gevorderd, moest de overgroote meerderheid zich ten slotte wel vcrcenigen in de afkeuring van het voorgedragen stelsel van vertegenwoordiging, in zijn verband en zijnen zamenhang beschouwd. Men ontkende daarbij de eigenaar- j dige moeijelijkheden niet, aan het ontwerpen van zoodanige grondwettige j bepalingen verhonden, krachtens welke er voldoende zekerheid zou bestaan, dat de Eerste Kamer onder het nieuwe stelsel steeds aan hare bestemming zou beantwoorden. Maar bij het groot gewigt der zaak mogt de Regering zieh door die moeijelijkheden niet laten afschrikken. II. De Raad van State. Door vele leden is met kracht op de opheffing van dit staats-ligchaam aangedrongen, terwijl weder anderen verklaard heb ben met een zoodanig ingerigten Raad van Stateals men vermoedde dat de Regering op het oog had, geen genoegen te kunnen nemen; zoodat de meerderheid ook op dit punt de gedane voorstellen onaannemelijk heeft gekeurd. III. De Godsdienst. Bij de behandeling van dit uiterst teeder piyil hebben zeer vele leden hun leedwezen betuigd, dat de Begering door het opnemen van het artikel in de Grondwet betrekkelijk de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen en de afkondiging der kerkelijke voorschriftener toe heeft bijgedragen om de aandacht der be volking algemeen op onderwerpen te vestigen, die steeds met groote behoed zaamheid moeten worden behandeld. Verscheidene leden hieven er nog op aandringen, dal het bedoelde artikel uit het VIde der ontwerpen van wet weder wierd weggenomen. De meerdeiheid echter, geleid door de begeerte, omzooveel in haar isde eendragt tusschen de burgers van den Staat te helpen bevorderen, verklaarde, iiu^eenmaal te dier zake hij de grond- wets-herziening een bepaald voorstel is gedaan, in dat voorstel te zullen berusten, onder de uitdrukkelijke voorwaarde evenwel, dat het nog eene in hun oog volstrekt noodzakelijke aanvulling erlangde. Zij wilde namelijk met duidelijke woorden in de Grondwet hebben uitgedrukt dat het afkon digen van kerkelijke voorschriftenzoodra daardoor het staatkundig terrein wordt aangeraakt, steeds bereikbaar zal zijn door de strafwet. Verscheidene andere leden konden zich niet geheel met deze zienswijze vereenigen. Zij verklaarden, dat zij onder gewone omstandigheden de opneming van eene bepaling van dezen aard in de Grondwet niet zouden hebben verlangd, maar dat zij thans, na al het deswege voorgevallene, tot geruststelling van velen, i het behoud daarvan, zonder nadere beperkingen, noodzakelijk achtten. IV. Het Onderwijs. Ook in verband met de wenschen naar meerdere vrijheid tot het oprigten van scholen en het geven van onderrigldie zich hier Ie lande toenemend en van incer dan ééue zijde hebben geopenbaard heeft de meerderheid geineend te kunnen toegeven, dat het beginsel der vrijheid van onderwijs in de Grondwet geschreven wierd, mits, gelijk trou wens het voorstel der Regering dit reeds medebrengt of doet veronderstellen alle scholen aan een naauwlcltend toezigt der overheid onderworpen blijven, dat toezigt door de wet geregeld worde en voor zoovrcl het middelbaar en 1 lager onderwijs betreft, voortdurend afdoende waarborgen voor de bekwaam- beid en zedelijkheid der onderwijzers heslaan. Desniettemin zou diezelfde meerderheid hare toetreding niet kunnen schenken, indien zij vrcczen moest, daardoor mede te werken tot het doen verflaauwen van die aanhoudende zorg voor het openbaar onderwijs in zijnen geheelcn omvang, welke bij art. 224 der bestaande Grondwet aan de Regering als een dure pligt is opgelegd, j Verscheidene leden gaven daarom bepaald het verlangen te kennendat het aangehaalde grondwettig voorschrift behouden mogt blijven. Voor de meer derheid echter was de hoofdzaak nog van eenen eenigzins anderen aarden meer bepaald tot de lagere scholen betrekkelijk. Die meerderheid, namelijk, doordrongen van de overtuiging, dat een goed ingerigt lager schoolwezen eenen allergewigtigsten invloed op de zedelijkheid en verstandelijke beschaving der natie uitoefent, en dat de schoolwet van 3 April 1806 uit dit oogpunt j zeer nuttig heeft gewerktmaakt hare toestemming ondergeschikt aan het j verwerven der meest mogelijke zekerheid bij de Grondwet zelve, dat al dit j goede niet zal verloren gaan. Zij verlangt uit dien hoofde, dat bij het vrijelijk toelaten der oprigting van bijzondere scholen door daartoe bevoeg- denal de aandacht der Regering op de openbare lagere scholen gevestigd blijve, zoodanig dat deze nergens ontbreken en door hare goede inrigting j en den geest van het daar gegeven onderwijs, den nadeeligen invloed tem- peren of te niet doen der eigenaardige gebrekendie misschien maar al te zeer vele nieuw op te rigten bijzondere scholen zullen aankleven. In dien geest dus dringt de meerderheid er zeer sterk op aan, dat het bij art. 2 van wets-ontwerp X voorgestelde artikel eene aanvulling erlangehoofdza kelijk strekkende oin tc bepalen, dat het voortdurend tot de bijzondere zorg der Regering beliooren zal, om te waken, dat in iedere gemeente, zonder onderscheidvan overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs worde gegeven. V. Het Regt van Vereeniging. De groote meerderheid ziet er geen over wegend bezwaar in om hij de Grondwet dit regtonder bepaalde voorwaar den, als beginsel te erkennen, waardoor dan, na de vaststelling der te dezer zake gevorderde wet, de toepasselijkheid van bekende strafbepalingen vervallen zou. Maar te gelijker tijd houdt die meerderheid zich overtuigd, dat het daartoe betrekkelijk art. 15 van wets ontwerp I nog eene aanmerkelijke wij ziging en uitwerking behoeft, om aannemelijk te kunnen worden geacht. Zonder te dezer plaatse in de bijzonderheden nopens dit punt te treden, zij bier alleen aangemerktdat de meerderheidook op het voorbeeld der te dezen aanzien met veel meer behoedzaamheid gestelde Belgische staatsregeling, eene splitsing verlangt tusschen de bepalingen, die het regt van vereeniging en de zoodanige, die het rpgt van vergadering betreffen; alsmede, dat men niet kan toegeven, dat, vooral wat het regt van vergadering betreft, genoegzame waarborgen zouden beslaan legen al de ongelegenheden en gevaren, die dauruiï kunnen voortvloeijen in de enkele, veel te weinig omvattende woorden, dat de uitoefening van zoodanig regt, in hel belang der openbare ordedoor de wet zal worden geregeld. In de zitting van de Tweede Kamer der Statrn-Generaal van gisteren zijn ingekomen twee Koninklijke boodschappen, vergezeld van een gelijk getal ontwerpen van wet. liet eerste strekt tot verhooging van Hoofdstuk X (Oorlog) der Sta.itsbegrooting over 1848; liet tweedetot aanvulling der middelen over 1848. De Commissie van rapporteurs heeft verslag uitgebragt over het ontwerp van wet tot opheffing van liet bijzouder fonds voor kwade posten wegens de personele belasting en het palent; tot aanvulling der haten en lasten voor den verkoop van domeinen; wegens de niet-aauvulling van eenige vacatures bij de provinciale geregtslioven. De beraadslagingen daarover zullen Woensdag en Donderdag plaats hebben. Daarna is beraadslaagd over het ontwerp van wet, tot het verstrekken eener buitengewone geldelijke bijdrage aan de Maatschappij van Weldadigheid, hetgeen na eene korte beraadslaging door al de tegenwoordig zijnde leden, namelijk 38, is aangenomen. tiet ontwerp tot aanvulling der baten en lasten van den achterstand over 1840 en vroeger heeft hij hel onderzoek in de afdeelingen tot geene bedenkingen aanleiding gegeven. Uit het algemeen verslag nopens het ontwerp tot regeling van het fonds, voortspruitende uit den verkoop der domeinen blijkt, dat de algeineene strek king van dit wetsontwerp, bij het onderzoek in de afdeelingen der Kamer, tot geen bedenkingen heeft aanleiding gegeven. Intusschen heeft men ge meend, ter dezer gelegenheid aan de Regering in overweging te moeten geven, of het, ook naar aanleiling van het daaromtrent reeds vroeger gerezen ver schil van gevoelen, niet wensehelijk is, dat er eene wet tot stand koine, ter bepaalde magtiging op de Regering, om met den verkoop van domeinen voort te gaan. Bij zulk eene wet zou nog eene andere, voor den valerland- schcn landbouw gewigtige aangelegenheid, namelijk de afkoop der doma- niaaltienden, kunnen worden geregeld. De Regering heeft daarop geant woord dat er eerlang zulk een ontwerp zal worden aangeboden. Laatst). Zaturdag avond heeft de Raad van State eene buitengewone ver gadering gehouden, die tot middernacht geduurd heeft. Men verzekert dat daarin zou behandeld zijn hel ontwerp van wet van finantiëlcii aard, dat van Regeringswege srdert eenigen tijd aan de Kamers is toegezegd en dat, naar men verzekert, aan de eene zijde strekt, om bestaande accijnsen af te schaffen, doch aan den anderen kant, nieuwe middelen uit te schrijven. Gisteren avond hebben HH. Exec, de Ministers eene vergadering gehou den, die ten 7 ure een aanvang genomen heeft en tot laat in den avond heeft geduurd. Met genoegen verneemt men dat de berigtcn die uit Homburg alhier ont vangen zijn, betrekkelijk den gezondheids-toestand van den Heer I.uzac, gelukkig gunstiger luiden. lu deze residentie is aangekomen en afgestapt aan hel Hotel den Gouden Leeuw, de Heer Mr. Géradts, Raadsheer in het Prov. Gercglshof van Limburg, die laatstelijk door de Provinciale Stalen van dat gewest, in plaats van den Heer Brerenbroek gekozen is tot lid van de Tweede Kamer der Slaten-Gene raal. Hij zal alzoo waarschijnlijk morgen zitting in de Kamer nemen. Het Journal de la Hage berigt, dat de Heer Roman, voor een paar dagen in deze residentie aangekomen er gisteren den dag doorgebragt heeft. Het Journal meldtdat voornoemde Heerdie in Louisiana met de eerste bedieningen van Staat hekleed is geweestna door zijn invloed de finantiële maatregelen voorbereid te hebbentot herstel van het crcdiet van dien Staat noodzakelijk, thans de voldoening gehad heeft door het huis Hope en Comp. voor het vervolg de betaling te regelen der renten van de verschillende te Amsterdam gesloten leeningenten laste van Louisiana. Het Journal doet het gewigt van dit berigt uitkomen door cr op te wij zendat Holland alleen voor eene som van 5 mil Koenen dollars of 12* mil- lioen guldens in die leening belang heeft. AMSTERDAM, 17 julij. Gisteren is in de Katholijke kerken dezer stad afgekondigd een rondgaande brief van Mgr. C. Belgrado, Vice-Superior van de Hollandsche Zending en Internuntius van Z. H. bij het Hof van Nederland. Zijne Hoogwaardigheid maakt den geloovigen bekend, dat hij de administratie der missie uit de han den van Mgr. van Gerra heeft overgenomen hij beveelt zich voorts in hunne gebeden, en vermaant hen tot de beoefening der goddelijke deugd, de liefde jegens den evennaasten. (De Tijd.) LEEUWARDEN, 15 Julij. Onze algemeen geachte en beminde Gouverneur, de Hoog Welgeboren Heer M. P. D. Baron van Sytzama, Staatsraad, enz. enz., is heden namiddag, omstreeks balf drie ureoverledenna eene korlstondige doch hevige onge steldheid. Reeds gedurende de laatste dagen was men voor zijn leven bedacht, ofschoon Z. E. sedert eenige dagen zich beter dan gewoonlijk bevond. De deelneming der ingezetenen in dit zoo hoogst smartelijk verlies is algemeen, daar het gehecle gewest niet alleen, maar ook de stad zijner inwoning bui tengewoon teel aan den waardigen overledene verliest. 's HERTOGENBOSCH, 15 Julij. De verloting door de vereeniging Hulpbetoon aan vlijtige armoedein het Hervormde burgerweeshuis alhier, door de armen in den afgcloopen winter vervaardigd heeft 669 opgebragt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 2