LEYDSCHE
COURANT.
\JM$
WOENSDAG, 2S JULÏJ.
1847,
n°.
Do Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven
Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENLANDSCHE BEKÏGTEN.
LEYDEN27 Julij.
De Agave Americana (honderdjarige Aloë) van den kruidtuin onzer Hoo-
geschool heelt, sedert ons herigt van den 11 den jUnjj 11.eencn bloemsteel
gevormd van 620 Ned. duimen lang, en waarvan de omvang aan de basis
is ongeveer 56 duimen. Men rekent dat tegen half Augustus deze plant in
vollen bloei zal staan.
Op de Groote Markt te Haarlem staat een atrerien beeld ter nagedachtenis
van den Uitvinder der Boekdrukkunst. Dat staat er sedert ruim eene eeuw
maar ieder die het zag zal geredelijk toestemmen, dat het geen kunststuk is,
den uitvinder dier kunst waardig. De Heer J. J. F. Noordziek, te 'sGraven-
hage, die door zijnen verdienstelijken arbeid om het doorwrochte werk des
Ileeren Ah. de Vries, te Haarlemter nadere verdediging van de eer van
Coster in het Fransch uit te geven, getoond heelt dat deze cere hem na aan
het harte lag, heelt thans een plan gevormd om den waren Uitvinder een
standbeeld te doen opriglen dat met het fraaije beeld van den verderen ver
beteraar der kunst, Gultenberg, te Mentz, kan wedijveren. Dit plan heeft
de Heer Noordziek in eene Oproeping aan Nederlandom de eer des Vader
lands te handhaven, uitnemend ontwikkeld.
Bij de geheele wereld zouden wij, naar mijn oordeel," zegt de geëerde
schrijver, ons eene welverdiende blaam van lafheid enkoude onverschillig
heid op den hals halen, indien wij gelaten konden dulden, dat de Duitschers
met zulk een heerlijk standbeeld ter eere van den navolger des Uitvinders
hieven pronken, zonder dat hij ons, een financieel zoo veel meer vermogend
volk, voor den waren Uitvinder een daaraan geëvenredigd eerbewijs opgc
rigt werd
oDaar wij ons dus," zoo zegt hij verder, wop goeden grond verheugen
mogen, het goede regt en de waarheid te zien zegevieren, heb ik het Haar
lemse!] Bestuur voorgesteldom de aandacht van liet Nederlandsche volk op
het bedoelde 25-jarig tijdperk te vestigen, en het tot de oprigting van een
standbeeld van Cosier aan te sporen. Dit denkbeeld heeft hij het Bestuur
dier stad niet alleen groolen bijval gevonden maar het heeft mij tevens te
kennen gegeven dat de stedelijke Regering aliezins dankbaar de onver
moeide pogingen waardeerde, welke ik, en anderen, inet een zoo goed gevolg
aanwenden om de eer van hunnen verdienstelijken stadgenoot, den nooit ge-
noeg geprezen Uitvinder der onschatbare Drukkunst, zoo binnen als huiten
's lands te handhaven én te doen eerbiedigen; dat zij even dankbaar is voor
het vernieuwde blijk van belangstelling door het aanbod om de stad te verrij
ken met een nieuw standbeeld hetwelk meer aan de vereisehten der kunst
beantwoordt, dan dat, 't welk nu meer dan eene eeuw geleden is vervaar
digd; dat door haar een dergelijk standbeeld volgaarne, als een bewijs
van vaderlandsche hulde aan de verdiensten van den grootcn Uitvinder, zal
aangenomen en gewaardeerd worden; en dat zij zich durft vleijcn, dat
het edel doelhetwelk men zich voorgesteld heeft, namelijk om door eene
nationale betuiging de verdiensten van Coster te huldigen, met een gewcnsch-
ten uitslag zal mogen bekroond worden.
De Heeren de Vries te Haarlem en Schinkel te 's llage zullen tot dit plan
medewerken. «Het zal" lezen wij in het herigt «niemand verwonderen, dat
eene dergelijke onderneming nogmaals uitgaat van hen die reeds bij de uit
gave der Êclaircissements en der Arguments hunne krachten tot verdedi
ging van den roein des vaderlands vereenigd hebben.
Wanneer eene bijeenkomst van belangstellenden in dit ontwerp mogt ge
houden worden zou ik aanvankelijk het volgende voorstellen
1°. Er zal een metalen beeld voor Coster uit de, door de natie bijeenge-
bragte gelden opgerigt worden.
2°. Het zal door Nederlandsche kunstenaars ontworpen, bewerkt, gegoten,
en aan de stad Haarlem vereerd worden.
3°. Er zullen uitnoodigingen tot hel leveren san geldelijke bijdragen aan
a'le vercenigingen en personen die eenigzins met deze zaak ingenomen kun
nen wezengedaan en van de ingezamelde gelden openbare melding ge
maakt worden.
4°. Er zal door tien (of naar goedvinden door meer) van hen, die, in de
«erste maand na afkondiging dezes, voor de hoogste som tot de uitvoering
der onderneming zullen hebben ingeschrevencenc Commissie benoemd wor
den, onder den naain van Coster's-Commissiewelke zich met de plannen van
uitvoering voor liet op te rig ten beeld, en met de administratie en bewaring
der hij een te brengen gelden belasten, en deswege openlijk verslag uitbren
gen zal.
5". I)e Hecren De Vries, Schinkel en Noordziek zullen uitgenoodigd wor
den, om inmiddels de eerste voorstellen voor de ten dezen vereisehte maatre
gelen te doen, en zich voorloopig met de eersle werkzaamheden en het ont
vangen van de eerst inkomende gelden te belastenwaarvan zij in den kortst
mogelijken tijd aan de eerste vergadering van de Coster's-Commissie reken
schap zullen geven.
6°. De tijd van de oprigting zal zijn bij gelegenheid van het eerste vijf-en-
twintig jarig tijdperk van het vijlde Eeuwgetijde der Uitvinding, voorval
lende op den 10lil"n en 1 lden Jnlij 1848, of op zoodanig tijdstip, als later
blijken zal met de omstandigheden en de werkzaamheden liet best oveiccn
te komen.
«Een feest" zegt de Heer Noordziek ten slotte «aan hem en aan zijne na
gedachtenis gewijd, behoort dankbaar gevierd te worden, zoo ver de vruch
ten van zijn gelukkig aangewenden vlijt worden gesmaakt van het éëne tot
het andere einde des aardbodems. De uitvinding is de Boekdrukkunstdie
man is COSTER, dat feest is het vijf-en twintig jarig tijdperk na de viering
van het vierde eeuwfeestwaarop wij hopen een standbeeld ter zijner eere
opgerigt te zien, op welks voetstuk de grootmoedige Nederlandsche natie zal
doen nederbeitelen:
LAURENTJUS JOANNIS FII.1US COSTERUS
tïpograpriae inventor."
Dezer dagen is te Haarlem hij A. C. Kruseman een welgeschreven stukje
uitgekomen getiteld: Kermis of geen Kermis in Nederland. De schrijver be
gint met eene aanhaling uit de Boerekermis van Rotgans, en merkt aan: hóe thans
dergelijke tafereelen van dronkenschap en ongebondenheid wel geen bijval meer
zouden vinden. De schrijver merkt vervolgens op hoe echter de zaak zelve nog
helaas! op onze kermissen op eene ergerlijke wijze bestaat, en hoe weinig die
losbandigheid schijnt te kunnen worden beteugeld. Voorts wijst de schrijver
op de toenemende armoede, hoe deze als een aanwassend meer gedurig zich
uitbreidt, hoe de weldadigheid daartegen dijken tracht op te werpen, die
jaarlijks weder wegspoelen zonder eenig blijvend nut te hebben geslicht, dat
het geen wonder is dat er onder zulke omstandigheden tegen de kermissen
wordt geijverd, en hoe deze door ander volksvermaak behoorden te worden
vervangen.
Nu treedt de S. verder in ontwikkeling zijner denkbeelden, doeh bepaalt
zich hij algemeene trekken omtrent de invoering van volkspelen die hij
wenscht dat de kermissen zullen vervangen, waarbij hij vraagt: hoe men
behoudens de wetten, eencn zedelijken invloed daarbij zou kannen oefenen
en hoe de kosten er van zouden te bestrijden zijn. Wij vonden daarin ine-
nigen beliarligingswaardigen wenken zouden alleen wensclien dat de be
kwame Schrijver zijne denkbeelden over die volksspelen verder had uiteen
gezet. Bij de algemeenheid zijner voorstelling zal het niet aan tegenwer
pingen ontbreken tegen een voorstel dat daartoe zoo veel aanleiding geeft
vooreerst omdat het iets wil afschaffen, dat eeuwen bestaan heeft; ten andere
omdat de zaak nieuw is; ten derde omdat zij geen geld opbrengt; ten vierde
omdat zij lastige hemoeijing zou kosten ten vijfde: maar wat zouden we
verder gaan de vier opgenoemde redenen zijn reeds meer dan genoegzaam
om de moeilijkheid te doen gevoelendat des Schrijvers voorstel ingang
vinde, wien wij echter meenen dat zicli door dit stukje verdienstelijk heeft
gemaaktal ware liet ook de stem eens roependen in de woestijn geweest.
Eéne stem lokt er meer uit; hier en daar vindt toch deze zaak belangstel
ling, en mag een Christen niet onverschillig zijn omtrent den zedelijken toe
stand der Maatschappij, omtrent de verblinding van een deel des volks,
dal zijn zuur gewonnen penning in losbandigheid wegsmijt; dan blijft de ver
beterde inrigting van kermissen een onderwerp van genoegzaam belang om
de openbaring en wisseling van denkbeelden er over, aan te prijzen en te
bevorderen, opdat hij al de zorg voor het onderwijs en de opleiding der volks
klasse, haar waarachtig belang en betamelijke uitspanning, ook ten aanzien
Van openbare volksvermakelijkheden worde bevorderd.
Sedert 1843 zijn de opzigters van den waterstaat belast met waarneming
der strekking van den voet der duinen langs de Noordzee. De uitkomsten