KENNISGEVING. BURGEMEESTER in WETHOUDERS der Stad LEYDEN, brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden, dat, aangezien de zoogenaamde St. tiieoiaas-tvoud dit jaar op Zondag den 5den December invalt, de viering van denzelven op Zaturdag Jlvond bevorens zal plaats hebben. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DU RIEU. Ley den, 22 November 1847. Ter ordonnantie van dezelve, Y. PUTTKAMMER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen mits deze ter kennisse van de belanghebbenden, dat van den Heer Controleur der Directe Belastingen is ontvangen het Vijfde Voljaars Aanvulling-Kohier voor de Belasting op het Personeel, dienst 1847 en 1848, hetwelk op den 27sten November jl. is executoir verklaarden op heden aan den Heer Ontvanger verzonden. DU RIEU, Ley den2 December 1847. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. BINNENLANDSCHE BE BIG TEN. LEYDEN, 2 December. Sedert eenige weken houdt zich de Heer J. Kayser alhier bezigmet het vervaardigen van portraiten van beroemde mannen, van welke er reeds velen te zien zijn. Zij onderscheiden zich zoowel door eene allertreffendste gelijkenis, als door üksche en keurige teekening. Het zeldzaam kunsttalent van den Heer J. Kayser, vereiseht slechts drie of vier uren om zijn papier als in eenen tooverspiegel te veranderen. Deze afbeeldingen zijn voor den steendruk be stemd voor welke uitgave hij in ieder land eenen geaccrediteerden uitgever wenscht te vinden. Reeds heeft deze Heer de portraiten te 'sGravenhage, Amsterdam en vele van hier voltooiden zal nog slechts weinige dagen hier Vertoevenzoodat het te hopen is dat de Heeren aan wie hij zijne uitnoodi- ging gedaan heeft, spoedig daaraan zullen willen beantwoorden; want daar de Heer Kayser het voornemen heeft deze afbeeldingen door geheel Europa te verzamelenzal hij niet in staat zijn hier terug te komenom deze verzame ling, welke hij enkel uit afbeeldingen van zijne hand wil doen bestaan, ver der zoo volledig te maken als hij zichals het hoogste doel zijner onderne ming voorstelt. Het Nederlandsch Bijbelgenootschap besloot onlangs, op een schoon en zaakrijk rapport van den Amsterdamschen Hoogleeraar Vethpersonen naar Oost-Indië te zenden om zich te oefenen in de Macassaarsche en Boeginesche taal en in die der Batta'sten einde de vertaling der H. Schrift voor de Boe ginesche en Macassaarsche Staten op Celebes en voor de Battalanden op Su matra voor te bereiden en zoodra mogelijk aan te vangen. Het Genootschap heeft thans een allezins geschikt persoon voor de zending naar Macassar ge vonden in den kundigen, ook in de Oostersche taalstudiën zeer ervaren sub- director van bet zendelingshuis te Rotterdam, den Heer B. F. Matthes, Evangelisch-Luthersch Proponent. 's GRAVENHAGE1 December. De Minister van Finantiën heeft, onder het postmerk Oosterhont, twee bankbilletten ontvangen, ten behoeve van 's Rijks schatkist, groot te za- men 50. De Minister van Marine zal den 3dcn dezer geen gehoor verleenen. Den 26steD November zijn alhier uitgewisseld de akten van bekrachtiging op het verdrag van scheepvaart en handeltusschen de Nederlanden en Zwe den en Noorwegen, den 25sten September jl. te 'sGravenhage geteekend. Het heeft Z. M. den Koning van Pruissen behaagdden Baron van Hardenhroek, Kamerheer van H. K. H. Mevrouw de Prinses van Oranje, te benoemen tot Ridder der Orde van St. Jan van Jeruzalen, en den geheimen I.egatieraadden Heer von Weckerlin, Secretaris van H. K. H., tot Ridder der Orde van den Rooden Adelaar 3de klasse; terwijl Z. M. de Koning van Hannover aan bovengenoemde Heeren het Ridderkruis der Koninklijke Guel- pen-Orde geschonken heeft. De Arrondissements-Regtbank heeft zich eergisteren en gisteren bezig gehouden met de behandeling der zaak van Govert Pieter Verploegh, aange klaagd van opligting, door gelden voor zich te houden onder het voorgeven dat hij aan personen betrekkingen, posten of ambten zou bezorgen. In den aanvang van 1846 kwamen er bij het Openb. Min. bescheiden in die aantoonden dat er kwade praktijken gepleegd werden, of dat men van de ligt- geloovigheid van vele personen misbruik maakte. Zoodra het Openb. Min. nadere aanwijzingen bekomen had dat de beklaagdeonder het valsche voorgeven van posten te zullen bezorgen, aan vele lieden geld had afgeperst, volgde in Augustus 1846 bevel tot zijne gevangenneming. Intusschen had de beklaagde op het dreigend gevaar het land verlaten. Eerst in den zomer van 1847 gelukte het, den beklaagde gevangen te nemen. De uitslag der instructie is geweest, de verwijzing van den beklaagde ter zake van opligting, naar de openbare teregtzitting. Zeventien getnigen verklaarden hoofdzakelijk het volgende: In het Han delsblad van den 19Jc" Januarij 1846 kwam voor een voordeelig berigt, waarin men personen die eene vaste betrekking verlangdenopriepom zich, onder zeker adres, daartoe aan te melden. De bedoelde personen hebben brieven gezonden en nadere informatiën verzocht. Zij ontvingen een' brief daarop, geteekend II. v. II., waarin hun de diepste geheimhouding werd verzochtzoowel in het belang van het welslagen van het doelals oin de tcederheid der verrigtingen van de zijde der aanbieders. Daarin werd ver klaarddat het de Regering zelve was, en dat, indien de verzoekers naar zoodanige landsbetrekking wilde dingenzij daarvan geheimzinnig kennis moesten gevenin welk geval hun de voorwaarden nader zouden worden bekend gemaakt. De verzoekers schreven daarop een' brief. Toen werd hun een tweede brief gezonden, waarin gezegd werd, dat de schrijvers in staat waren, door hunnen invloed bij de Ministeriën van Binnenlandsche Zaken en Finantiën, voordeelige posten te bezorgen. Er werd dan gevraagd ƒ600 voor het brengen op de candidaten lijst. Zoodra men die som wilde ver strekken, ontving men een' derden brief, inhoudende, dat de aard der be trekking die men verlangde, diende te worden opgegeven; hetgeen van de kennis en de geschiktheid der personen afhing. Bij dien brief werd dan eene uitgebreide lijst gevoegd van de betrekkingen die er open waren. Als de personen zich verder met de zaak inlietenhielden zij een gesprek met zeke ren Heer Godefroidie echter niemand anders was dan de beklaagde Ver ploegh. Deze ontving het geld, gaf daarvoor quitantie, en deed zich voor als vertrouwde tusschenpersoon. Nadat hij hen lang gepaaid had, schreef men hun dat men het geheim niet genoeg bewaard had, enz., dat hij in de onmo gelijkheid was om hun thans eene betrekking te bezorgenenz. Geen van de requestranten is geplaatst. Uit de verhooren is geblekendat Verploegh te Amsterdamonder den naam van Godetroiwel een 100-tal personen gesproken heeft. Toen vele requestranten bespeurden dat zij bedrogen waren, hadden zij de zaak ter kennisse van de autoriteiten gebragt, die aldus geheel op het spoor kwamen. De beklaagde is vervolgens mede verhoorden heeft verklaard dat hij zich van logens bediend had om geld te bekomen, doch dat hij het stellige voor nemen had den 49 bedrogenen het geld terug te geven en verklaard dat volstrekt geen ambtenaar tot hem in verband Stond. Het Openbaar Ministerie heeft gevraagd waarover rnen zich het meeste moest verwonderen, over de verregaande onbeschaamdheid van den opligter, of over de groole ligtzinnigheid en Jigtgeloovigheid der opgeligten. Hij heeft zijn genoegen betuigd dat gebleken is dat de blaam door den beklaagde op de ambtenaren gelegd, geheel en al is ongegrond en onverdiend, en er zelfs geen schijn bestaat van misdadige omkoopingenen ten slotte gerequireerd dat de beklaagde zou worden schuldigd verklaard en veroordeeld tot 5 jaren gevangenis, boete van ƒ1,500, in de kosten en ontzetting der burgerregtcn gedurende den tijd van 10 jaren. De beklaagde Verploegh heeft getracht zich te verdedigen. HoofJzakelijk kwamen zijne beweringen daarop neder, dat hij zeer wel wist dat het oog merk 't welk dé geldgevers bedoeldenniet zou worden bereiktmaar dat bij met hun geld op zoodanige winstgevende wijs wenschte te speculeren of liever te spelendat zij ruime renten zouden trekken en zij hun kapitaal steeds terug zouden kunnen bekomen. Indien al die personen het geheim hadden bewaard, dan zou, naar hij zegt, de speculatie gelukt zijn. Als hij vrijgesproken mogt worden, gelijk hij vertrouwt, dan stelt hij zich voor te bewijzen, dat zijn voornemen edel en goed was, doch mogt hij worden ver oordeeld dan zullen de geld gegeven hebbende personen het aan zichzelven te wijten hebben, indien het grootste gedeelte van hun kapitaal verloren mogt gaan. Na eene korte repliek door het Openbaar Ministerie, en na verklaring door den beklaagde, dat hij bij zijne voorgedragene verdediging niets verder te voegen had, is de uitspraak bepaald op aanstaanden Maandag. AMSTERDAM, 1 December. Met groot genoegen kunnen wij melden, dat thans voor het volle bedrag van het waarborg-kapitaal van ƒ400,000 2 pCts. Nat. Werk. Schuldten behoeve der Spaarbank alhier, is ingeschreven, en dat alzoo nu niets meer in den weg staat aan de oprigting dezer nuttige instelling, waaraan de hoofd stad zoo dringend behoefte heeft. ASSEN, 29 November. Het Provinciaal Hof alhier heeft het verlies te betreuren van een kundig en ijverig lid, Mr. A. S. Nysingh, sedert 1838 Raadsheer. Hij overleed den 27slen dezer in de luacht zijris levens. Vroeger verwierf hij zich als Advocaat en Procureur bij de Regtbank van eersten aannleg alhierden naam van een s'cherpzinnig en uitstekend regtsgeleerde. BUITENLAJNDSCHE BERIGTEN. RÜSL AST». PETERSBURG, 18 November. Z. M. heeft ter voorziening in de onkosten van den spoorweg van hier naar Moskaueene builenlandsche leening verordend van 14 mill. zilv. roeb. tegen 4 pCt. De inschrijvingen zullen uitgegeven worden in gelijke aandeelen van 500 z. r., verdeeld in 560 seriënieder van 50 inschrijvingen. De renten vervallen op 1 October en 1 April, en beginnen met den lsteD October 1848. De amortisatie begint een jaar later. De leening is opgedragen aan het Ban kiershuis Stieglitz alhier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 2