LEYDSCHE COURANT. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt Maandag, Woensdag en De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt VRIJDAG, 24 SEPTEMBER. de afzonderlijke nummers worden tegen 10 uit Zaturdag avond. Centen afgegeven. W, 115. LEYDEN, 23 September. Het Handelsblad bevat onder Leyden een correspondentie-artikel waarin beweert wordt dat bet getal Studenten alhier hetwelk vroeger vijf a zeshon derd zou bedragen hebben weldra tot driehonderd zal verminderd zijnen dat niet alleen het Staats-examen hiervan oorzaak zou zijnmaar ook dat de meeste der toegelatene Studenten thans naar Utrecht en Groningen gaan en onze Akademie vermijden, terwijl in vorige jaren steeds het omgekeerde het geval was. Het is gemakkelijk zoo iets te schrijven en voor Utrechtsche en Groninger bladen verleidelijk genoeg om gretig te worden overgenomen, maar waar mede bewijst die correspondent de waarheid zijner bewering Het tegenover gestelde van dit leugenachtig berigt blijkt uit het aantal ingeschrevene Stu denten dat nu reeds veel aanzienlijker is dan na het eerste en tweede Staats examen. Het is gemakkelijk de oorzaken van dergelijke berigten te doorgron den, die gelukkig op eene stichting als de Leydsche School van geen invloed zijn en alleen dienen kunnen om een onkundig publiek voor éénen dag te misleiden. Gelukkig hangt de bloei eener Hoogeschool niet van correspondentie-artike len in dagbladen af; Wij zouden kunnen vragen wie toch de Correspondent van het Handelsblad is, die daarin telkens betreffende de Leydsche Hooge school geheel onjuiste en leugenachtige berigten laat opnemen? waarlijk de zoodanige werkt tot den goeden naam van en het vertrouwen op het Han delsblad niet mede. Heden mogt het den Hoogleeraar SI. Siegenbeek gebeuren, om ten aan- hoore van een talrijke menigte waaronder het geheele Collegie van H. H. Cura toren en Hoogleerarenbenevens vele zijner oude vrienden en voormalige leerlingen, ook van elders daartoe overgekomen, plegtige gedachtenis te vieren van zijn 50-jarig Hoogleerambt aan deze Hoogeschool voorzeker een uiterst zeldzaam voorregt. Zijn Hooggeleerde heeft thans zijn 73ste jaar bereikt en aanvaardde het Hoogleerambt als Buitengewoon Hoogleeraar in de toen nieuw opgerigte leerstoel der Nederduitsche Welsprekendheid, op den 23sten September 1797, trad in 1799 als Gewoon Hoogleeraar op, en sedert 1815, wanneer de vaderlandsche Hoogeschool na de Fransche overheersching in haren ouden luister hersteld werdwas niet alleen de Nederl. Letterkunde maar ook de Geschiedenis des Vaderlands aan zijne onderwijzing opgedragen. En nu was de ure gekomen, waarop de waardige grijsaard op zijne zoo werk zame loopbaan inet dankbaarheid aan God mogt terugzien. Onberekenbaar is de invloed van zijn veeljarig onderwijs vooral in vroegere jarentoen de door hem gevormde leerlingen nog zelve geen voorgangers waren die het door hem begonnen werk konden voortzettenop de liefde tot cn den smaak voor de Nederlandsche Taal- en Letterkunde onder ons volk. Hoe groot was niet zijn gezag, hoe algemeen zijne vereering. Thans was het hem vergund op die schitterende loopbaan terug te zien voorzeker niet zon der weemoed, als hij de zoo groote menigte zijner vereerders, dankbare leer lingen en hooggeschatte vrienden mist, die reeds lang ten grave zijn gedaald; maar tevens met blijdschap, zoowel bij de aanschouwing van zulk een'toevloed van toehoorders, onder welke zoo velen vroeger zijne leerlingen, thans zijne hartelijke vrienden, als bij de ondervinding der algemeene deelneming die hem heden te beurt valt. Nadat de Hoogleeraar eerst te kennen had gegevenhoe het hem voorkwam dat de herdenking van iemands levensloop en de aandoeningen die daarbij het gemoed vervulden, meer geschikt waren voor stille overdenking, meende hij een onderwerp van algemeene belangstelling te hebben gevonden in de be schouwing van »De vorderingen der Nederlandsche Letterkunde in de laatste 50 jaren," hetwelk de Spreker nader ontwikkelde ten opzigte der bijzondere vakken, als der oude Letterkunde, der Geschiedenis, Oudheid- en Penning kunde, der Staatkundige, Geregtelijke en inzonderheid der Kanselwelspre kendheid en der Dichtkunst. Voorts rigttc de Spreker met dankzegging en heilwensch het woord tot HH. Curatoren en Professoren, hield eene har telijke toespraak aan de studerende jeugd en besloot met heilwenschen voor Koning, Vaderland en Hoogeschool. Na het uilspreken der redevoering heeft er eene vergadering van den Senatus Amplissimus plaats gehadwaarin de Voorzitterde President- Curator Graaf van der Duin van Maasdam, den Hoogleeraar, namens den Koningeen gouden medaille tot blijk van vereering heeft aangegeboden onder gepaste gelukwensching en zegenbede. Verder is aan den Heer Siegenbeek door IIH. Curatoren een kostbare zil veren beker geschonken; terwijl de Academische Senaat aan Z. Hooggel. insge lijks een kostbaar geschenk in zilver heeft aangeboden, beide inet gepaste Latijnsche opschriften. HH. Studenten hadden eene Commissie benoemd, om aan Z. Hooggel. ins gelijks een openbaar bewijs van holde en hoogachting aan te bieden. Het Opperwezen dat den Hoogleeraar zoo verre heeft geleid, behoed en geze gend, schenke hem, in den nog overigen rusttijd hier beneden, met blijmoedig geloofsvertrouwen uit te zien naar de ruste, die er overblijft voor bet volk van God. Het Evangelie welks prediking nog steeds zijn lust wasblijve hem ten staf onder den last des ouderdoms, tot den eindpaal des levens, bij welken alle aardsche roem en vreugde voor hoogere verbleekt en verdwijnt. Uit de algemeene verslagen onlangs aan de Staten der Provinciën mede gedeeld blijkt dat in 1846 het aantal geboorte bedroeg 100,198, dat der gestorvenen 90,875 en dat der huwelijken 20,638. Uit vergelijking met die opgaven van 1845 ziet men, dat er in 1846 minder geboren zijn 8463, meer gestorven 16,579en 2,220 minder huwelijken voltrokken zijn. De Heer R. H. van Someren, Fabriekant van Verfwaren te Rotterdam, heeft eene steenkleurige Verf als een afdoend middel uitgevondentegen vocht- en roetvlekken in muren, waarvan hij bij besluit van Z. M. van 9 Mei 1846, octrooi heeft gekregen en welke door vele voorname Architecten en Bouwkun digen beproefd bevonden en aangeprezen is. Alvorens de muur te beverwen moet men vooraf de oude pleistcrspetie doen afkrabben en de steenen ontblootendan drage men zorg dat de verf goed in de voegen worde ingesmeerd en gelijk gestreken. Indien de spetie op den muur van sterke tras isen niettegenstaande de vochtigheid hard is ge bleven dan kan men er dadelijk overheen verwen. Somwijlen is eens vol doende soms twee of driemalen onmisbaar. De toestand van den muur geeft dit den Bouwkundige van zelve aan. Onbepleisterde of alleen schraal gewitte muren behoeven niet afgekrabt. Men verwe niet ten tweedemale, voor dat de eerste laag geheel droog is, ook strooit men op de laatste laag wat fijne tras of goed droog zand of koehaaropdat het op te brengen stukadoorsel er goed op houde. Evenzeer behoedt deze Verf den hardsteen tegen verweervlek- kenen is een uitmuntend middel tegen de verrotting der houten Lambrise ringen en Plinten door vocht en champignons. Hiertoe beverwe men zoowel den muur als het hout 'twelk er tegen wordt aangebragt met dit middel tweemalen dan verrot het hout niet en de champignons verdwijnen. Deze verf bederft niet noch barst af, ingeval van verdrooging door lang staan, verdunt men ze met eenige beste Fransche terpentijn, of met de dunnere spetiemede bij dien Heer verkrijgbaar. Tot onderscheidend kenmerk dezer Muurverf, is zij in potten van onder scheidene grootte, met een blaas geslotenomplakt met een etiquette, waarop naam en wapenbenevens dat des Rijks staan uitgedrukt. De Agent alhier is de Heer Noortveenop de Mare. De afvaart van het grootste gedeelte van de te Katwijk ter Bokking- Visscherij uitgeruste pinken, zal bij goed weder, morgen Vrijdag ten half drie ure plaats hebben. Daar het meer en meer blijkt dat de Longziekte bij Runderen reeds lang bestaan heeft vóór zij zich openbaarten dan hoogst zelden vatbaar is voor genezing, heeft de Prov. Commissie van Geneesk. Onderzoek en Toevoor- zigt in Noord-Holland, te Amsterdam, de volgende Prijsvraag voorgesteld: «Gelijk in enkele verborgene ziekten bij het Rundvee uit de gesteldheid »van de huid, van het haar, uit den stand en bet voorkomen der oogen »uit de ademhaling en wat dies meer zij, de aard der ziekte wordt afgeleid, Bzijn er alzoo ook geene eigendommelijke teekens, welke reeds in den aanvang «bet opkomen der Longziekte bij de Runderen aanduiden? Zoo ja, waarin bbestaan dezelve? «Hoe vele weken of maanden vóór de algemeen bekende verschijnselen van de geheel ontwikkelde ziekte, beginnen de bedoelde teekens zich te openharen bKunnen de percussie cn auscultatie in alle tijdperken der ziekte geacht bworden nuttig te zijn ter aanwijzing van haar bestaan?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1