LEYDSCHE COURANT. ^1É 1847. MAANDAG, L MAART. De Courant wordt Maandag, Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag^ avond. N*. 26.{|zi: VV.n De Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. BEVNENLAJNDSCHE BERÏGTEN. LEYDEN, 27 Februarij. De Commissie van Beheer en Toezigt over de Droogmaking van het Haarlemmermeer zal den 15dcn Maart aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken aanbesteden het bouwen van woningen voor de werklieden bij de op te rigten stoomwerktuigen de Cruquius en de Lynden; nadere information zijn onder anderen te bekomen bij den Ingenieur J. A. Beyerinck alhier. In het Tielsch Weekblad leest men een soort van oproeping van Nee'rlands volk. De aanhef luidt (zeker een captatio benevolentiae): «Onver schillig volk van Nederland!" Verder wordt aan hetzelve verweten dat geld, alleen geld, hun leus is; dat het niet vraagt waar de 127 milliocn zweets en bloeds (gelds) is gebleven (alsof men dat niet lang wist)men verwijt het volk dat het moed en beleid mist om van nieuwe wegen van vertier gebruik te maken; dat het overal zich laat voorbij streven in nieuwe uitvindingen en toepassingen, en dat het te flaauw is om van zijne staatkundige regten tot herstel van grieven gebruik te maken. «Op dan! (luidt het) Volk van Nederland! ontwaak eindelijk uit uwe vad sige slaperigheidOntwaakvoor dat de armoede en de vijand u wakker dondert!" Men ziet, aan ontbreekt het even zoo min als aan krachtige woorden. De aansporing om toch vooruit te streven en ijverig gebruik te maken van al wat de tijd ontwikkelt ter uitbreiding en verbetering van onze welvaart, is nimmer overbodig; maar wij gelooven dat het gros des volks zich ook daarbij moest bepalen; dat de staatshuishoudkunde voor hetzelve eene nuttige wetenschap is, waar de staatkunde veiliger wordt'overgelaten aan degenen die er in hoogere en lagere betrekkingen toe geroepen zijn, en zien niet in wat dergelijke onbepaalde hartstogtelijke uitboezemingen van donderende welspre kendheid voor nut kunnen stichten. De rivier-berigten uit Duitschland, België en Frankrijk luiden wederom gunstiger, daar het water overal aanmerkelijk gedaald was. 's GRAVENHAGE26 Februarij. Z. M. heeft de Provinciale Staten van Limburg tegen den 9den Maart bij eengeroepen tot het houden eener buitengewone vergadering, ter verkiezing van een Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaalin plaats van den Heer Le Clercqwelke niet toegelaten isomdat hij geen Nederlander van geboorte was. Het nader verslag van het verhandelde in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den 24sten dezer, behelst het volgende De Zitting is ten 11 ure door den Voorzitter Mr. G. J. Bruce, geopend. Hunne Exc. de Ministers van Justitie, van Marine, van Finanliën en van Oorlog wonen de vergadering bij. De notulen van het verhandelde in de vo rige zitting zijn gelezen en goedgekeurd. Is ingekomen een ontwerp van wet tot regeling en afsluiting van de fond sen voor kwade posten op de kohieren van de Personele Belasting en het Pa- tentregtbetreffende dc dienstenvoorafgaande aan den lsten Mei 1843 be vattende de drie volgende artikelen Art. 1. Tot verevening van de uitgaven ten laste van de nagemelde bijzon dere fondsen worden vastgesteld de navolgende sommen 1°. Ten laste van het fonds, afgezonderd van de hoofdsom der Belasting op het Personeel tot bestrijding van kwade posten over de dienstjaren vooraf gaande aan dat, hetwelk op 1 Mei 1843 aanvang heeft genomen: AVegens ontheffingen verminderingenafschrijvingenoninbare posten onverhaalbare kosten van schatting en herziening, alsmede voor oninvorder bare kosten van vervolging, ƒ856,959.13, te weten: over het dienstjaar 18381839 8.32). 1839—1840 - 553.84) 1840—1841 - 99,528.75 1841-1842 -369,637.58 1842—1843 -387,230.66 ƒ856,959,16 AVegens ontheffing, vermindering, oninbare posten, afschrijvingen rn on- verhaalbare kosten van vervolging, alsmede voor belooningen aan zetters en belooningen ol schadeloosstelling aan de personen, genoemd in arlt. 35 cn 36 der wet van 21 Mei 1819 ƒ292.907.76, te weten: voor het dienstjaar 18371838 4.00 1839—1840 - 190.97 1840—1841 - 22,899.64) 1841—1842 - 126,347.74 1842—1843 - 143,465.40) ƒ292,907.76 2°. Ten laste van het fonds, afgezonderd van de hoofdsom der Belasting wegens de Patenten ter bestrijding van kwade posten, over de dienstjaren voorafgaande aan dat, hetwelk op 1 Mei 1843 aanvang heeft genomen Art. 2. Tot dekking der uitgaven in het voorgaande artikel vermeld wor den aangewezen de navolgende middelen a. Het tonds, afgezonderd van de hoofdsom der belasting op het personeel ter bestrijding van kwade posten het beschikbaar bedrag op den lstc" Ja nuary 1842786,975.62 Nadere ontvangsten over de afgeloopene dienstjaren- 229,401.69 Ontvangst over het dienstjaar 1842—1843- 470,811.76 te zamen ƒ1,487,189.07 b. Het fonds, afgezonderd van de hoofdsom der belasting op de Patenten tot bestrijding van kwade posten: het beschikbaar bedrag op den lsten Ja nuary 1842 ƒ385,809.07 Nadere ontvangsten over de afgeloopene dienstjaren- 83,645.96) Ontvangst over het dienstjaar 18421843-201,758.23 te zamen ƒ671,213.26) Art. 3. De bewijsstukken dier uitgaven bij art. 1 vermeld worden bin nen den tijd van eene maand na de uitvaardiging dezer wet orergebragt ter Algemeene Rekenkamer. Na verevening derzelve, worden de rekeningen der in deze wet vermelde bijzondere fondsen afgesloten, en de sommen, welke blijken op die rekeningen over te schieten, als toevallige bate van dc schatkist over het jaar 1845 ver antwoord, om te strekken tot aanvulling der middelen van laatstgemeld jaar. De memorie van toelichting luidt hoofdzakelijk als volgt: Tot en met 1831 vond men in de begrootingen van staatsuitgaven niet alleen wegens de grondbelasting, maar ook voor de personele belasting en het patentregt, eene som voor kwade posten uitgetrokken. Bij de begrooting van staatsuitgaven over 1832 is men in zooverre daarvan teruggekomen dat op deze bcgrooting geen geldelijk beloop meer uitgetrok ken is voor kwade posten wegens de personele belasting en het patentregt, maar is daarentegen, met aanvang van de dienst 1832, voor het vermoede lijk bedrag van kwade posten, een geldelijk bedrag van de hoofdsom dezer middelen afgetrokken en tot een hijzonder fonds daargesteld. Ten aanzien van het patentregt berustte deze wijze van doen op art. 27 der wet van 21 Mei 1819, en met opzigl tot de personele belasting was zij een noodzakelijk gevolg van het weglaten der soin voor kwade posten op de begroo ting zij moest als middel dienen, om dc kohieren te kunnen aanzuiveren. Met den lsten Mei 1843 is dit onderwerp nader geregeld bij de wet van 24 April, en voor het vervolg dc'bestaande handelwijze bevestigd. Jntusschen wordt, volgens de wet houdende instructie voor de Algemeene Rekenkamer van den 5den October 1841, een wettelijke grondslag vereischt voor de verevening van de aanwijzingen en de uitgaven welke op de gedachte fondsen sedert den lstc" Januarij 1842 zijn gedaanterwijl de saldo's dier fondsen, welke over het geheele tijdvak van 1832 tot 1843 eene vrij aanzien lijke som opleveren, bij wettelijke bepaling voor de begrooting behooren te worden beschikbaar gesteld. Hiertoe strekt het ontwerp van wet, waarhij het overschot van ruim een millioen zal worden toegevoegd aan de middelen van het dienstjaar 1845. Ten slotte meent men te kunnen opmerken dat de fondsen voor kwade posten, na 1 Mei 1843, door mindere nitgaven en meerdere ontvangsten, een beteren stand opleveren, dan met de dienst 1842/43 het geval was. Alhier heeft zich eene Commissie gevormd tot ontvangst van bijdragen voor de noodlijdenden in Ierland en Schotland, bestaande uit de Hecren Jhr. L. R. Gcvaerts, Colonel D. Ragay Luitenant-Generaal Sir AV. de TuyllDs. II. S. BeresfordMp. A. Mackay en Mp. G. Groen van Prinsterer, terwijl ook de uitgever van het Dagblad van 's Gravenliage zich met het ontvangen der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1