NOTIFICATIE. II i; U - I J IA. tende siraten wemelden van mensedendoch even spoedig ook was eene ontzagwekkende magt nationale gardes en soldaten op de been. Op het stad huis was de veiligheids-commissie vergaderdin welker midden de eerste Minister Batthyanyi verscheen, die zich zeer hevig uitliet over de vijandige gezindheid der burgers tegen de Israëlieten. Des avonds ten 7 ure begon men echter te plunderen en eer de nationale garde zich van de plaats meester maakte, waren verscheidene dier lieden deerlijk mishandeld. Ten 9 ure waren de straten gezuiverd en eenige honderd onruststokers in hechtenis. Heden echter ontdekte men dat het niet alleen op de Israëlieten gemunt was geweestwant ook aan vele woningen van Christenen waren de vensters inge slagen. De burgerij wil nu de verdrijving van een gedeelte der Israëlieten langs zoogenoemden wettelijken weg verkrijgenen ten dien einde worden petitiën rondgebragt om handteekeningen daarop te verkrijgen. De nationale gardes, die nog niet gewapend zijn, zullen nu van wapenen worden voorzien, en er zijn deswege reeds maatregelen genomen. DENEMARKEN. De vijandelijkheden schijnen vooreerst nog niet te zullen eindigendaar do Deensche Regering hare regten op het Hertogdom Sleeswijk niet zoo ligt zal laten varenvoor welke regten op grond van vroegere beschikkingen dan ook veel te zeggen is. Vooreerst maakte het van de vroegste eeuwen af een deel van Denemarken uit; het is alleen van het jaar 9311026 een Duitsch Markgraafschap geweest, en hoewel er later dikwerf over de persoonlijke opvolging van den Hertog geschil was, is het altijd aangemerkt tot Dene marken te behooren. De bevolking van het Hertogdom bestaat uit 180,000 Deenen150,000 Duitschcrs en 26,000 Friesen van Nederlaiidschen stain. In het noorden is de bevolking meer Deensch in het zuiden en in de hoofdstad meer Duitsch, en dewijl aan de eenige hoogr school, die te Kiel, alles Duitsch is, zoo gaat van daar natuurlijk over het gansche Hertogdom in geestelijkheid en ambtenaren een Duitschen geest over het land uit, waardoor de Deensche van lieverlede ondermijnd, verzwakt en verdrongen, in het Hertogdom zelf, in plaats van steun, slechts zwakken en verdeelden bijval vindt, bet Duitsche beginsel, toen nu een paar jaren geleden geschil ontstond over de opvolging, zich racer liet gelden, en de Duitsche aanhang verzocht dat het Hertogdom toch een deel van het Duitsche Verbond zon uitmaken. Het Duitsche Verbond zag zulks gaarne; want hierdoor verkreeg het een gedeelte van de kust aan de Oostzee met verscheidene havensen zag welligt al in hooggespannen verbeelding, daarin reeds een vloot van oorlogschepen van het Duitsche Verbond prijken. De regtvaardigheid echter vordert dat men bovenal de ware nationaliteit van een landstreek niet miskenne; dal men bij aansluiting aan een gemeen schappelijk verbond, iedere landstreek vrij late om onder dat gebied te staan waar het volgens regt en billijkheid in de eerste plaats onder behoortter wijl minnelijke schikking in ieder geval boven de kansen en rampen van den oorlog te verkiezen zijnwaarbij zoo vele onsehuldigcn in jammer en ellende gestort worden, lot ten laatste de strijders uitgewoed en uitgeput, toch eindigen waarmede zij hadden behooren te beginnen, namelijk met in wederzijdsche schikkingen te komen. HOL§TEIN. RENDSBURG, 24 April. Volgens brieven van een ooggetuige was het gevecht bij Sleeswijk naauwclijks p geëindigd, toen men overal op het slagveld Sleeswijkers bemerkte, die de lijken plunderden. De Deenen hadden bij Flensburg overal een doek over het aangezigt der dooden geworpen en schildwachten daarbij geplaatst, hoewel deze natuurlijk niet konden verhinderen, dat sommigen van hun geld, horo- logiën enz. beroofd werden. De Duitschers hadden dit verzuimd en dit ver zuim werd verschrikkelijk gewroken. Het Duitsche gemeen heeft de dooden (welligt ook de zwaar gewonden) tot op het hemd nitgeschud. Een verschrik kelijker gezigt, zegt de brrigtgever, dan de lijken, die ik heden morgen in eene schuur zag liggen, zag ik nimmer. Sommigen waren geheel naakt. Een officier had men, met uitzondering van zijn rok, geheel uitgekleed. De overigen waren van alle bruikbare kleedingstukken volkomen beroofd. VEREENIGDE STATEN. De dagbladen van New-York berigten den dood van een der rijkste mannen van de tegenwoordige eeuw, namelijk, van Johan Jacob Astor, die in Julij 1763 geboren is te Walddorp bij Heidelberg, in het Groothertogdom Baden, en den 29stcn Maart 1848, in 85-jarigen ouderdom, te New-York overleed. Sedert 1784 was hij te New-York gevestigd en had zijn vermogen in den pel terij-handel verworven. Men schatte zijne eigendommen op 125 mill, guldens; zijn jaarlijksch inkomsten beliep 5 mill, guldens. Hij laat dit inkomen na aan twee zonen, waarvan de een, reeds sedert zijne geboorte, in een slaat van onnoozelheid verkeert. STADS BEMETEN. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS der Stad LEYDEN, gezien heb bende de Notificatie van Hun Ed. Gr. Achlb. de Heercn Gedeputeerde Staten van Znid-Hollandin dato den 7den Januarij jl.Provinciaalblad N°. 4) betreffende den Herijk der Maten cn Gewigten in Zuid-Holland, en gelet op de Voordragl van den Arrondissemenls-IJker alhier, van den 23,,en dezer maand, geven mits dezen den Ingezetenen dezer Stad hunne verpligting te kennen, tot het doen Herijken van al de bereids te voren geijkte Lengte- en Inhoudsmaten en Gewigten, benevens de bij de Inhoudsmaten voor drooge waren behoorende sfrijkels, waarmede deze, overeenkomstig Art. 8 van Zr. Ms. besluit van den 21stcu December 1822, Staatsblad N°. 54) moeten wor den afgestreken. En worden zijlieden ten dien einde opgeroepen, ter bezor ging der gemelde Maten en Gewigtenwel schoon gemaakt en gezuiverd aan het Lokaal van den Ijk, in de Lange Schools'eeg. Zullende daartoe, tegen dadelijke betaling, worden gevaceerd: Voor Wijk VII, 1 Mei. VIII, 2den, 3de[1 en 4Jen Mei; telken dage des morgens van 8 tot des namiddags 2 nre. En waarschuwen Burgemeester en Wethouders voornoemdallen en een' iegelijk wien het aangaat, met herinnering tevens aan art. 2 van Z. M. besluit, in dato 30 Maart 1827, Staatslln°. 13) om op bovengemelde dagen, (na welke de Arrondissements-IJker zich overeenkomstig art. 10 der Notificatie van H. Ed. Gr. Achtb. de HH. Ged. Staten van Zuid-Holland, in dato 18 Ja nuarij 1822, tot uitoefening van den Herijk der Buitengemeenten van het Arrondissement moet begeven, en alzoo buiten de mogelijkheid is, om geree- delijk aan het verlangen der verzuimdhebbenden te voldoen,) zich overeen komstig hunne verpligting omtrent dezen Herijk stiptelijk te gedragen, ten einde buiten bekeuring te blijven zullende er, na den bepaalden termijn, ingevolge dispositie van H. Ed. Gr. Achtb. de IIH. Ged. Staten van Zuid-Hol land, in dato 22 Novemb. 1831, geene verlenging van tijd, of zoogenaamde nadagen, gegeven worden. Wordende de belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd aan de Notificatie van II. Ed. Gr. Achtb. Gedcp. Staten van Zuid-Hollandin dato 4 Augustus 1820, volgens welke de ijkpligtigheid zich uitstrekt tot alle handel- en neringdoende lieden, Fabrikeurs en Ambachtslieden, die, in hun nen handel of hun bedrijf, eenige Maten of Gewigten gebruikenen de Apo thekers of Medicijnbereiders in het bijzonder, aan art. 3 en 5 van Z. M. besluit van 21 October 1819, Staatshln°. 52) bepalende hunne gehoudenheid tot het bezit van een vol stel gewigtenen medeverpligting tot den jaarlijkschen Herijk van hetzelve, alsmede aan het Koninklijk Besluit van 5 Febr. 1826, n°. 153, volgens hetwelk de, bij derzelver eersten Ijk gestempelde, greinge- wigtenzonder die eene nadere stempeling te doen ondergaan jaarlijks door den Ijker moeten worden nagezien en onderzocht. En wordt wijders, door deze, ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaarletter, gedurende 1848, voor den ijk der maten en gewigten bepaald is de letter i©. Aldus gedaan bij HH. Burgemeester en Wethonders der Stad Leyden, op den 278,en Maart 1848. DU RIEU, Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, brengen bij deze ter kennis van de Ingezetenen dezer Staddat het Kantoor van Ontvang der Directe Belastingen met den eerste Mei aanstaande, zal worden gehouden in het huis aan de westzijde van de Mare, Wijk V. N°. ||.i. DU RIEU. Leyden27 April 1848. Ter ordonnantie van dezelve. v. PUTTKAMMER. KERKNIEUWS. Z. M. heeft goedgekeurd de door de Kerkeraden der Hervormde Gemeenten te Amsterdam, Scherpenisse, Nicuw-BeertaVierhuizen Spaarnwoude, Grijps- kerke, en door dien der Luthersche Gemeente te Wildervank uitgebragtc be roepen op DD. H. A. G. Brumund te Vlaardingen H. Z. A. Gutteling aan den Bommel, S. Coolhaas van der Woude te Roderwolde, O. V. Ookken te Solwerd en de Candidaten A. G. JansB. Drijber en II. A. Benit. Ds. H. L. Oort te Delft heeft het op hem door den Kerkeraad der Hervormde Gemeente te 's Gravenhage uitgebragt beroep aangenomen. De Kerkeraad der Hervormde Gemeente te Leerdam heeft als tweeden Predikant beroepen Ds. C. C. Voorhoeve te Ophemert. ENKHUIZEN, 27 April. Gisteren avond is door den Kerkenraad der Herv. Gemeente alhier, ten gevolge van het bedanken van Ds. Sluiter, van Terwoldevoor het op hem uitgebragte beroep, het volgende twaalftal cn zestal opgemaakt: DD. Bernste Spankeren Clant, te Hoog karspelCats Wor, te Mijdrecht; Hallo, te Neder-Hemertter Haar Romeny, te Eemnes (binnen); Haverkamp Begeman, te Geervliet; van der Hoeve, te Keppel; Jun- gins, te Rijswijk; van der Lee, te Grootebroek; Matthes, te Valkenburg; Vinke, te Noordeloos, van Simmeren, te Oost- en Wcst-Graftdijk, de laatste bij herslemming tegen de Goeje, te Heerenveen en Verbeek, te Doorn. Waaruit vervolgens is opgemaakt het volgende zestal: DD. Berns, te Spanke ren; Hallo, le Neder-Hemert; Matthes, te Valkenburg Vinke, te Noorde loos; Cats Wor, te Mijdrecht; Jungius, te Rijswijk, de twee laatslen bij herstemming tegen Ds. Clantte Hoogkarspel. AD VERTENTI EN. Ondertrouwd: HERMANUS PETRUS ALOUISIUS van WENSEN, Leyden, en 27 April 1848. ANNA GEERTRUIDA ENGELINA SCHMIER. Eenige Kennisgeving Heden beviel van eene DOCHTER M. C. COCKUYT, geliefde Echtgenoote van Leyden, 28 April 1848. Pr. van GEER, Eenige Kennisgeving.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 3