LEYDSCHE VRIJDAG, 30 APRIL. BHVVENLANDSCHE BERÏGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag homt uit Zaturdag avond. De Prijs der Courant is f 13 in liet jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 29 April. Zeer vele Nederlanders zullen met genoegen liet besluit hebben gezien van Z. M. den Koningwaarbij eene algemeene Biddag wordt uitgeschreven tegen Zondag aanstaande, en ook in deze stad zullen er velen gevonden worden die zich daarin verhengen en die het voornemen hebben om te gelijk met hunne opkomst in de Bedehuizen, even als hunne voorouderen hij zulke ge legenheid, milddadigheid aan hunne arme natuurgenooten te bewijzen. Daartoe op te wekken is het doel van dit schrijven, en zeker zal, in hel vertrouwen dat alle giften boven de gewone Collecten zullen strekken tot eene buitengewone bedeeling aan de armen, hier en elders ook deze Biddag blijken opleveren van de nog heerschende voorvaderlijke deugd der liefdadigheid. Ingezonden. Ter Maandelijksche Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde in de vorige week gehoudenis bepaald dat de Algemeene Jaar- lijksche Vergadering, die bevorens elders bijeenkwam, dit jaar op den 17dcn Junij aanstaande binnen deze stad zal gehouden worden. Te Zalt-Bommel bij Noman en Zoon is een stukje uitgekomen van Ds. C. Hooyer, waarin de groote nood geschetst wordt, waarin vele dorpen in de Neder-Betuwe, een deel der Tielerwaard en vooral der Bommelerwaard ver- keeren. Het boekje verdient in veler handen te zijn, ook wegens het oog merk waarmede het is uitgegevennamelijk ten voordede der armen in die streken. Wij prijzen het dat men zijne medemenschen buiten 's lands niet vergeet: maar daarbij echter is het zonder twijfel dure pligt zijne landgenooten dubbel te bedenken. In de Staals-Courant van 11. AVoensdag wordt medegedeeld het algemeen verslag van de Commissie van Rapporteurs, bestaande uit de HH. de Kempenaer, Cost Jordens, v. Goltstcin, v. Heemstra en v. Dam v. Isselt, omtrent het wets ontwerp tot intrekking der Graanwet, en tot vaststelling van regten, uitgebragt in de zitting van den 275tcn April. AA'ij geven uit dit uitgebreide stuk hier het meest hoofdzakelijke betrekkelijk de meer algemeene beschouwingen zijnde de bijzonderheden omtrent de bepaling der regten van de verschillende granen niet vatbaar orn in een verkort overzigt te worden medegedeeld. Bij gelegenheid dat de Commissie in October II., met den Minister van Fi- nantiën in overleg trad over de beoordeeling, welke in de afdeelingen was te bcart gevallen aan het ontwerp van wet tot verlenging der, bij de wet van 18 December 1845 vastgestelde maatregelen ter aanmoediging van den invoer van levensmiddelen, op den 22slen October te voren bij haar ingekomen, heeft Z. Exc. medegedeeld: dat het voornemen bij de Regering bestond, om de vraag wegens de graanwet nog in den loop dezer zitting bij de Staten-Gene- raai te brengen. Die voordragt werd den 26steB Februarij door den Koning aan de Tweede Kamer gezonden en hield in, eene intrekking der wet van 29 Dec. 1835 en vaststelling van nieuwe regten op de granen en andere levensmiddelen. Zij werd in de afdeelingen met de meeste zorg overwogen. Het onthaal dier voordragt ill de afdeelingen was zeer verschillend. In de meeste begreep men: dat de hoofdzaak volkomen bekend is, dat de uitkomsten vóór en na de wet van 29 December 1835 geblekeneven min in bijzonderheden behoef den te worden opgehaald; dat het daarom het raadzaamst was, zich tot het overwegen der beginselen en beschikkingen van dit wetsontwerp te hepalen. In éénc afdeeling heeft men zich eerst in het brcede met de hoofdbeginselen der zaak, en daarna met de bijzonderheden der voordragt hezig gehouden. Gemelde leden geroepen om uit naam der onderscheidene afdeelingen een verslag op te maken hetwelknaar aanleiding van de overwegingen in de afdeelingen, de gronden en bedenkingen doet kennenwelke ter aanneming of verwerping van het wetsontwerp zijn aangevoerd, hebben gemeend genoeg zame vrijheid te bezitten om den eersten weg alleen te bewandelen. Zij zullen daarom mededeelen1. De algemeene opmerkingen. II. De onderscheidene aanmerkingen, die zoo ten voor- als ten nadeele van hare bepalingen in het midden zijri gebragt. III. De kleine verbeteringen, die het opstel zelf schijnt te behoeven. I. 1°. Er waren er, die deze wets-voordragt beschouwden als onstaatkun dig, zelfs onvoorzigtig. Zij meenden dat de aandacht op dit onderwerp thans te levendig was ge vestigd de gemoederen te hoog waren opgewonden de arbeidende tegen de ren ten trek ken de klassen in het harnas zouden worden gejaagd; en de graan- bonwers vijandiglijk aangevuurd tegen de handelaren. Anderen betoogden dat de strijd bestaat en geopend is door de invoering der wet van 29 December 1835; dat het noodzakelijk is, die spanning een maal te doen ophouden; en dat er van de afschaffing van de wet van 29 Dec. 1835 even weinig volksrampen te duchten zijn als de invoering dier wet dezelve heeft te weeg gehragt. 2°. Er werden er gevonden, die de voordragt thans bij de schaarschhcid ontijdig keurden. Anderen betoogden dat het tegenwoordige tijdstip buitengewoon mag heeten, niet zoo zeer alleen om het mislukken van enkele gewassen, maar bijzonder om de groote verandering die Engeland in haar belastingstelsel heeft gemaakt en voortgaat uit te breiden; waarom nu reeds, en wel zoo spoedig mogelijk, de vraag moet worden beantwoord of Nederland een deel terug verlangt van den bloeijenden graanhandel, dien zij eertijds bezat, maar door belasting wetten geheel verloor; dan wel of zij dien aan andere volkeren wil overlaten. De eersten voerden daartegen aan dat ten minste mogt worden afgewacht wat de andere naburige volkeren ten dezen opzigte zullen doen. De laatste hebben geantwoord, dat juist daardoor aan anderen het voordcel zou worden toegekend, dat nu nng voor Nederland verkrijgbaar is, en het voorgaan, niet het volgen ten dezen opzigte alleen vrucht kan dragen. II. De intrekking is zeer verschillend beoordeeld. 1». Sommigen beweer den dat de graanbouw, zonder de bescherming der wet, te gronde moet gaan; dat de schaalregten de billijkste belasting uitmaken. 2°. Anderen wilden wel afstand doen van de schaalregtenen zich met een vast regt op den invoer vergenoegen wanneer daarbij gelijktijdig eenige ont heffing van accijnsen werd verleend. De voormelde ontheffing van accijnsen wilden sommigen doen hestaan in geheele afschaffing van de belastingen op het gemaal en geslagt. Anderen zouden zich tevreden stellen met vrijstelling van den accijns voor zooveel de rogge, het spek en vaikensvleesch betreft. 3°. AVeder anderen wilden de thans bestaande hulpbepalingen voor nog 2 of 3 jaren verlengen. 4°. De overigen betoogden dat bij schaalregten geen handel in granen moge lijk is; dat de wet van 29 December 1835 dan ook allen graanhandel uit het vaderland heeft verjaagddat zij aan de graanbouwers zeiven geen voor deel heeft aangebragt, maar wel aan duizenden uit allerlei klassen, die van den graanhandel leefden, het dagclijksche brood heeft ontnomen; dat zij alleen voor de grondbezitters hoogere pachten heeft opgeleverd en de prijzen van het brood voor allen aanmerkelijk heeft doen stijgen. Zij drongen daarom op eene spoedige en volledige afschaffing dezer wet aan. Algemeen is het wenschelijk gekeurddat de belasting per mud in den handel berekend en daartoe met 30 gedeeld zou kunnen worden. Sommigen hebben deze bepaling van vaste regten afgekeurdomdat zij het stelsel van schaalregten zijn toegedaan. Anderen hebben deze regten te laag gesteld gevonden. Het bijbehouden van het Entrepöt-stelsel heeft sommigen mishaagd. Er waren er die de voorgestelde regten op de granen, nog veel aanmerkelijker dan hierboven is vermeld, wenschten te hebben verlaagd, maar dan ook alle entreposering uitgesloten. Anderen verlangden diezelfde uitsluiting zonder vermindering van regten. De meesten vereenigden zich met deze voordragt, doch wenschten daarbij te zien opgenomen de bepalingen van artt. 7 en 8 der wet van 29 Dcc. 1835. In het belang van den Frieschen bolerhandel hebben sommigen bezwa ren ingebragt tegen de vermindering van het regt op den doorvoer van ƒ1.50 tot ƒ0.10. De overigen meenden dat de ligging van het vaderland vele voordeelen te genieten geeft van den doorvoer-handel, en deze niet mogen worden verzaakt, veel minder gekeerd dat daardoor de bewoners onzer havens en onze reede- rijen moeten gevoed worden. 'sGRAVENHAGE29 April. In de zitting van de Tweede Kamer van den 26sten waren onder ande ren verzoekschriften ingediend van Dros en Gebr. Ticlemanen Sladlander en Comp. c. s.Zeepzieders te Leyden en te Amsterdam tot afschaffing van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1