LEYDSCHE
COURANT.
1848.
1°. 9
MAANDAG, 31 JULTJ.
w
\t
BINNENLANDSCÜE BEBIGTEN.
l)e Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. I)ie van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
da afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEY DEN, 29 Julij.
Z. M. heeft benoemd tot gewoon Hoogleeraar in de Regten aan onze Hoo-
gcschoolMr. J. de WalSecretaris-Generaal bij Binncnlandsche Zaken.
Op de gisteren te Voorschoten gehouden paardenmakt waren zeer veel
paarden aangebragt, en ging de verkoop goed en tot redelijke prijzen. Ook
zijn er vele voor Fransche rekening aangekocht.
Uit het Verslag van den Gouverneur en de Gedeputeerde Staten der
Prov. Noord-Holland, aan de Provinciale Staten, in hunne gewone vergadering
te Haarlem den 4den Julij II., ontleenen wij het volgende:
De bevolking bedroeg op 1° Januarij 1847: In de steden 296,065, in de
gemeenten 172,891; totaal 468,956. Op den lslen Jannarij 1848: In de
steden 291,515, in de gemeenten 172,286, totaal 463,801. Aldus is de
bevolking verminderd met 5,155, zijnde bijna l/91sle gedeelte.
Volgens verkregen opgaven zijn 63 hoofden met hanne gezinnenin het
geheel 198 personen uitmakendeuit dit gewest naar andere wereldstreken
vertrokken. Onder die personen waren er twee, die tot de welgesteldenen
drie die tot de middelmatig gesteldcn geacht werden te behooren; de overigen
■waren min gegoed of behoeftig. Van die 63 hoofden van huisgezinnen waren
17 Afgescheidenen, 15 Hervormden, 12 Roomsch-Catholijken, 5 Lutherschcn,
2 Israëlitenterwijl van 12 niet is vermeld tot welke gezindie zij behoorden.
Aanzienlijk was het verschil tusschen het getal geboorten en sterftcn in
sommige steden, zoo werden er te Amsterdam 6,697 geboren, terwijl er
10,536 zijn overleden.
Voor den aanleg eener algemeene begraafplaats te Amsterdam is op de be
grootingen dier stad over 1844, 1845 1846, 1847 en 1848, telken jare
ecne som van ƒ15,000 gebragt. Die gelden zijn ten beloope van ƒ65,000
verwerkt en besteed voor de inrigting der begraafplaats buiten de Willems
poort, die bijna voltooid is.
De geldelijke toestand der steden is over het algemeen niet zeer bevredi
gend. Wel is waar zijn tot dusverre, met uitzondering van ééne stad, de in
komsten voldoende geweest tol bestrijding van gewone en buitengewone be
hoeften, maar de omstandigheid, welke zich over den afgeloopen jare bij
vernieuwing heeft doen kennen, te weten cene verminderde opbrengst van
accijnsen, vooral op die van het gemaal en geslagt, brengt te weeg, dat
met bezorgdheid de toekomst wordt te gemoet gezien.
Zoo hebben de accijnsen te Amsterdam over 1847 ongeveer 100,000 min
der opgebragt dan over 1846, terwijl wat het loopende jaar 1848 betreft,
over de drie eerste maanden de vermindering in vergelijking met hetzelfde
tijdvak van 1847 reeds ƒ57,000 beloopt.
Inlusschen zijn de behoeften, vooral in de groote steden, vermeerderende.
Hetgeen voor armen en voor verzorging van zieken gevorderd wordtwier
getal in 1847 wederom buitengewoon groot is geweest, is een bezwaar voor
de stedelijke financiënen de sommen welke tot het een zoowel als tot het
ander over 1847 in sommige steden zijn besteed zijn in de daad hoogst be
langrijk.
Zoo is in Amsterdam, ten behoeve van de beide gasthuizen, boven en be
halve de bij de begrooting toegestane toelage van ƒ155,000, nog 71,157.54
noodig geweest, terwijl die voor het Werkhuis 41,174.04 meer heeft bedra
gen dan hetgeen daartoe ter som van ƒ62,890 geraamd was.
Gelijke vermindering in de opbrengst der accijnsen heeft zich ook te Haar
lem doen kennen, terwijl de behoeften der armen groolcr worden. Dit heeft
het bestuur der stad doen besluiten 's Konings magtiging aan te vragen tot
de heffing van cene belasting op de huurwaarde.
De finantieelc slaat van zaken bij de gemeenten ten platte lande kan over
het algemeen genomen minder ongunstig worden genoemd.
Terwijl Noord-Holland, op zoo vele punten door de zee omgeven, steeds
b'ootgesteld blijft aan de kracht van dat vernielend element, en de geschie
denis leert door welke verwoestingen het vaak werd geteisterd is bet met
een gevoel van dankbaarheid jegens bet Opperwezen, wanneer men'op den
afgeloopen jaarkring terugziet. De winter is voorbijgegaan, zonder cenige be
langrijke schade aan de zeeweringen te hebhen toegebragt. De toestand waarin
die bolwerken zich bevinden, kan in alle opzigten gunstig worden genoemd.
Zij, aan welke de zorg voor de versterking en het behoorlijk onderhoud der
dijken is toevertrouwd, kwijten zich met loffelijken ijver van hunne taak,
en zien hunne daartoe aangewende middelen met zegen bekroond.
Het is meermalen opgemerkt, dat de werken van verdediging tegen de
kracht des waters, welke in lateren tijd zijn aangelegd, in voortreffelijkheid
uitmunten boven die van vroegere dagen en men ook daarin de lessen der
ondervinding niet te vergeefs volgt. Hieraan mag het dan ook wel voorna
melijk worden toegeschrevendathoezeer het onderhoud van het bestaande
of de versterking, waar dit noodig wordt bevonden, nog steeds groote uit
gaven vorderen, echter weinig nieuwe kapitale werken meer te verriglen zijn.
Ten bewijze hiervan kart onder anderen worden vermeld dat door de doel
treffende wijze waarop de Heldersche Zeedijk in den laatsten tijd is bevestigd
geworden, de jaarlijksche onderhoudskosten dezer zeewering van 8,800 op
ƒ8,800 zijn kunnen worden verminderd. Vervolg hierna.)
's GRAVENHAGE, 29 Julij.
Gisteren morgen heeft de Hertogelijke Familie van Saksen-Weimar-Eisenach
deze residentie verlaten en hare reis riaar Mannheim aangevangen. Vóór dit
vertrek hebben nog sommige leden van bet Koninklijk Huis bezoeken bij
het Hertogelijke Gezin afgelegd.
IIH. Excc. de Ministers zijn gedurende de gcheele week, des avonds ten
7 ure, vergaderd geweestdie bijeenkomsten waren allen van zeer langduri-
gen aard, sommige hebben tot middernacht geduurd. Men verzekert dat die
zittingen van den Ministerraad voornamelijk in verband hebben gestaan
1°. met de aangelegenheden van Limburg2°. met het vraagstuk der grond
wetsherzieningzijnde de antwoorden vastgesteld, die door de Regering zullen
worden gegeven op de bedenkingen, in de Afdcelingen van de Tweede Kamer
gemaakt ten aanzien van de bekende twaalf ontwerpen van wet, welke die
herziening inhouden, en 3°. tot de finantiële aangelegenheden des Rijks, in
verband met de voordragten van wetdie in de vorige week nopens dat on
derwerp aan de Tweede Kamer zijn aangeboden.
Men verneemt, dat in gereedheid gebragt wordt het voorloopig verslag
van de Commissie van Rapporteurs, betreffende de bedenkingen, in de Af
dcelingen van de Tweede Kamer, ten opzigte der ontwerpen van wet betrek
kelijk de gedeeltelijke afschaffing der accijnsen op bet gemaal en het geslagt,
en invoering eener belasting op de bezittingen en inkomsten.
Het gerucht, wegens de intrekking dier beide ontwerpen, is voorbarig te
beschouwen.
Alen verzekert dat er op dit oogenblik nog in geenen dcele het doel
bestaat om de ligting der nationale militie van 1848 in dienst te stellen.
Veeleer moet het voornemen hebben bestaan om de ligtingen van 1845 en
1846 huiswaarts te doen kecren wanneer die van 1847 genoegzaam in da
wapenhandeling gevorderd zou wezen doch het schijnt dat men dit voorne
men ten gevolge der verwikkelingen nopens Limburg, vooreerst heeft laten
varen.
MAASTRICHT, 26 Julij.
De Stedelijke Raad is op den 24stcn dezer bijeengekomen, ten einde te be
raadslagen over hetgeen er in de tegenwoordige omstandigheden moet gedaan
worden. Wanneer wij wel onderrigt zijn, dan zal een adres aan den Ko
ning worden aangeboden, om Z. AI. te verzoeken, dat hij het tegenwoordige
bestaan van het Hertogdom Limburg met Holland vereenigd trachte te doen
in stand houden, en wanneer de Regering zich aan het besluit der Frankforter
vergadering mogt onderwerpendat dan de stad Alaastricht overga tot het
Duitsche Verbond te gelijk met het overige der provincie, ten einde er grene
scheiding van de verschillende gedeelten des llertogdoms besta.
Nog heeft liet stedelijk bestuur een tweede adres aan Z. AI. afgezonden,
waarin hij op de meest dringende wijze verzocht wordt om, in overeenstem
ming met de grondwettige magt van ons land en II. D. bondgenootenal
die maatregelen te nemenwelke den tegenwoordigen staat van zaken over
eenkomstig de bestaande tractaten kunnen verzekeren, en niet toe te staan
dat de regten en belangen onzer stad, op welke wijze ook, benadeeld worden,
noch dat zij worde beroofd van hare tegenwoordige vrije handelsgemeenschap,
die haar zoo noodzakelijk is, dat zij, volgens de eigen woorden van een' onzer
Alinisters, in het tegenovergesteld geval als in de lucht zou hangen.
Een detachement artillerie, vergezeld van infanterie, heeft zich naar do
naburige gemeente llouthem begeventen einde het in de fabriek van Mevr.
Loiscl aanwezige buskruid weg te halen, en die fabriek ongeschikt te maken