LEYDSCHE
COURANT.
N°. 96'Mi v.
f
\m
YRIJDAG, 11 AUGUSTUS.
v>-
3848.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
v&y-
De Prijs der Courant is f 12 in liet jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
BINiNEINLA.NDSCHE BERIGTEN.
LEY DEN, 10 Augustus.
'Ij, M. heeft op verzoek eervol ontslag gegeven aan den Graaf v. d. Duyn
van Maasdam als lid van het Collegic van Curatoren onzer Hoogescliool
onder dankbetuiging voor zijne langdurige diensten, en in zijne plaats be
noemd Jhr. Mr. J. A. Ridder v. d. Heim van Duivendijke.
Bij Kon. besluit is de Controleur van 's Rijks belastingen te Alphen
de Heer W. J. L. Grobbee, verplaatst naar Leeuwarden, en de Heer F. H.
Stnbbé, te Sas van Gent, naar Alphen.
Dingsdag 11. had de jaarlijksche feestviering van het Handboogschutters-
Gezelschap Willem Teil plaats. De Heer A. J. Zuur schoot de meeste punten
en werd met de gebruikelijke plcgtighcden tol Koning uitgeroepen. De Burg
was fraai versierd en het feest eindigde met een bal.
In 1847 had bet getal der gevangenen het nooit gekende cijfer van
6294 bereikt, en is sedert gedaald lot 5813; thans heeft het wederom eene
vermindering van 787 ondergaan.
In de Staats-Courant van gisteren leest men
De Regering heeft zeer voldoende berigten uit Limbnrg ontvangen het is
den Heer Minister Lightenvelt gelukt, onder de krachtige medewerking der
autoriteiten aldaarde bedreigde rust en orde te bewarenen alzoo mede te
werken tot een doel, dat de Duitsche Bondsstaten evenzeer als Nederland
moeten waarderen, dat is, de handhaving der bestaande wetten en de be
scherming van personen en eigendommen. De beweging van troepen in
Limburg heeft dan ook geene andere strekking gehad.
Uit het op heden openbaar gemaakte verslag der Commissie voor de
zaak der Grondwetsherziening, in antwoord op de memorie van beantwoording
der regering, ontleenen wij ten opzigte van de zes daarin behandelde hoofd
punten hel volgende: De Commissie heeft zich zooveel mogelijk bij de hoofd
zaak bepaald, de leden blijven in hun geheel, omtrent vroegere, nu ter be
korting niet aangeroerde bezwaren.
I. Het stelsel van vertegenwoordigingDe Kamer geeft niet toe dat
regtstreeksche verkiezingen al een besliste zaak zouden zijn, maar wil er tóe
overgaan mits er eene Eerste Kamer zou bestaandie genoegzaam tegenwigl
gaf. Te midden van velerlei gevoelens over de geschikste wijze om dit doel
te bereiken, was het denkbeeld algemeen om niet alleen de vermogendsten
maar ook hen die door maatschappelijke!» stand of wetenschappelijke verdien
sten uitblonken, benoembaar te stellen.
II. De Raad van State. De meerderheiJ achtte dezen overbodigmen
wilde hare instelling op kleinere schaal, gelijk de Regering zulks aan de
hand geeft, mogelijk stellen, door een artikel daartoe in de nieuwe Grondwet
op te nemen.
III. De Godsdienst. Een gedeelte bleef er bij, dat de bepaling omtrent
briefwisseling met de hoofden der kerkgenootschappen niet in de Grondwet
moest voorkomenmaar men zou in de voordragt berusten als de woorden
behoudens verantwoordelijk voor de wetvolgens de eigene opheldering
der Regering, in haar antwoord zouden worden uitgelegd en toegepast.
IV. Het onderwijs. De groote meerderheid bleef, er bij, dat zij, niet
dan schoorvoetend tot de erkentenis van het beginsel der vrijheid van onder
wijs kon toetredenen alleen onder waarborgdat daardoor het voortdurend
bestaan van een goed lager schoolwezen niet in de waagschaal zon worden
gesteld. Zij achtte de bepaling, dat het openbaar onderwijs een voorwerp
van de aanhoudende zorg der Regering zijn zal, van ondergeschikt belang;
zijnde eene schoonklinkende verklaring, die nu beteekenis mogt hebben, maar
deze bij de voorgestelde regeling grootendeels zou verliezen. Zij bleef zeer
groot gewigt hechten om in de Grondwet de verpligting geschreven te zien
tot het aannemen bij de wet van het beginseldat overal in het Rijk van
overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs zal worden gegeven. De
meeste leden maakten hunne goedkeuring van het Xde der wets-ontwerpen
van deze voorwaarde afhankelijk.
V. Het regt van vereeniging. De groote meerderheid blijft het hoogst
wenschelijk achten, dat het grondwets-artikel betrekkelijk het regt van ver
eeniging en vergadering in den geest der memorie van beantwoording, en
op het voorbeeld der vroeger aangehaalde artt. 19 en 20 van de Belgische
staatsregeling, gewijzigd en aangevuld worde. Zoodanig eene redactie van het
bedoelde grondwets-artikel zou welligt den meesten bijval vindendie uit
drukte, dat het regt van vereeniging en vergadering alleen erkend werd, be
houdens de voorwaarden en de wijze van uitoefening door de wet te regelen.
VI. De wetgeving voor de koloniën. Bijna algemeen heeft men zich
tegen de in het nieuwe art, b voorgedragene bepalingen omtrent de koloniale
sloten van rekening, zoo als deze bepalingen thans van regeringswege worden
uitgelegdmoeten verklaren. Eenigen meenden dat de zaak zou te ver
helpen zijn door eene verduidelijking van de twee laatste zinsneden van het
artikel, waardoor genoegzaam uitkwam, dat in het artikel, van twee geheel
onderscheidene slolen van rekening gesproken wordt, en dat het batig slot,
hetwelk onder de rijks-inkomsten wordt opgenomen, dat is, van de rekening
der voor een bepaald jaar naar het moederland overgezondene producten. De
groote meerderheid kon zich echter met dit denkbeeld niet vereenigen. Zij
achtte het, ook met het voorbeeld van het gebeurde in 1840 voor oogen
ongeraden, orn opzigtelijk zulk een belangrijk onderwerp bepalingen in de
Grondwet te helpen schrijven, over welker waren zin en beteekenis nu reeds
verschil van gevoelen bestaat, en kon dus niet anders dan volharden in het
bij het Voorloopig Verslag aangegeven denkbeeld, daarin bestaande, dat de
Grondwet zich blootclijk bepalen moest, om het vaststellen eener wet omtrent
de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen voor te
schrijven.
VII. Het inkomen der Kroon. Men blijft innig overtuigd, dat de ver
mindering van het inkomen der Kroon niet slechts uit het oogpunt van den
finantiëlen toestand des lands hoogst wenschelijk zou zijn, maar ook bij zou
kunnen dragen, om de liefde die de natie het regerend Slamhnis toedraagt,
nog te verhoogen. De regering moest de bedoelingen der Kamer niet mis
kennen, en deze aandrang, uit de zuiverste beweegredenen voorgekomen, niet
zijdelings voorstellen als geschikt om den eerbied voor de Kroon te verzwak
ken. Allerminst had men zoo iets kannen voorzienvermits het aan de
Regering niet onbekend kan zijn, dat de Kamer, wel den wensch heeft ge
koesterd dat bij eene Grondwetsherziening eene vermindering van het inko
men der Kroon mogt worden verkregen, maar van dien wcnsch niet openlijk
en regtstreeks in van haar uitgaande stukken, en dus ook niet in de ver
klaring van 16 Maart jl. gewag heeft willen maken, alleen omdat men er
zoo hoogen prijs op stelde, dat deze maatregel van-de Kroon zelve mogt
uitgaan. Slechts zeer schoorvoetende en na bij de Regering vergeeische
pogingen te hebben aangewend, om zoo iets te kunnen vermijdenis dc
meerderheid er toe gekomenom deze zaak in het voorloopig verslag aan te
roeren. Geenerlci verwijt kan derhalve deswege aan de Kamer worden ge
daan die alle verantwoordelijkheid omtrent dit punt van zich afwerpt.
Daarna gaat de Commissie in haar verslag over tot de bijzonderheden in de
12 ontwerpen, waarvan wij bij de groote uilgebreidheid hier geen uittreksel
kunnen geven.
'sGRAVENHAGE, 10 Augustus.
Eergisteren is Z. Exc. de Minister Lightenvelt uit Maastricht alhier aange
komen, en dadelijk bij Z. M. den Koning ten geboorc ontvangen.
Eergisteren namiddag zijn de Ministers vergaderd geweest, en des avonds
op nieuw bijeengekomen.
De Gezant der Fransche Republiek, de Heer Delure, is bij Z. M. ter
maaltijd genoodigd.
In de zitting van de Tweede Kamer van gisteren hebben de commissiën
van rapporteurs achtervolgens hare algemeene verslagen uitgebragt: 1". op
de twaalf ontwerpen van wet, strekkende tot herziening der Grondwet; 2°. op
het ontwerp tot verhooging der begrooting van het Departement van Oorlog,
en 3°. op dat tot gedeeltelijke afschaffing der accijnsen op het gemaal en
het geslagt.
Wordt besloten de beraadslagingen over de ontwerpen nopens de Grond-
wets-lierzicning aan te vangen op aanstaanden Maandag, des morgens ten 11
ure, en omtrent de overige voordragten den dag nader te bepalen.
De commissie tot de verzoekschriften heeft verslag op een aantal in hare
handen gestelde stukken gedaan waarna de zitting is opgeheven.
Uit het algemeen verslag over het wetsontwerp lot wijziging der accijn
sen op het gemaal en het geslagt blijkt, dat de meerderheid meende dat nu
de taak der Kamer zich tot de herziening der Grondwet moest beperken. Zij
gevoelde zich geroepen noch gezind, om op dc voorgestelde wijze op het stelsel