PUBLICATIE. van II. Ed, Or. Achtb. de HH. Grdep. Staten van 7,.-Hollandin dato 18 Ja nuary 1822, tot uitoefening van den Herijk der Buitengemeenten van liet Arrondissement moet begevenen alzoo buiten de mogelijkheid isom geree- delijk aan het verlangen der verzuiindhebbenden te voldoen,) zich overeen komstig hunne verpligting omtrent dezen Herijk stiptelijk te gedragen, ten einde huilen bekeuring te blijvenzullende er, na den bepaalden termijn, ingevolge dispositie van II. lid. Gr. Achlb. de 1111. Gedep. Staten van Z.-Ilol- 'land, in dalo 22 Novemb. 1831, geene verlenging van tijd, of zoogenaamde nadagen, gegeven worden. Wordende de belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd, aan de Notificatie van II. Ed. Gr. Achtb. Gedep. Staten van Zuid-Holland, in dato 4 Augustus 1820, volgens welke de ijkpligtiglicid zich uitstrekt tot alle handel- en neringdoende lieden Eabrikeurs en Ambachtslieden, die, in hun nen handel ot hun bedrijf, eenige maten of gewiglen gebruiken en de Apo thekers of Medicijnbcreiders in bet bijzonder, aan art. 3 en 5 van Z. M. besluit van 21 October 1819, Staatsbln°. 52) bepalende hunne gehoudenheid tot het bezit van een vol stel gewigten, en medeverpligting tot den jaarlijkschen Herijk van hetzelve, alsmede aan het Koninklijk Besluit van 5 Eebr. 1826, n°. 153, volgens hetwelk de, bij derzelver eersten Ijk gestempelde, grein ge wigten, zonder die cene nadere stempeling te doen ondergaan, jaarlijks door den Ijker moeten worden nagezien en onderzocht. En wordt wijders, door deze, ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaarletter, gedurende 1847, voor den ijk der maten en gewigten bepaald is de letter Aldus gedaan bij HU. Burgemeester en Wethouders der Stad Leydcn, den 22slen Maart 1847. HU 111 EU, Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. Beschrijving voor het regt op de Palenten en het Personeel voor den jare 1847 en 1848. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van Z. Exe. den lieer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van den 7<lc" April jI. N°. 3360 3(le Afd. houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving voor het Patentregt over 1847 en 1848 (dat is, van den lstcn Mei 1847, tot den 30stcn April 1848,) alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van 7 April 1847 N°. 3661 3,ic Afd., betrekkelijk de beschrijving voor de Personele Belasting voor het jaar 1847 en 1848, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad: Dat op den 3den Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligtigen, tabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters. Tappers, Kroeg en Roflijhuishoudcrswaarvoor de dcclaratoiren aan de buizen zullen worden rondgebragt, en na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Directe Belastingen, tegen rcrju worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wel van den 24sten April 1843 Staatsblad n°. 16) dat zij bun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1847 en 1848 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaarten volle zal zijn aangezuiverd waarvan zal moeten blijken alvorens de artens van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd de Patenten in gereedheid ge bragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der Wet, van den 6tlcl> April 1823, n°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21stcn Mei 1819, Staats blad n°. 34) de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1847 wordt vastgesteld op den 7dcn ]\]e; van dat jaar, en dat de wcderinzameling derzelvo, tegen rcrpi, door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificecrden geteekend, op den achtsten da» na de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der Patentpligtigen, op of met den 31stcu Mei daaraan volgende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklarin gen meer zullen worden aangenomen. AVordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op bet regt van Patent, van den 21stcn Mei 1819, inhoudende: «dat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij bet terughalen derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen «op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen dat de bij de Wet gevorderde aangiften verklaringen en aan- vragen welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe «belastingen," (op het Vrouwe Klooster binnen deze Stad) «verkrijgbaar zijn, «door in persoon of door hunnen gemagtigdenbehoorlijk ingevuld, op den «daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorsclirevene wet, houdende: «de aan het regt van Patent onderhevige personenwelkena den afloop van den tijdtot «het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door «valsche, onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken «reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25 en niet meer dan 400 guldens." Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel n°. 16 der Wet, van den 6tlcn April 1823, n°. 14, voorkomende, de eigena ren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigendie de ad ministratie hebben over eenige binnenschepenschuiten en andere vaartuigen gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk Patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den lstcn Mei aanstaande tot en met den 15dc" dier- .zelfde inaand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen wordende dezelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen betrekkelijk .de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15den Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gehrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het :37ste artikel der Wet, van den 21sten Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat -echter gemelde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde Schippers, ver lengd wordt tot den 24slcn derzelve maand, ten einde zij volgens 13 der Met, van den 6(lf,n April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalen, cn dat zij dus gedurende de ge heide maand, volstaan kunnen met de vertooning, hetzij van hun vorig Pa tent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte. Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16<lcn Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, taléls enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op publieke markten en kermissen uitstallen mitsgaders de debitanlen in loterijbriefjes en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't kleinhetzij in 't grootte water ofte lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkheden, in Tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de alge- meene beschrijving voor 1847 zullen moeten worden begrepen, gehouden zullen zijn zich, gedurende de geheele maand Mei, ter bekoming van bun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Sad, *s voormidags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien lijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen. die hun lie roep of be drijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvingen wor den begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Dat almede op den 7Jcn Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving voor de Personeele Belasting over het dienstjaar 1847/48. Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of -ook bij bet terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich in geen geval zullen mogen beroepen op zoodanig verzuim, maar integendeel gehouden zijn om de vereisehte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des Ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en "zonder daar voor eenige betaling te kunnen eischeuverrigtenmet vermelding der redenen waaromen zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag tigde, in tegenwoordigheid van epn derde p-rsoon en met en benevens deze, worden geteekend na voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op bet personeel te doene aangiften in het algemeen, behooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond slagen alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge meente dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aangifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door een en deneelfden belasting schuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk Van deze, bet aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigddat tot tegcnschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: SIMON du CROIX, JAN I.ABREE, LOUIS CORNET en JOHANNES van der TAS. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwonden zal deze worden afgekondigd en aangeplaktalomme waar zulks te doen ge bruikelijk isterwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeldaan den Ontvanger der Directe belastingen tot deszelfs informatie. Aldus gedaan cn gepubliceerd bij HH. Burgemeester cn Wethouders der Stad Leuden, op den 29stcn April 1847. DU RTEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. l'UTTKAMMER. BROODZETTING, Ingaande Maandag den 3dcn Mei 1847. Maximum van den prijs, waar niet bovenmaar wel heneden zal mogen worden verkocht, ingevolge Koninklijk besluit van den 25slcn Januarij 1826, [Staatsblad N°. 5) cn de dispositie van H. II. Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland, van den 5den December 1828, [Provinciaalblad N°. 161.) Het Roggebrood, van zuivere Rogge gebakken, wegende drie Ncderland- sche ponden, (door de schorsing der Stedelijke Belasting) op 49 Cents. Een pond vijf oneen, (door de schorsing der Stedelijke Belasting) op 24J. Het Tarwebrood, beste soort, wegende een Nedcrl. pond, op 42 Vijf oneen op21 Het Franse.hbrood van een Nedcrl. pond, op42 Vijf oneen, op21 Het Huisbak, wegende een Neder]pond, op 37 Vijf oneen, op18* Het minste soort of zoogenaamd krop uit de zakvan een Nedcrl. pondop31 Vijf oneen, op15J- Alles gebakken overeenkomstig art. 2 van bet Reglement op liet bakken en verkoopen van brood, gearresteerd den 5(,'jn September 1346. Legden29 April 1847. Burgemeester en Wethouders der stad Leaden, DU R1EU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMEB. 2Dlste K0IINKLIJK11 1«1 Trekking der Vijfde Klasse. 33sle en laatste Lijst. N°. 16699 eene premie van ƒ5,000. ASS A Bii.es. TE IV TIK NI. Heden beviel zeer voorspoedig van een welgeschapen DOCHTER, MARIA ELIZABETH SNEIJEKS, geliefde Echtgenootc van Leyden, 29 April 1847. A. J. HUDEPOOL. Strekkende deze tot Algemeene Kennisgeving zoo buiten als binnen deze Stad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 3