op wie hij vermoeden mogt hebben. De Heer Arago verklaarde alstoen niet ronder weerzin, dat bij bepaalde redenen bad om de Heeren Portalis, I.andrin en Jules Favre als drie der voornaamsle medewerkers lot den opstand te be schouwen, en dal zij, door middel van hunne volgelingen, de beweging der hevigste clubs bestuurd hadden. Men herinnert zich thans, dat terstond na bet gebeurde op den 15deD Mei de leden der uitvoerende commissie vermoedens van dien aard tegen de Heeren Portalis en Landrin zochten op te wekken iets waaraan men destijds weinig geloof hechtte; thans geldt het echter eene verklaring die een officieel ka rakter draagt. Indien wij wel ondcrrigt zijn, zouden de Heeren Lamartine en Ledru-Rollin dergelijke, hoewel niet zoo uitvoerige, aanwijzingen hebben gedaan omtrent de Heeren Portalis, Landrin en Jules Favre. De Heer Arago heeft nog andere personen genoemd. Zonder den Generaal Cavaignac bij name te beschuldigen, zuo heeft hij zich toch zeer over het ministerie van oorlog beklaagd. Regemeriten waren, naar zijn zeggen, ont boden geworden, maar het bevel was niet ten uitvoer gebragt. Er is meer, en dit is een onbetwistbaar feit: in den loop van Donderdag den 22sleo Junij zijn twee te Parijs gekazerneerde regeinenten zonder eenige geldige reden naar Amiens en Soissons afgezonden. Intusschen droeg de Generaal Cavaignac zelf, toenmaals Minister van Oor log, zoo weinig kennis daarvan, dat hij de zaak eerst vernam, toen hij des Zaturdags ecnigen zijner aides-de-camp naar de kazernen had afgezonden om bevelen over te brengen aan de troepen die hij dacht dat aldaar aanwezig wa ren. Weinig had het gescheeld of die omstandigheid had de zegepraal van den opstand verzekerd en zelfs was de Generaal reeds met den Heer Sénard Voorzitter der Nationale Vergadering overeengekomen, om onmiddellijk den zetel dier vergadering naar Versaille te verplaatsen en Parijs aan zijn lot over te laten; eene schikking, die door het afzenden van troepen naar het station van den spoorweg van Versailles reeds tot een begin van uitvoering was over gegaan toen het ontvangen van verscheiden gunstige berigteri omtrent den loop van zaken den moed der verdedigers van de orde deed herleven en men dien ten gevolge van dat voornemen afzag. Wat nu de tegenstrijdige bevelen die van het Ministerie van Oorlog zijn uitgegaan, betreft, zoo weet men reeds dat een der hoogste ambtenaren van dat departement, de Heer Conslantin in hechtenis genomen is, die beschul digd wordt, van een bevel tot het afzenden der troepen gegeven te hebben hetwelk de noodlottigsle gevolgen had kunnen hebben. Ook de Heer Charras en de Heer Flocon, de oude, Directeur van den Telegraaph te Parijs, worden verdacht van den aanslag begunstigd te hebben. In de nationale vergadering van eergisteren is het voorstel gedaan om al de roerende en onroerende goederen van Lodewijk Philips lot Staatsdomein te verklaren en de Prinsen te berigten dat zij gehouden zijn om binnen 6 maanden hunne onroerende goederen Ie verkoopen, daar die anders door de administratie der domeinen zullen verkocht worden. De Fransche Bank heeft aan de burgers die gekwetst zijn, 100,000 fr. verleend. De Generaal Duvivicr is gisteren aan zijne wonden overleden hij is de 6dc Generaal welken door de gebeurtenissen van Junij het leven heeft verloren. De Julijfecslen zullen dit jaar niet gevierd worden. De afdeelingen der nationale vergadering hebben over het stelsel van twee Kamers langdurige en gewigtige beraadslagingen gehouden. In bijna allen zijn zij afgeloopen. In eenigen heeft het stelsel der beide Kamers geze gevierd, bovenal in de tiende die het met 26 tegen 10 stemmen heeft aan genomen. -In een vertrek dat grenst aan een wachthuis van linietroepen op het Bas- tilleplein is, of met opzet of bij ongeluk, een zak met een menigte kardoe zen in brand geraakt, de uitbarsting is vreeselijk geweest. Een gedeelte van het d k is weggeslagen, een leidekker die er op was, twee ellen hoog op geworpen, doch gelukkig onbeschadigd op het dak neergekomen. De officier van de wacht is zwaar gekwetst naar 't hospitaal vervoerd, de soldaten heb ben weinig letsel bekomen. In de departementen blijft het rustig, gelijk in de stad zelve, in weer wil van allerlei uitstrooisels van hclsche werktuigen enz., die de menigte verontrusten. De Commissie van onderzoek doet gedarig nieuwe ontdekkin gen. Wat er van zij, het oproer dat den 23stcn Junij slechts 10 a 15,000 man verspreide linietroepen en onbedrevene mobile garde en een nationale had te bestrijden, die verdeeld was en het bewind wantrouwde, zou nu 150,000 wel vereenigde manschappen ontmoeten. Alleen het kamp van St. Maur telt er 15,000, en eerlang zal het 30,000 tellen. De Generaal Lamo- ricière wil de magt in het veld van Satory vereenigen, als digter bij de gevaarlijkste voorsteden en beter door het geschut van Vincennes gedekt. De nationale werkplaatsen der vrouwen zijn ook opgehevenzoodat er thans hier 25,000 vrouwen zonder werk zijn. Eergisteren heeft de lijkplegtigheid van den Aartsbisschop plaats gehad. De gehcele geestelijkheid van Parijs, de leden der Regering, de nationale ver gadering en de autoriteiten van Parijs, maakten een gedeelte van den stoet uit, waarbij zich ook deputation van werklieden en dames van de godsdien stige vereenigingen van Parijs gevoegd hadden. Gedurende den togt was het stoffelijk overschot voor aller oogen zigtbaar. De lijkmis had in de Lieve Vrouwenkerk plaats, en duurde van 11 J. tot 1 ure. Het schip der kerk was geheel met rouwfloers behangen, en bij de plegtigheid heerschte de diep ste stilte, alleen afgebroken door den lijkzang en de sombere roffels van de trommels. Het lijk is eerst ten 7 ure in den kelder nedergelaten. ITALIË, ROME, 15 Janij. De Kamer van Afgevaardigden heeft bij de steeds voortdurende beraadsla ging over het adres van antwoordmet bijna eenparige stemmen aangeno men eene zinsnede, waarin de Paus verzocht wordt, om het initiatief te nemen en de bevorderaar te zijn van de bepaling van een Italiaanschen Landdag, welke te Rome zou bijeenkomen, als zijnde de eenige stad, waar dig om het middenpunt der Italiaansche eenheid te worden. PRUISSEHi. BERLIJN, 8 Jul ij. In de Nationale Vergadering van den 7dcn is eene Koninklijke bood schap gelezen ter begeleiding van twee wetsontwerpen over het organiseren van den landweer en over het verpligt zijn der gemeente om vergoeding te geven voor schade door oproer veroorzaakt. Een voorstel otn aan de mindere klassen de belasting over de zes verloopen maanden kwijt te scheldenis naar de afdeelingen gezonden. De wapenstilstand voor 3 maanden is werkelijk met Denemarken geslo ten; 6 dagen na de ratificatie zal de blokkade der Duitsche havens worden opgeheven, en 10 dagen na de ratificatie de Duitsche schepen vrijgelaten. WUKT E MIS E HG. STUTTGART, 2 Julij. Z. M. heeft uit vrije beweging aangeboden om zijn inkomen van ƒ800,000 op ƒ500,000 te verminderen. De laatste Minister heeft nu ook zijn ontslag gegeven, zoodat er nu slechts Chefs der Departementen zijn, wier bezoldiging in plaats van ƒ10,000, die de Ministers trokken, thans ƒ4,000 is. Al de Wurtcmbergsche Gezanten buiten Duitschland zijn met 1°. Julij teruggeroepen, en worden door zaakgelastigden vervangen; hetgeen ook eene groote bezuiniging te weeg brengt. OOSTENRIJK. WEENEN, 3 Julij. Z. M. heeft den Aarthertog Stephanus benoemd tot zijnen onbeperkten plaatsvervanger voor Ilongarye. Het verbod van uitvoer van geld werkt hoe langer zoo nadeeliger op het handelsverkeer tusschco Oostenrijk en Duitschland en het overige van Europa, want het verhindert de Oostenrijksche kooplieden, boekhandelaren, in één woord, allen, die met het buitenland in betrekking staanhunne verpligtingen na te komen; en dit verbod werkt des te noodlottiger, omdat het maanden achtereen van kracht blijft, en zoowel de eigene onderdanen als den vreemdeling benadeelt. Wie zal onder zulke omstandigheden een Oostenrijkschen koopman, boekhandelaar, fabriekant enz. krediet geven. De Regering heeft besloten de legermagt in Italië op nieuw met 60,000 man te versterken. Het gerucht liep dat Venetië zou gecapituleerd hebben. FRANKFORT. 7 Julij. De deputatie die door de Duitsche Nationale Vergadering naar Wcenen afgezonden is, om aan den Aartshertog Johann het besluit, waarbij hij tot Rijks-stedehouder benoemd is, over te brengen, is in den namiddag van den 4den Julij te Weenen aangekomen. Op de feestelijkste wijze ontvangen heeft zij zich in plegtigen optogt, begeleid door de nationale garde, de studenten en eene tallooze menigte, naar de voor haar in gereedheid gebragte woning begeven. Den volgenden morgen ontving zij de stedelijke overheid en commis- siën uit de burgers, de nationale garde en de studenten en vervoegde zich met deze in staligen optogt en te midden van het vreugdegejuich des volks naar de woning van den Aartshertog, die haar, omringd door al de Ministers en door de Gezanten der verschillende Duitsche Staten, ten gehoore ontving. Na de voorlezing van het adres der Duitsche Nationale Vergadering en na eene aanspraak van den Heer Heckscher aan den Vorst, nam deze het woord en zeide: Mijne HeerenIk voel mij gevleid en vereerd door de op mij gevallen keuze tot de gewigtige waardigheid van Rijks-stedehouder, aan welke, zoo als de Bondsvergadering mij heeft te kennen gegevende Duitsche regeringen haren bijval hebben geschonken. «Het in mij gestelde vertrouwen, de mij bewezene welwillenheid leggen mij zware verpligtingen op. Die te vervullen is mijn innigste wensch. Ik gevoel in volle mate het eervolle en tevens het gewigt en de moeijelijkheidaan de mij opgedragen waardigheid verbonden. Moge mij God de noodige kracht ge ven om daaraan, tot welzijn des Duitschen vaderlands te beantwoorden; moge mij daarbij de medewerking van alle vrienden des vaderlands naar be- hooren ondersteunen! Slechts door eenheid, wederzijdsche gematigdheid, be langeloosheid in bedoelingen en liefde tot regtvaardigheid geraken wij tot het gewenschle doel. Ik, Mijne Heeren, en ik verzoek dat men daarvan over tuigd zij, ik koester geene andere eerzucht, dan aan het gemeenschappelijke vaderland op mijn gevordenden leeftijd mijne laatste krachten te wijden. In één enkel opzigl bevind ik mij in verlegenheid, cn deze ontstaat uit de stel ling, waarin ik alhier geplaatst hen. Deze verhindert mij reeds nu het tijd stip naauwkeurig te bepalen, waarop ik het rijks-stedehouderschap zal kun nen aanvaarden. Ik zal mij onverwijld met den Keizer, mijn allergenadigsten Heer, omtrent den aard en de wijze verstaan, waarop ik de pliglen mijner nieuwe betrekking met het mij door hem geschonken vertrouwen in overeen stemming kan brengeD." Nadat die toespraak door den Vice-President der Nationale Vergadering, den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 3