STAÏSS RERICT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen mits deze ter kennisse van de belanghebbendendat van den Heer Controleur der Directe Belastingen is ontvangen het Vierde Voljaars Aanvulling-Kohier voor de Belasting op de Patenten, dienst 1847 en 1848, hetwelk op den 20s,cn dezer maand is executoir verklaard, en op heden aan den Heer Ontvanger verzonden DU RIEU, Ley den26 Auyustus 1847. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. KERHHIEFW8. Zoo men verneemt zal de leening van* 350 millioen fr. den 10''en No vember worden aanbesteed. De geldschieters zouden het geheel bedrag binnen 36 maanden kunnen betalen. De Ministers waren van het denkbeeld teruggekomen, oin de lcening bij gedeelten aan te besteden. De Gazette des Tribunaux meldtdat. ten gevolge van eene gedane aanklagt door den Minister van Oorlog aan den Groot - Zegelbewaarder «ene criminele instructie begonnen is omtrent zeer ernstige daadzaken welke ten laste worden gelegd aan een' der ambtenaren van het Ministerie van Oorlog. Zalurdag, dadelijk na de geheime zitting van het Hof der Pairs, heeft de Kanselier, de Heer Pasquier, bijgestaan door de Pairs, uitmakende de •Commissie van instructie en de Heer Eugèrie Canchy, Gr.ffier en Chef van het Hof, zich naar de gevangenis van het Luxemburg begeven en een aan vang gemaakt met het verhoor van den Hertog Choiseul de l'raslin. In het eerste verboor beeft de beschuldigde niet kunnen antwoorden en heelt de Kanselier zich moeten bepalen bij het vragen naar zijne namen en voornamen. Men verzekert dat zijne krachten Zondag avond eenigzins waren teruggekomen en dat bij beloofd heeftde hem gedane vragen te zullen be antwoorden. De volgende bijzonderheden worden door de Fransche dagbladen, aan gaande den moord van de Hertogin de Choiseul-Pra&lin medegedeeld De Hertogin had meer dan 100,000 fr. rente mede ten huwelijk gebragt. Later had eene erfenis haar vermogen tot omtrent 200,000 fr, vermeerderd. De Hertog bezat nagenoeg even zooveel, en zij hadden bovendien nog het ge- hecle vermogen van den Maarschalk Scbasliauivan den Generaal Tiburce Scbasliani, hun oom, die kinderloos is, en hun aandeel in de nalatenschap van de Hertogin Douairière de Praslin te wachten. De Generaal Sehastiani is bier nog niet aangekomen. De Regering heeft eene rijksstoombooot ter zijner beschikking gesteld om bet lijk van de Her togin naar het familiegraf op Corsica over te brengen. Sedert eenige jaren hadden de betreurenswaardigste tooneelen het huiselijk leven van Mevr. de Praslin verbitterd. De gemeenzaamheid van den Hertog met Mejufvr. de Luzzi (in latere bcriglen Laure Desportcs genaamd) werd .naauwelijks meer ontveinsd; en laatstgenoemde, welke zelfs grof werd je gens de Hertogin, was dikwijls de oorzaak der hevigste twisten tusschen de heide echtgenooten. Voor twee jaar hail de Hertog eene reis naar Corsica ge daan, op welke zij hem met zijne twee oudste ongehuwde dochters vergezelde. Deze reis in de gegevene omstandigheden bad allerwege de grootste ergernis te weeg gebragt, en men kan daaruit besluiten tot de houding en den toon, welke zij zich na de terugkomst van deze reis durfde aanmagtigen. Slechts sedert weinige weken was zij nu uit bet huis verwijderd en had in eene kost school voor jonge jufvrouwen eene plaats gekregen. Men verzekert dat de eigenares van deze kostschoolonvergenoegd over de drukke bezoeken van den Heer de Praslin en over de loopene geruchten no pens de redenen, waarom de gouvernante zijn hotel had moeten verlaten, baar had aangezegd dat zij niet langer bij haar konde blijvenindien zij niet een bewijs van goed gedrag en van verdere goede verstandhouding rnel Mevr. de Praslin konde verloonen. Des avonds voor de misdaad had de Her tog baar nog bezocht. Wie weet of zij hem niet kan hebben aangespoord om zoodanig geschrift van de Hertogin af te eisehen? Hoe het ook zij, toen zij des woensdags 's morgens van eene barer vriendinnen den moord vernam moet zij uitgeroepen hebben: «Gioote God zou hij het zijn? Onder vele andere geruchten verhaalde men dezen morgendat geldelijke aangelegenheden mede veel tot de ontzettende misdaad hebben bijgedragen. Het Hotel Sehastiani moest, zegt men, verkocht worden, en de Maarschalk had zich voorgenomen eene scheiding van goederen te doen uitspreken in bet belang zijner kleinkinderen om de gevolgen van de kostbare uitspattin gen buns vaders te voorkomen; en nu had de Hertog, voegt men er bij, zijne vrouw willen dwingen om hem de beschikking over al hare aangelegen heden in banden te geven. Volgens geruchten zou de Koning, toen hij de bijeenroeping van het Hof der Pairs onderteekende, uitgeroepen hebben: «Sedert 1830 heb ik velerlei beproevingen doorgestaan, doch deze verrigting is wel de smartelijkste van mijne geheele regering." Even als de Ré formezijn thans ook de Gazette de Francele Cha rivariVUnion Monaichique en de Democratie Pacijique in beslag geno men. Al deze vervolgingen schijnen in verband te staan met artikels aan gaande den Hertog de Praslin. De Spaansche Maarschalk Narvaez is ten gevolge van een met den tele graaf uit Madrid ontvangen bevel, den 23sten derwaarts vertrokken; hetgeen liet vermoeden verwekte, dat het Ministerie aldaar was afgetreden en hij met de zamenstelling van een nieuw belast was. Heden morgen ten 8£ ure, heeft in de rue du Temple eene hevige ontploffing plaats gehad. Een arbeider, door de straat gaande, heeft met de voet op een zoogenaamd helsch werktuig getrapt. De ongelukkige werkman is ernstig aan de beide beenen gewoml gewordenterwijl nog twee voorbij gangers ligte kwetsuren ontvangen hebben. De ontploffing beeft de ruiten gebroken in den winkel van een' wijnkooper voor wiens deur bet werktuig geplaatst was geworden. Het dorp Vccange, tusschen Longwij en Metz is in den avond van den 1dezer door storm en hagel geheel verwoest. Den volgenden dag was de grond nog met hagelsteenen bedekt. Z. M. beeft goedgekeurd bet door den Kerkeraad der Herv. gemeente te Zuidwolde uitgebragt beroep op Ds. J. R. van Eerde, te Obergum. LANDVERHUIZING. Velen achten de landverhuizing schadelijk voor 't Vaderland. Dit heeft ten gevolge, dat wie de landverhuizers waarschuwt minder ingang vindtals verdacht van niet het belang der vertrekkenden maar dat der ach terbl ij ven den te beoogen. 't Is geen wonder, werd ons meer dan eens geantwoord dat gij ons ongaarne ziet vertrekkenwant wie zal nu voor u arbeiden en belastingen voor u opbrengen 't ls daarom van belang te onderzoeken in hoeverre die mecning gegrond is. Wat voor Noord-Amerika eene aanwinst is, is daarom nog geenszins een verlies voor ons land. De staat van zaken toch ginds en hier., is geheel ver schillende. Daar is gebrek aan arbeidende handenhier zijn te veel men- schen. Waarmede wij niet willen beweren, dat onze bodem voor al die rnen- schen geen voedsel zou kunnen voortbrengenook niet dat ons land aan al die menschen geen bestaanmiddelen zou kunnen opleveren (liet tegendeel ach ten wij waar), maar alleen dat ons land thans voor al die menschen geen bestaanmiddelen oplevert; de mogelijke bestaanmiddelen, daarvan leeft men niet Eene hloedaftapping is voor den een schadelijk een ander heeft er behoefte aan, ook zonder ziek te zijn. Door de landverhuizing verliest de maatschappij ook nuttige leden; doch zij is geen werktuig; zij is een levend ligchaam dat er naar streeft om een verloren lid, een bekomen letsel le herstellen. Er zijn die de landverhuizing geen verlies voor ons land zouden achten, zoo zij zich rigtte naar onze overzeeschc bezittingen en de landverhuizers daar gekoloniseerd werden. Sommigen schijnen daarbij uit te gaan van de voor stelling als of de nieuwe kolonie voor 't moederland belastingen zou opbren gen of wel verpligt zou worden om duur van 't moederland te koopen en goedkoop aan hetzelve te verkoopen. Doch zulk eene betrekking tusschen 't moederland en de kolonie zou onbillijk zijnzóó mag men een veroverd land exploiteren, maar geenszins verhuisde landgenoolen. Daarentegen is de arbeider, die hier overtollig was, ook in Amerika voor ons niet verloren; hij gaat voor de achterblijvenden ginds graan en katoen bouwen en die arti kelen voor ons ligter verkrijgbaar maken. Waar ook de verhuisde arbeider voordeeligen arbeid vindezijn arbeid en zijn welstand komenbij vrijen handelook ons te stade. Maar treden wij in bijzonderheden want dat hevolkings-vermindering op zich zelve schadelijk is, zal wel niemand meer beweren. I. Hier te lande is thans meer aanbod van arbeid dan aanvrage. Vertrekt er een, die door arbeid een bestaan had, er staat een gereed om hem te ver vangen, die thans vruchteloos naar werk zoekt, of door gebrek "aan werk tot moedeloosheid en luiheid vervallen, zich aangrijpen en inspannen zal, zoodra hij kans ziet op een eigen bestaan. En zijn er hier geene zoodanigen over de grenzen staan er gereed, die gaarne en met nicer inspanning nog dan land- genooten willen arbeiden, die thans reeds een klein gedeelte der jaars hier arbeidende, alleen daarom telkens huiswaarts keerenomdat zij hier den overigen tijd des jaars geen werk vinden. Maar algemcene welvaart is, waar allen voordeeligen arbeid vinden en 't werk den man zoekt, is 't vertrek van eiken arbeider een verlies, hij wordt niet vervangen. Doch bij een staat van zaken als bier te lande is, wordt elke voordeel gevende arbeid, dien een landverhuizer neerlegt, gretig door een ander opgevat. De landverhuizer neemt de bron, waaruit zijn bestaan vloeide, niet mede, tenzij hij van ge heimen of van een bijzonder talent bestond. Als bijv. een welvarend bakker sterft, neemt hij immers zijn bestaanmiddel niet mede in 't graf: zijne klan- disie gaat op anderen over, die dusver geen of een minder voordeeligen ar beid hadden; zoo ook als een landverhuizer een voordeelig bedrijf ontruimt Vond de landverhuizer in zijn bedrijf geen voordeel meer, dan is aan zijn ar beid niets verloren dan was die arbeid niet bevorderlijk voor de welvaart. Arbeid is niet welvaart, maar beoogt welvaart. Waar het op aan komt, is voordeelgevende arbeid, en niet bloot arbeidof Ierland, waar honderddui zenden aan landswerken arbeiden, moest op den regten weg tot welvaart zijn! II. Een landverhuizer, die een voordeeligen arbeid heeft, laat dezen, laat zijne klandisie of praktijken daarmede zijne verdiensten, aan een ander na, die dusver zonder verdiensten zijndeop kosten van anderen leefde en dus een voor 't algemeen schadelijk verbruiker was, of een beperkt bestaanmiddel hebbende, een beperkt verbruiker was. 't Is niet 't aantal verbruikers, waarop het aankomt (dan ware Ierland zeer voordeelig voor Engeland!), maar 't aantal betalende verbruikers. Wij hebben waarlijk hier overvloed van ver bruikers, wier verbruik door anderen betaald wordt; zoolang de landverhui zing strikt om middclijk of onmiddelijk dien overvloed te verminderen of althans deszells vermeerdering voor te komen, is zij weldadig voor't Vaderland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 3