LEYDSCHE
COURANT
WOENSDAG, 12 MEI.
De Courant wordt MaandagIVoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
■uit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 12 in liet jaar;
de afzonderlijke nommers worden togen 10
Centen afgegeven.
Wegens den HEMELVAARTSDAG zal de Vi'ijdagsclie Courant Woensdag avond worden uitgegeven.
BI NNENL ANDSCHE BE BIG TEN
Intrekking «Ier Muntbiljetten.
De Minister van Finantiën heeft bekend gemaaktdat met
aanvang van den 17don dezer maand, bij de Nederlandsehe Bank
zullen worden ingewisseld de Muntbiljetten van Twintig
Gulden, waarvoor bet tijdstip van intrekking op den lstcn Junij
1847 is bepaald, als zullende de Biljetten van die grootte met
den 2dcu Junij 1847 ophouden wettig betaling-middel te zijn; en
dat ten gerieve van het algemeen de gezegde Muntbiljetten
nog gedurende drie maanden, dus tot den lslen September 1847,
in alle betalingen aan de Schatkist zullen worden aangenomen.
LEYDEN, 11 Mei.
Eergisteren morgen werd de beroepen Iceraar bij de Nedcrd. Hervormde ge
meente alhier A. Rutgers van der Loeft', in de II. Dienst bevestigd door den
Wel-Ecrw. Heer J. Tichlcr, met eene Leerrede over Eph. IV. 11 en 12.
De bevestigde hield des avonds zijne intree-rede, ten tekst, hebbende Lucas II.
vs. 10. de woorden: Vreest niet! want ziet ik verkondig u groote hlijd-
schap."
Ook in de Walsche kerk had des voormiddags eene bijzondere plegtigheid
plaats. De Wel-Ecrw. lieer D. Mounier wijdde, na eene leerrede over Luc. V.
27 en 28, den Heer P. II. E. Schusler, S. S. M. Candidaat en lot Leeraar
beroepen te Yvonan in Zwitserland, plegtig tot het Predikambt, onder opleg
ging der handen zoo door genoemden Leeraar als door den rustenden Leeraar
J. B. Moquette.
'sGRAVENIIAGE, 10 Mei.
In het voorloopig verslag nopens de tweejarige Staatsbegrooting over 1848
tot 1849 wordt gezegd: dat de buitengewone offers der natie de aanzienlijke
te korten hebben gedekt en het Staatscrediet gehandhaafd dat dit met dank
baarheid is erkend en bemoedigende uitkomsten voor de toekomst heeft opge
leverddoch onderscheiden leden kunnen in dat vertrouwen der regering op
het duurzaam evenwigt tusschen ontvangsten en uitgaven, inbare beschouwin
gen over den toestand der bronnen van onze welvaart en over den druk der
belastingen, niet zoo geheel deelcn. Door de bedoelde opoffering kon slechts
eene verbetering van onzen finantielen toestand worden bewerkt, een volkomen
herstel kan alleen door voortdurende krachtsinspanning worden verkregen.
Men wijst op verschillende onvoorziene en onverwachte uitgaven, die jaarlijks
terugkceren; wijst op de kwijning van sommige takken van nijverheid; op den
teruggang van den middelstand op de landverhuizingen en op de behoefte
waaraan hoezeer dan niet in gelijke mate als eldersechter ook onze maat
schappij lijdt. Andere leden hebben in weerwil daarvan, gewigtigc gronden
ter opbeuring gevonden in het vele goede, dat sedert 1840 is tot stand gc-
bragtzoo als: de meerdere orde en regelmaat in de finantiën, en hel voor
het eerst werkelijk sluiten van ontvangsten en uitgaven de volledigheid der
begrootingen en de zaïncntrckking der veelsoortige staatsschulden, den gc-
wenschten voortgang van de hcrmunling, de opheffing van onderscheiden
speciale fondsen enz. Bij het vooruitzigt dat de Regering op dezen weg niet
zal stilstaan hebben zij de hoop uitgedruktdat allengskcns de vroeger on
overkomelijk schijnende bezwaren geheel zullen worden opgeruimd. Allen
welk gevoelen zij over het geheel omtrent onzen toestand mogen aankleven
hebben in het aanwezig zijn van nog vele bezwaren geene gronden tot gehcele
ontmoediging gevondenmits met kalme beradenheiddien hoofdtrek des
Nedcrlandschen volks, worde voortgegaan. »Dc vertegenwoordigers welen dat
geen offer voor deze natie te zwaar zoude vallen, om zoowel de onafhankelijk
heid van haar bestaan als het behoud der bezittingendie aan de roemrijkste
bladen barer geschiedenis herinnerenzelfs tegen eene aanzienlijke overmagt
te handhaven en te verdedigen, maar zij weten tevens, dat de ongekunstelde
blootlegging van onzen toestand, en de overtuiging dat al het mogelijke wordt
aangewend om dien toestand te verbeteren, de ware middelen zijn om den
moed der natie op te beureu cn het vertrouwen op do regering te schragen."
Men dringt vervolgens op de noodzakelijkheid aan, dat de Regering geen
middel onbeproefd late, ten einde in tijden van rust en vrede den schuldenlast
te verminderen, cn daardoor vermeerderde krachtsinspanning in tijden van
druk mogelijk te maken. Naar het oordeel van vele leden behoorde de Rege
ring indachtig te zijn op het daarstellcn van een waarachtig amortisatie fonds
hetwelk zoowel door doelmatige bepalingen, als door uitbreiding van den ver
koop van domeinen zoude kunnen worden gevoed de aanvankelijk gelukkige
werking van zoodanige amortisatie, al ware het zelfs op eene beperkte schaal,
zoude van onberekenbaar nut zijn om het vertrouwen der natie op hare toe
komst op te beuren. Voorts wordt aanhoudend op spaarzaamheid aangedron
gen cn herinnerd aan de verscheidene punten van wetgeving, als: b. v. de
inkwartieringen, jagtgeneeskundige staatregeling, paardenposterijde alge-
meene politie, de politie der spoorwegen, het armwezen, het fonds van den
landbouw de opheffing van franschc wetten.
Vele ledenofschoon het goede niet voorbijziende dat in sommige gedeelten
des Staatsbestuurs is tot stand gebragtzien nog met leedwezen het gemis van
de ware spaarzaamheid, van bestendigen vooruitgang in de regeling van
's Lands finantiën en van veerkracht in het tot stand brengen van onmisbare
wettelijke voorzieningen. Sommigen wilden hunne stein van het erlangen
van verschillende voordragten doen afhangen.
Daarna gaat het verslag over tot de behandeling van de onderscheidene
hoofdstukken men erkent dat vorm en inrigting der begrooting vele verbe
teringen hebben ondergaan doch had meerdere gelijkvormigheid deswege bij
de onderscheiden departementen verlangd.
Nopens de buitenlandschc zaken wordt aangedrongendat de beperkte
omvang van het grondgebied van dozen Staat cn de aard van zijne belan
gen, de regeling zijner betrekkingen met het buitenland als een der gewig-
tigste onderdeden van het Staatsbestuur moeten doen beschouwen dat aan
de andere zijde de dringende pligt tot spaarzaamheidde toekenning van hoo-
gere geldsommen aan dit departement in geencn deele toelaat; dat het dus
volstrekt noodig is, dat zij die onze belangen bij vreemde hoven voorstaan,
meer door kunde en degelijkheid dan door praalvertooning uitmuntendal
daarom ook voor de opleiding van jeugdige diplomaten de meest aanhoudende
zorg moet worden gedragen. De vercenigingen van eenige zendingen wordt
weder ter sprake gebragt. Over den aard der zending te Athene wordt in
lichting gevraagd.
Wat de justitie aangaat, hoopt men dal de voltooijing der militaire
wetboeken, na de aanneming van liet Wetboek van Strafregt, binnen kort
plaats hebbe. Men vestigt de aandacht op vertragingen die hier en daar
ten aanzien der instruction van strafzaken bestaan.
Omtrent de binnenlandsche zaken klaagde men over de strekking lot over-
drevene centralisatie, die bij dit departement bestond en over de weinige
voortvarendheid bij dit departement. Men kan zich niet verklarendat bij
het zeer groote getal ambtenaren zoo weinig wezcntlijks wordt tot stand ge
bragt. Men merkte de groote onevenredigheid op, die in de kosten van de
provinciale inrigtingen hccrschte. De inrigting van den ijk wordt ter her
ziening aanbevolen.
Men verlangt algemeen een reglement op het gebruik der wegen te zien
invoeren.
Nopens het hooger onderwijs wordt eene grondige herziening bij de wet
aanbevolen, die dan tevens de inrigting van het middelbaar onderwijs zoude
moeten bevatten. Zoo lang de tegenwoordige verordeningen bestaan, behooren
die in alle opzigten stipt te worden nageleefd. Vele leden betwijfelen de
doelmatigheid der Staatsexamina. Zij zijn op verschillende gronden van oor
deel, dat de Hoogescholen voor ieder toegankelijk behooren te zijndie ver
trouwt van het daar gegeven onderwijs eenig nut te zullen kunnen trekken
en dat alleen hij het intreden in de maatschappij zoodanige Staatsexamina
streng afgenomen en doelmatig ingerigtweldadige vruchten zouden kunnen
dragen. Ook zij die de eerste willen behouden, verlangen dat dit tweede
niet outbroke.
Ook zijn de wcnschen tot verbeterde inrigting van vele Latijnsche scholen
met nieuwen aandrang geuit; op de opheffing van sommige aangedrongen en
aangemerkt dat in ieder geval de zorg der Regering daarheen behoort te strek-