EUkGELAXÖ.
LONDEN, 7 Julij.
In de zitting van het Lagerhuis heeft Lord George Bentinck voorgesteld een
verzoekschrift aan de Koningin aan te bieden, om maatregelen tegen Spanje
te nemen ter betaling zijner schuld aan Britsche houders. Hij zeide dat Spanje
"76 millioen schuldig was, waarvan 46 millioen in Engelsche handen. Hij
wees aan dal Spanje zou kunnen betalen als het slechts wilde. Lord Pal-
merslon heeft geantwoord, dat dit verzoek aan H. M. nog niet te pas kwam;
dat hij echter alle buitenlandsche regeringen waarschuwde dat de tijd zou
komen waarop Engeland niet langer dergelijk onregt dulden zou, maar zijne
middelen zou aanwenden om Spanje tot nakoming zijner verbindtenissen te
noodzaken waarna Lord Bentinck zijn voorstel heeft ingetrokken.
De driemaandelijksche staat der gewone inkomsten van Groot-Britannië,
welke den 6llen dezer' is openbaar gemaakt toont voor het vierendeeljaars
hetwelk den 5dcn dezer geëindigd is, in vergelijking met de ontvangst over
hetzelfde tijdvak van het vorige jaar, eene vermeerdering aan van 440,427
Over het jaar, hetwelk den tV*1'11 dezer geëindigd is, hebben de inkomsten
2,615,871 M meer bedragen dan in het vorige jaar. Die vermeerdering is
liet aanzienlijkst geweest in de opbrengst der in- en uitgaande regten, als i
welke over hel laatste jaar 1,103,887 meer bedragen heelt dan in het vorige.
Dingsdag II. heeft te Cambridge de plegtige inwijding plaats gehad van
Prins Albert, gemaal der Koningin, tot Kanselier der Universiteit. Bij die
gelegenheid is onder anderen de Erfgroothertog van Saksen-Weimar, tot Doctor
in het Burgerlijk regt honoris causa benoemd.
De aanschouwing der inhuldiging met hare zonderlinge plegtigheden en
menigvuldige buigingen, scheen de Koningin en haar gevolg zeer te treffen;
II. M. en hare hovelingen konden bij de aanschouwing dier middelccuwsche I
verheerlijking van de geleerdheid zich niet van luid gelach onthouden. Prins
Albert bewaarde zoo goed mogelijk de deftigheid die bij deze vertooning voegde.
Na den afloop werd er een ontbijt aangeboden ten einde II. 11. en gevolg
e nigzins bestand te doen zijn legen hel luisteren naar eene Lalijnsche rede
voering die een uur duurde, in de Senaatzaal, waarin 3,000 mensehen het
elkander zoo benaauwd maakte, dat zij bijna vóór het einde der rede waren
gestikt. Ten half 7 ure eindigden de plegtigheden met eene werkzaamheid,
waarbij de geleerdheid op eene algemeen bereikbare wijze werd gehuldigd
en de Koningin slechts eene goede eetlust behoefde om goed voort te gaan.
De maaltijd eindigde met een vuurwerk.
OXFORD, 7 Julij. j
De vergaderingen der Maatschappij van Wetenschappen alhier, zijn Vrijdag
25 Junij voortgezet, en Woensdag den 30sten gesloten. Op eerst genoemden
dag hield Professor Faraday eene voorlezing over ontdekkingen aangaande het i
magnetismus, de kennis van hetwelk nog slechts in de beginselen was, en
tol ontdekkingen voeren zou even gewigtig voor de menschheid als voor de
wetenschap.
Des zondags hield de Bisschop van Oxford eene leerrede in dt Universiteils-
kerk, ten gevolge der bepalingen van een erflater, die eene zekere som ver
maakt heeft, ten einde de verceniging der beoefening van godsdienstigen oot
moed met die van wetenschappelijk onderzoek te bevorderen.
Maandag woonde Prins Albert en de Erfgroothertog van Saksen-Weimar de
zitting der klasse voor geologie en natuurkundige aardrijkskunde bij, en be-
zigtigden eenige kaarten van Zwedendrie van welke de Kroonprins van dat
rijk in persoon heeft vervaardigd; woonden nog eene les van Professor Allinan
bij in de natuurlijke historie, en begaven zich toen naar de tuinen van Tri
nity College. Vervolgens hoorden zij den Heer Leverrier over eenige kometen,
namen deel aan het déjeuné en keerden toen riaar Londen terug.
Op het feestmaalwaarbij vele buiten- en binncnlandsche geleerden tegen
woordig waren, stond Prof. J. van der Hoeven van Leyden op, en verzocht de
vergunning om het gezelschap te mogen bedanken voor de ontvangst welke hij
en zijne landgenooten in deze vergadering genoten hadden. Daar hij meende
dat het doel der Britsche associatie was, de wetenschappen en eenheid van
gevoelen te bevorderen zoo hoopte hij dat de boom der kennis hare takken
over de geheele wereld zoude verspreiden. Nadat de Voorzitter hem beant
woord badgaf Dr. Groshans in korte bewoordingen zijne dankbaarheid te
kennen over de gastvrijheid en vriendelijke ontvangst, welke hij in Engeland
genoten had, en eindigde met de hoop, dat het dit land immer wel zoude gaan.
Dingsdag werd grootendeels met het voorlezen van wetenschappelijke mede-
deelingen doorgebragt. Daaronder waren er van de Nederlandsche leden, Pro
fessor J. van der Hoeven, Dr. de Vrij en Dr. Groshans.
Op den laatsten dag werd, ter eere van de buitenlanders die de vergaderin
gen hadden bijgewoond, een keurig déjeuné van ongeveer 150 couverts in het
refectorium van Christ Church aangerigt. In sommige klassen werden daarna
nog eenige mededeelingen gelezen, en de eigenlijke wetenschappelijke werk
zaamheden hiermede besloten. Ten drie ure had de algemeene slotvergadering
in de zaal van den schouwburg plaats. De volgende Jaarl. Vergadering is
bepaald op den 9den Augustus 1848 te Swansea, aan het kanaal van Bristol.
FRANKRIJK.
PARIJS, 8 Julij.
Volgens bijzondere berigten heeft zich een der vier Heercnwelke voor het
Hof der Pairs moeten teregt staan, namelijk Pellapra, door de vlugt aan
verdere vervolging onttrokken; zijne medebeschuldigdende Heeren Cubières
Teste en Parmentier zouden nu in verzekerde bewaring gesteld zijn.
De Minister van Finantiën heeft in de Kamer van Afgevaardigden een
ontwerp van wet voorgedragenom eene leening te doen van 340 mill. fr.
- Te Lyon heeft de Policie in het groote gesticht van de hroeders der
Christelijke Leering, een geheime Boekdrukkerij in beslag genomen, ener
tevens het bestaan van verscheidene getouwen ontdekt.
Alhier was het gerucht in omloop, dat in Griekenland een opstand was
uitgebarsten aan welks hoofd de bekende Generaal Grivas stond die reeds
twee versterkte plaatsen in Akarnanië zou hemagtigd hebben.
De Ondergeteekenden behoorden tot die stemgeregtigde ingezetenen van Lei
den, welke zich in December des vorigen jaars tot den Edel-Achtbaren Raad
dezer stad gerigt hebben met verzoek, dat de stedelijke begrooting jaarlijks,
vóór dat zij door de Staten der Provincie zou gearresteerd zijn, door den druk
zou worden bekend gemaakt, met bijvoeging van zoodanige verklaring of toe
lichting als de Raad noodig zou oordeelen.
Na lang op antwoord te hebben gewacht, vernamen zij, dat eindelijk in de
laatste dagen der maand Mei aan den eersten onderteekenaar dier petitie,
Dr. F. Dozy, een extract uit het register der deliberatien van den Raad der
stad Leiden van 14 Mei 1847 was toegezonden, waarin de Raad, zonder bij
voeging van motiven, »de adressanten verwijst naar het Koninklijk Besluit
»van 16 April 1847, N°. 3, hetwelk bepaalt, dat de plaatselijke besturen
«voortaan dadelijk nadat de begrooting van ontvangst en uitgaven voor hunne
«steden en gemeenten door Gedeputeerde Staten zullen zijn gearresteerd, die
«begrootingen openbaar zullen maken."
Daar het hier eene aangelegenheid van algemeen belang betreft, meenden
de ondergeteekenden het hunnen pligt hunne bezwaren tegen dat antwoord
openlijk bekend te maken.
Het besluit van den Raad der stad Leiden is geen antwoord op het door de
adressanten gedaan verzoek. Deze hadden verlangd openhaarheid der stede
lijke begrooting door den druk, dewijl een geschreven exemplaar, ter lezing
nedergelegdniet kan worden nagegaan op eene wijze, die wezenlijke onder-
rigting schenkt en tot oordeelen in staat stelt. De Raad verwijst naar een
Koninklijk Besluit, waarbij de nederlegging van een geschreven exemplaar
tot regel gesteld wordtzonder dat er eenig blijk zij dat men van de verdere
bevoegdheid, hij dat besluit toegekend, gebruik denkt te maken.
De adressanten verzochten, dat die openbaarmaking der stedelijke begroo
ting vergezeld zoude zijn van al die ophelderingen, welke aan iederen bur
ger, die in de zaken der gemeente belang stelt, lot het vellen van een gron
dig oordeel de gelegenheid zouden openen. Hieromtrent wordt in het Konink
lijk Besluit het stilzwijgen bewaard en de Raad eenvoudig naar dat Besluit
verwijzende, heeft ook dit gedeelte van het verzoek geheel onbeantwoord ge
laten.
De adressanten hebben gevraagd dat de stedelijke begrooting openbaar ge
maakt zou wordenvóór dal zij door de Provinciale Staten zou zijn gearres
teerd. Zij deden dit, ten einde elk in de gelegenheid zou wezen, om bij die
Staten de bezwaren in te dienen, welke de begrooting bij hem bad doen
ontstaan, en hen dus in staat te stellen om met meer kennis van zaken
te beslissen. De Raad heeft de adressanten verwezen naar een Koninklijk
Besluit, waarbij de nederlegging van een geschreven exemplaar en, zoo men
het goed mogt vinden, het drukken der gemeente-begrootingen wordt toege
staan, na dat deze door de Staten zullen zijn gearresteerd en dus tot de afge
dane en onherroepelijke feiten behooren. Ook hier bleef het verzoek onbe
antwoord.
Leed heeft het vooral gedaandat men het bescheiden verzoek der adres
santen, welks redenen men niet heeft wederlegdzoo langen- lijd buiten
beraadslaging gelalen en de Raad met het antwoord gedraald heefttot dat
een Koninklijk besluit zich de behartiging der plaatselijke belangen heeft
aangetrokken. Het betrof hier eene zuiver plaatselijke aangelegenheid, om
trent welke art. 153 der Grondwet aan de plaatselijke besturen de meest vrije
beschikking toekent. De Raad had geene goedkeuring van het algemeen gou
vernement noodig, want hij heeft aan dit zijne bevoegdheid, om over plaatse-
J lijke belangen te beschikkenniet te dankenhij ontleent die aan eenen
hoogeren regel, welke aan elke staatsmagt hare regten en verpligtingcn voor-
schrijft. Men doet van zijn regt afstand, wanneer men het slechts volgens
I het goedvinden cener andere magt of uitoefent of slapen laat. De ondergetee
kenden betwijfelen of dit geoorloofd is.
Het antwoord van den Raad blijft daarenboven nog beneden het geen het
Koninklijk besluit toestaat. De ondergeteekenden betreuren bet, dat de Raad
der stad Leiden heeft kunnen goedvinden slechts het minste te doen van het
geen dat besluit voorschrijft. Dit vordert nederlegging der begroot ing op de
plaatselijke secretarieën, maar laat het verder aan de gemeentebesturen over
die hegrootingen door den druk bekend te maken. Dit onderscheid heelt een
juisten grond. In kleinere, vooral plattelands-gemeenten zou eene verpligling
tot openbaarmaking door den druk een last zijn, te bezwarend voor de ge
meentekas. In grootere verdwijnt dat bezwaar en het Koninklijk besluit moe
digt daar zulk eene openbaarmaking eerder aan dan dat het die afsnijdt.
Verwijzing naar een Koninklijk besluit belpt niets. Op de uitvoering komt
het aan, want deze alleen geeft daaraan werkelijkheid. En juist van die
uitvoering van het Koninklijk besluit blijkt uit de beslissing van den Stedelij
ken raad niets. Die uitvoering zou wezen de nederlegging der begrooting
op het huis der gemeente; maar tot heden heeft die nog geen plaats gehad;
verder behoort tot die uitvoering van het Koninklijk besluit de openbaarma
king door den druken tot deze schijnt de raad niet te willen overgaan.
Deze redenenonder anderendoen de ondergeteekenden hopendat de
Raad van Leiden, die het voorbeeld gaf van openbaarmaking van het proces-