LEYDSCHE COURANT WOENSDAG, 5 MEI. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt uit Zaturdag avond fr. - De Prijs der Courant is f 13 in het jaar-, de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 4 Mei. Bij de Redactie is ontvangen voor de Noodlijdenden te Wamel bij Tiel van Lydia ƒ3. De Heer Schusler, Theol. Candidaat, en als zoodanig aan de dienst der Walsche kerk alhier verhondenheeft ecne aanstelling bekomen tot Pre dikant in Zwitserland, te Yvodan, eene gemeente van 1,600 zielen, aan het meer van Neufchatelkanton Waadtland. De Heer R. Lobalto, Hoogleeraar aan de Koninklijke Akademie te Delft, tot dus ver correspondent der 4de klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, is benoemd tot lid dier klasse. Op den Rhijnspoorweg zijn in April vervoerd 29,371 reizigers, en is ontvangen ƒ43,295. Uit eene vergelijking blijkt, dat van 1°. Mei 1845 tot ultimo April 1846 is ontvangen ƒ603,564, en van 1°. Mei 1846 tot ultimo April 1847 652,301. Een visscher te Bergen-op-Zoom heeft eencn steur van 201 Ned. ffi ge vangen, dien hij levend naar Antwerpen heeft gebragt. 'sGRAVENHAGE, 3 Mei. Z. M. is sedert eenige dagen weder lijdende aan eene andcrendaagsche tus- schcnpoozcnde koorts, wier aanvallen echter in hevigheid afnamen; deze ziekte heeft II. D. belet Zondag ter kerke te gaan. Bij besluit van den 30sten April heeft Z. M. bepaald, dat de muntbil jetten van 20, ten bedrage van 4,800,000, op den lsten Junij aanstaande zullen worden ingetrokken bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam. Echter zullen zij nog gedurende 3 maanden na de intrekking bij alle betalingen aan de schatkist worden aangenomen. Z. M. heeft Mr. E. A. Berckmans de Weert benoemd tot Commies van Staat bij den Raad van Statetot Commandeur der Orde van den Nederl. Leeuw, den Schout-bij-Nacht J. C. Koopman, en tot Ridder der Militaire Willems-Orde 4de klasse den Kapitein der infanterie J. E. Jnch wegens moedige en beleidvolle handelingen als civiel en militair gezaghebber in de Lampongsche districten op Sumatra. De Minister van Finantiën zal Donderdag geen gehoor vcrleenen. Uil het verslag der Commissie van Rapporteurs, bestaande uit de Heercn Modderman, v. Panhuys, SchooneveldTelling en de Man, over het al dan niet in overweging nemen van het voorstel van den Heer Hoffman, ontleenen wij het volgende Met opzigt nu tot de in aanmerking komende vraag, of het voorstel al dan niet aan een nader onderzoek moest worden onderworpen zijn in de Afdee- lingen de gevoelens verdeeld geweest. Zij die zich voor eene toestemmende beantwoording dezer vraag gestemd toonden, voerden aan, dat de verklaring van een lid der Kamer, dat, naar zijne overtuiging, de Grondwet geschonden isop zich zelve reeds van te veel gewigt moet worden geachtom deswege niet tot eene nadere en opzettelijke overweging te besluiten. Sommigen be weerdendat de hier in aanmerking komende, hoogst belangrijke vraag, of art. 57 der Grondwet, in zooverre daarbij aan den Koning het regt wordt toegekend om verdragen te doen sluiten en te bekrachtigen in dien ruimen zin moet worden uitgelegd, dat door zulke verdragen, buiten medewerking der wetgeving, inbreuk kan worden gemaakt op bestaande wetten en zelfs op andere grondwettige voorschriften, na meermalen opgeworpen te zijn, in geene deele als uitgemaakt te beschouwen is; zoodat dan ook de daaruit voort vloeiende strijdigheid van de eene grondwettige bepaling met de andere werke lijk steeds is blijven beslaan. Hieromtrent moet eene beslissing geschieden. Aan den anderen kant echter werd in de Aldeelingen het gevoelen verde digd, dat het nader in overweging nemen van het voorstel niet wel in aan merking kon komen. Men beschouwde intusschen daarbij de zaak uit twee zeer onderscheidene oogpunten. In de eerste plaats werd door een deel der leden het denkbeeld der benoeming van eene commissie tot het ontwerpen van een adres afgekeurd, omdat zij het bestaan der grondwettige bezwaren niet konden erkennen. Onafhankelijk van deze hoofdbedenkingen meende men, dat, al wierd het bestaan der grondwetschennis voor een oogenblik aan genomen, het aan te bieden adres, en dus ook de benoeming der Commissie, lot gccncrlei nuttig einde kon leiden. Zulk een adres zou, het juiste middel niet zijn tot herstel, daar in dat geval het middel in de verantwoordelijkheid der Ministers zou moeten worden gezocht. De overige ledendie het nader in overweging nemen van het voorstel niet konden billijken, beriepen zich meer bepaald op den aard en de strekking van dat voorstel zelf, daar door het sluiten van het tractaat gehandeld zou zijn, in strijd met de Grondwet, en dat de Tweede Kamer der Statcn- Generaal gehouden is hare bezwaren dienaangaande bij een eerbiedig adres aan den Koning kenbaar te rnaken en het voorstel met name strekt om eene commissie tot het ontwerpen van zoodanig adres te benoemen. Er wordt dus daarbij als onbetwistbaar aangenomenwatnaar het oordeel dezer leden nog aan tegenspraak onderhevig moet worden geacht. Was hier sprake van het benoemen eener commissie, ten einde te overwegen, OF en in welken zin een adres zou worden aangebodendan zou men van die zijde de zaak ten principale in het midden latende tot het in overweging nemen van dat voorstel hebben medegewerkt, waartoe men thans geene vrijheid meent te kunnen vinden. Bij de Tweede Kamer hebben de onderstaande leden het volgend voorstel ingebragt Bij Koninklijke boodschap van den 27sten Februarij, is aan U ter overwe ging aangeboden een ontwerp van wet, strekkende tot intrekking van de wet van 29 December 1835, waarover de beraadslaging bepaald is op den 5ikn dezer. Wanneer zij het oog vestigen op den inhoud en de strekking van het voor stel der Regering, dan kunnen de ondergeteekenden niet zonder eenige hui vering zich voorstellen, dat zoodanig, voor het Vaderland hoogst gewigtig vraagstuk reeds nu zoude worden beslist. Zij achten het tegenwoordige tijdstip ongeschikt, om ten aanzien van den in-, uit- en doorvoer van granen vaste bepalingen te maken voor de toe komst. Wij verkeeren in een tijd van buitengewone duurte van onder scheidene levensmiddelen. De meer dan gewone hooge stand van den prijs der granen moet allezins de vrees regtvaardigendat het oordeel over eene wetdie slechts voor gewone tijden moet dienenniet onbevangen zal zijn. Daarbij is het pligtmatig, niet uit het oog te verliezen de wetgeving om trent de granen die thans in andere landen bestaat. Dat vooral een klein en betrekkelijk min krachtig Rijk, bij het daarstellen van wetten die de nijverheid betreffen, met een aandachtig oog de wetgeving van andere, vooral grootere landen behoort gade te slaan, zal wel geen betoog behoeven. En wanneer dan bij den laatsten grooten en zoo vcelom- vattenden maatregel van Sir Robert Peel een proeftijd van 3 jaren is aan genomen terwijl het geheel onzeker iswat de wetgevende rnagt in Frank rijkBelgië en de Rhijnlanden zal oordeelen voor het vervolg en voor een gewonen stand van zaken te moeten vaststellen, dan vragen de ondergetee kenden met gerustheid of men in Nederland zooveel meer inzigt in de zaak heeft, in zooveel gunstiger omstandigheden verkeert, om reeds nu voor eene onzekere toekomstvaste maatregelen te kunnen nemen Met U geroepen, om, als Vertegenwoordigers van het Nederlandsche Volk, het algemeen belang met al hun vermogen te bevorderen, zijn de onderge teekenden van oordeeldat het algemeen belang beter bevorderd zal worden door eenen anderen maatregel, namelijk, die, terwijl hij liet moeijelijke vraagstuk voor het tegenwoordige onbeslist zou laten, de gelegenheid zoude openen, om, in verband met hetzelve, middelen te heramen, die met der daad zouden kunnen gezegd worden de strekking te hebben, den inwendigen toestand van het Vaderland te verbeteren. Om daartoe te gerakenis het aan de ondergeteekenden voorgekomen het volgende, daartoe strekkende voorstel aan te bieden. Wij Willem II enz. Alzoo wij in overweging genomen hebben enz.; zoo is enz. Eenig Artikel: de werking van de wet van den 18dcn December 1845, tijdelijk verlengd bij de wet van den 30sten October 1846 tot op den lsten October 1847, wordt verder verlengd tot den lsten October 1851. Indien dit wets ontwerp wierd aangenomen en door Z. M. bekrachtigd, dan hadden wij eenen geruimen tijd voor ons, waarin ons de gelegenheid kan worden gegeven, om met meer onpartijdigheid en met meer kalmte eene zoo hoogst gewigtige zaak te onderzoekendan zulks nu onder deri drang van de nadeeligc gevolgen van twee gedeeltelijk mislukte oogsten, het geval kan wezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1