LEYDSCHE COURANT# MAANDAG, 13 MAART. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt Do Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 11 Maart. Men verzekert dat de ligting der nationale militie van 1847, met 1° April in dienst zal worden gestelden die van 1848 den lsten Mei reeds onder de wapenen zou komen. De ligtingen van 1843 en 44 zouden voorloopig in reserve blijven. De Hertog Bernhard van Saksen-Weimar, Luitenant-Generaal in Nedcrl. dienst, wordt eerlang hier te landverwachtom zoo men verneemt we derom het bevel van een deel des legers op zich te nemen. Onze grensvestingen worden in staat van oorlog gebragt. In plaats van den Heer Malthes, die, in dienst van 'tNederl. Bijbel genootschap, eerlang naar Celebes vertrekt, is tot Sub-Director van het Rot- terdamsch Zendeling-Instituut benoemd de Heer G. K. Niemann Phil. Thcor. Lilt. Hum. Cund., Student aan het Nederl. Luthersch Seminarium. 's GRAVENHAGE 11 Maart. De ontwerpen van wetsveranderingen in de Grondwet loopen over de volgende punten 1. Nadere omschrijving van art. 4omtrent de toelating en uitzetting van vreemdelingen. 2. Uitbreidende bepaling van art. 7van het vereischte van Nederlander, voor benoemingen tot hooge betrekkingen. 3. Bepaling hij art. 57: verdragen met het buitenland, die tegen cenige wetsbepaling mogten strijdenof afstand of ruiling van grondgebied inhou den, niet door den Koning mogen worden bekrachtigd, dan na goedkeuring bij eene wet. 4. De 2de en 3de zinsneden van art. 59waarbij de mededeeling van den geldelijken toestand der volkplantingen en de regeling bij de wet van het gebruik van het batig slot wordt vaslgesteld, worden meer omschreven, vooral door de inlassching van de volgende zinsnede: »De koloniale overmakingen en het gebruik derzei ven worden jaarlijks aangewezen in eene algemeene rekening; zij wordt telkens door eene Staats-Commissic van 9 leden onderzocht, met het doel om zich te vergewis sen, dat die overmakingen behoorlijk zijn verantwoord, en dat daaruit geene uitgaven zijn gedaan niet strekkende ten dienste der koloniën. Die Staats commissie is te zamen gesteld uit elke der beide Kamers van de Staten- Generaaluit den Raad van State, en uit de Algemeene Rekenkamer, door die collegiën aan te wijzen. De Secretaris der Commissie wordt door den Koning benoemd." 5. Eene wijziging in het bij art. 68 bepaalde Koninklijk regt van gratie, terwijl omtrent het regt van dispensatie bij art. 67 bepaald, nog dit nieuwe art. wordt ingevoegd »De Koning heeft het regt om de werking eener wet te schorsen of te wijzigen, in de gevallen, op de wijze en voor den tijd bij de wetten te be palen." 6. Achter ait. 72, handelende over het overleg des Konings met den Raad van State, wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd: »De Raad van State doet uitspraak in administrative regtszaken. Bij de wet worden de gevallen waarin, en de wijze waarop dit plaats heeft, bepaald." 7. Bij het artikel 82 wordt nog ingevoegddat de wet de wijs regelt van ontslag van een Lid der Eerste Kamer, wegens ouderdom, ziels- of ligchaamsgebreken. 8. Na het bovenstaande volgt een nieuw artikeldat het getal leden van beide Kamers bij de wet kan worden vermeerderd. 9. Bij art. 108, hetwelk voorschrijft dat de voorstellen des Konings, eer zij in de Kamer komeneerst in de afdeelingen moeten worden overwogen wordt nog gevoegd »Er kunnen veranderingen in een voorstel des Konings worden voorge dragen, op de wijze bij de wet te bepalen. Over dezelve wordt bij de volle Kamer niet geraadpleegd, dan nadat zij, met toestemming des Konings in de afdeelingen zijn overwogen." 10. Bij dit ontwerp wordt voor art. 126, omtrent de verantwoording der geldmiddelen, dat meer in algemeene bewoordingen was vervat, het vol gende, dat meerdere en nader omschrevene bepalingen bevat, in de plaats gesteld «Jaarlijks worden door den Koning aan de Staten-Generaal medegedeeld de door de Algemeene Rekenkamer afgeslolene rekeningenbevattende de goedgekeurde ontvangsten en de verevende uitgaven tot een afgeloopen be- grootings-dienstjaar of tot de bij de wet vastgestelde fondsen bchoorende, met bijvoeging van staten der bij de Algemeene Rekenkamer niet goedgekeurde ontvangsten en onverevend geblevene uitgaven; de posten op die staten ver meld, worden bij de wet geregeld." 11. Vervallen-verklaring van artt. 6, 128, 130, 131, 132 en 133, over de zamenstelling der Provinciale Staten, Stedelijke Regeringen, Kiczers-Col- legiën en landelijken stand zij worden vervangen door het volgende artikel »Het getal leden van de Provinciale Staten door eiken stand te benoemen, de wijze waarop die benoemingen geschieden, mitsgaders de vercischten en bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale besturen, worden bij de wet geregeld." Art. 129, over de ridderschapwordt aldus gewijzigd: »In elke provincie maken de edelen eene Ridderschap uit. »De vcreischten om lid eener Ridderschap te zijn, worden door de wet bepaald. »De Ridderschappen ontwerpen overigens zoodanige reglementen, als zij noodig oordeelenen zenden die aan den Koning ter bekrachtiging." Bij art. 135, over de Gouverneurs, wordt gevoegd, dat zij niet mede stemmen mogen bij keuzen of voordragten van personenwaartoe de Grond wet de Staten roept. Art. 150 en 151, waarbij bepaald was, dat de magt en werkkring der Provinciale Staten, bij door hen gemaakte en door den Koning goedgekeurde reglementen zou worden bepaald en de benoeming van Gedeputeerde Staten geregeld, wordt aldus veranderd: »De Provinciale Staten benoemen uit hun midden een collegie van Gede puteerde Staten, aan hetwelk alles wat tot het dagelijksch beleid van zaken en de uitvoering der wetten betrekking heeft, moet worden opgedragen, en zulks hetzij de Provinciale Staten vergaderd zijn of niet. »üe zamenstelling van de Collegiën van Gedeputeerde Staten, alsmede de bevoegdheid om aan die Collegiën deel te nemen, worden bij de wet ge regeld. Art. 151. De wijze waarop het gezag en de magt der Staten wordt uit geoefend wordt hij de wet geregeld." 12. Hierbij wordt art. 144, omtrent de beschikking van de provinciale belangen alleen in den stijl gewijzigd terwijl de bij art. 148 vastgestelde verantwoordelijkheid in den aanleg en bekostiging van openbare werken, bij een nieuw artikel bepaalder geregeld wordt. 13. Art. 152 en 153 hetwelk de regeling en bevoegdheid der besturen ten platte lande vrij onbepaald hadden omschrevenhebben eene vereenvou digde en verbeterde redactie bekomendie veel onbestemds opheft. 14. Art. 155 en 156 hielden in, dat de invoering van plaatselijke belastin gen, eerst aan het oordeel der Prov. Staten moest worden onderworpen, en dan door den Koning goedgekeurd de veranderde artikelen bepalen eerst de goedkeuring des Konings voor de zaak zelveen dan die der Prov. Staten voor de wijze van inning. 15. Achter art. 164, hetwelk bepaalt dat het regt alleen wordt uitgespro ken door regtbaoken volgens de grondwet, zal een art. volgen, dat de wet de wijze regelt waarop tusschen administrative en regterlijke magt wordt beslist. 16. In art. 166 waarhij bepaald is dat niemand (ten zij op heeler daad betrapt) in hechtenis mag worden genomen, dan op een bevel van den Reg- ter, wordt het op heeter daad veranderd in: helialce in de gevallen bij de wet bepaald. 17. Art. 180 bepaalde dat in elke provincie een liof zou zijn, ten ware bij de wet een hof over meer dan eene werd gesteld; thans staat er: Er is een Gcregtshof voor een of meer Provinciën. De benoeming die voor de eerste bepaald is uitgedrukt, zal voor de laatste nader bij de wet worden geregeld. Bij art. 181 was het beleid der criminele justitie opgedragen aan de pro vinciale hoven en regtbanhen wier oprigting daartoe noodig zal bevonden wordenvoor dit laatste leest menof aan de daartoe bij de wet aan te wijzen Regtbanhen. 18. Art. 184, over de aanstelling van regterlijke ambtenaren voor het leven, noemt de Leden en Ministers van den Hoogcn Raad Prov. Hoven en Iiegt- bunken, benevens de Proe,-Generaal en lloofd-OIIicicren hij dezelve; het ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 1