot dien tijd voorbehoudt.
De Heer Schooneveld zegt dat bij de groote beginselen, welke zijn voorge
steld, zal aannemen, vermits het heil van den Staat dringend de herziening
van liet staats-verdrag vordert. Hij verklaart zich tegen het denkbeeld, om
de voordragt eerst in de dubbele Kamer te beoordeelen, vermits men dan
slechts goroepen zal zijn om ja of neen te zeggen.
De lieer van Ilacrsolte betreurt het dat de Regering niet verder is gegaan
in het bezuinigen der huishouding van Staat en het defensie-wezen. Sommi
ge bezwaren zal hij over het hoofd zien maar er zijn er die hij zonder aan
zijnen pligt te kort doenniet kan toegeven.
De Heer Uytwerf Sterling is mede bereid, eenige eigene denkbeelden ten
offer te brengen ter bevordering van eene spoedige afdoening der zaakdie
door het algemeen belang vari den Staat dringend gevorderd wordt: maar ten
deze bestaan grenzendie men niet mag overschrijden. De voorgestelde
bepalingen omtrent het onderwijs is een van de punten, waaromtrent bij
zijne meening niet mag opofferen uit inschikkelijkheid. Hij dringt voorts sterk
aan op doortastende bezuiniging en vereenvoudigingwant zonder deze zal
eene Grondwets-herzicning niet baten.
De Heer Weichs de Wcrine treedt in eene breedvoerige beschouwing van den
toestand van Limburg. Vermits de gedane voorstellen ook in de lang be
staande behoefte van dat gewest voorzien, zal hij ze aannemen.
De Heer Smit wenscht dat men op den weg van vereenvoudiging en bezui-
niging verder gegaan ware. Vele der ontwerpen zal bij aannemen, ook ter
bevordering van eensgezindheid.
De Heer van Sasse van Ysselt kan zich volkomen vereenigen met de voor
dragt omtrent het stelsel van vertegenwoordiging, de godsdienst, het onder-
wijsen andere. Daarentegen heeft hij bezwaren, ten aanzien van de defen
sie hij verlangt daarin vereenvoudiging. Hij hoopt voorts dat deze bcraad-
slagingen niet ontsierd zullen wordendoor aanmerkingen van onverdraagza-
raen aard.
De Heer Menso beschouwt eene herziening der Grondwet thans als onver
mijdelijk hij wil opregtelijk tot dezelve medewerken. Hij oppert voorts be
denkingen 1°. tegen de bevoegdheid om provinciën te vereenigenof te
splitsen 2°. omtrent het* regt van verceniging3°. tegen de zamenstelling
der vertegenwoordiging. Ten aanzien van dit laatste verklaart hij zich te
gen de regtstreeksche verkiezingen den census acht hij te laag. Hij wenscht
liever eene afschaffing der Eerste Kamer, dan bare zamenstelling op de nu
voorgestelde wijze.
17 Augustus.
De beraadslagingen zijn heden voortgezet. De volgende nadere wijzigingen
zijn nog ingekomen
Aan het slot van art. 4 van bet 3(lc Hoofdst.wordt de navolgende nieuwe
zinsnede bijgevoegd
In geval van vcreeniging of splitsing van provinciën voorziet dezelfde