LEYDSCHE COURANT. 1847, WOENSDAG, 24 FEBRUARIJ. PP. 24IE.ec BTNNENLA JN DSC HE BEttTGTEJN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag avond. De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEY DEN, 23 Februari). Naar wij vernemen werd een der werklieden van de Fabiiek der tieeren de Graaf,' te drier stede, in de voorgaande week overtuigd zich aan diefstal van Sa ij et schuldig gemaakt te hebben. Deswegens aangehouden erkende hij, zulks meermalen te hehlien bedreven, verleid door iemand die het gcstolenc, des bewust, van hem opkocht. Naar aanleiding dezer opgave, is er Zaturdag 11. door de bevoegde reglerlijke ambtenaren eene huiszoeking gedaan hij zekeren II. BloemendaalISoezclvever alhier, met het gunstig gevolg dat niet alleen eonige partijtjes Saijet aan de floeren de Graaf toebelioorende en als zoodanig herkend, in zijne woning werden in beslag genomen, maar daarenboven eene zeer beduidende hoeveelheid Saksische wol, ter waarde van meer dan duizend guldens, welke hij beweerde elders in kleine gedeelten te hebben ingekocht. Gemelde persoon daarop krachtens regterlijk hevel voorloopig aangehouden verklaarde eerst den bedoelden werkman niet te kennen, beleed vervolgens, wel eens iets van hem gekocht te hebben, doch van de herkomst onbewust, en erkende later dat zulks zesmaal plaats greep. Gevangen genomen heeft hij zich in den nacht van Zondag op Maandag in liet Huis van Arrest van het leven beroofd» Het is" te wenschen dat het der Justitie gelukken moge cm de herkomst van alle de in beslag genomene goederen nader toe te lichten en daardoor mede te werken, om het in fabrieksteden vooral zoo heilloos be drijf der opkoopers ernstig tegen te gaan. In onze vorige hebben wij gemeld dat Jan ter Linde den 18dcn dezer te Arnhem in de zaak van den Kapelaan Gefkcns een verhoor heeft ondergaan van ongeveer 3 uren, en daarna ontslagen is. Nadere herigtcn melden dat hij verklaard heeft, dat al zijn vroegere gezegden omtrent zijnen omgang met de bekende Maria AViegerink en zijne pogingen orn haar van hel leven te beroovcn, door hem waren uitgestrooid om den Kapelaan voor onschuldig te doen houden. Des morgens heeft hij aan ieder die er naar wilde hooren verhaald wat hij in het belang van den Kapelaan vroeger had verteld. Het ontwerp van wet tot intrekking der wet van 29 Nivóse 13de jaar, luidt als volgt: Art. 1. De wet van 29 Nivóse XIIld-e jaar wordt ingetrokken en, van het tijdstip af harer intrekking, met al hare gevolgen buiten werking gesteld, ook ten opzigte van de onder haar gebied reeds gedane aanvragen tot toepas sing derzclve, onverminderd de verpligling van den staat tot het voortdurend voldoen vari de geldelijke uitkeeriagenwaartoe hij, ten gevolge der voor melde wet, hij reglerlijke uitspraken, mogt zijn veroordeeld. Art. 2. De kosten door bijzondere personen reeds gemaakt, ter zake van rcglsvorderingen tol toepassing van de, in art. 1 gemelde wet, alsnog aan hangig tijdens het in werking komen der tegenwoordige wet, zullen worden gedragen door den slaat. Deze bepaling is niet van toepassing op de regtsvorderingen in welke het regt van kosteloos te procederen is toegestaan. Art. 3. De tegenwoordige wel is verbindende te rekenen van den vijfden dag na hare afkondiging. In de memorie van toelichting hij dit wels-ontwerp wordt onder anderen gezegd, dat de wet in Frankrijk nimmer is toegepast, desniettegenstaande werd de wet hier executoir verklaard, doch bleef huiten werking; alleen in 1829 riep zekeren R. Minct, te Diriée, haar in, de Regering beschouwde dezelve toen van geen kracht meer. De Regering heeft steeds het beginsel volgehouden, dat, daar de bedoelde wet nimmer in werking was gebragt, hare toepassing niet met vrucht kon worden ingeroepen en de aanvragen afgewezen. Daarin is ook steeds berust, tot onlangs zekere Hoogland, opperman, te •»s Gravenhage, den Staat voor den Iloogen Raad heeft betrokken, die denzel- .ven veroor deeld heeft, oin den door den eischer aangewezen zoon op de wijze ihij de wet bedoeld, tot zijn 18dcn jaar, op te voeden, en voor het geval dat de staat hein daartoe rriet mogt opnemen om aart den eischer uit te koeren eene jaarlijkschc toelage van (ƒ250) tot zijn 18de jaar. Ten gevolge van de bekendheid dezer zaak, zijrr sedert bij de regering ruim •5(00 aanvragen ontvangen, waarvan ruim 400 even gegrond schijnende als die van Hoogland. Gedurende de laatste 3 maanden van 1846 is het getal der aanvragen 180 geweest, dat is gemiddeld 60 per maand. Zoo zouden er jaarlijks 720 nieuwe aanvragen te verwachten zijn, en de Staat blijvend belast worden met de opvoeding van 720 X 8, dat is 5760 jongelieden van 10 tot 18-jarigen leellijd, in daartoe op te rigten licéërt en scholen van kunsten en handwerken. De jaarlijlisclre kosten zouden wclligt meer dan ƒ250 per hoofd heloopetr doch ookwanneer men die som tot maatstaf neemt, zoude de wet jaarlijks aan den Staat kunnen te -staan komen op de som van 250 X 5760 of 1,440,000. De regeling wil daarom de wet buiten werking stellen. Door eene hloote intrekking, zoude echter alleen nieuwe aanvragen worden voorgekomen en de Staat belast worden met de kosien der opvoeding van de kinderen welke, vóór dpze concept-wet, door hunne vaders waren aangewezen. Om dit be zwaar uit den weg te ruimen, hetwelk over 8 jaren, schier een millioen gulden zoude kunnen bedragen, is in art. 1 uitgedrukt, dat de in te trekken wet tevens in alle hare gevolgen wordt buiten werking gesteld van het tijd stip van hare intrekking, zoodat de Staat alleen voorzien zal in die gevallen, in welke de toepassing der wet van Nivóse, ten gevolge van vroegere rogtor- lijke uitspraken, over een zeker aantal jaren, ten koste van den Staat, moet plaats hebben. -Heden is bij de Gebr. van Cleef, te 's Gravenhage en te Amsterdam uit gekomen een Rapport omtrent de Onteigeningen teu behoeve der IV" Sectie van den Hollandschen Spoorwegzijnde hel gedeelte tusschen 's Gravenhage en Rotterdam. Uitgebragt tn de 379sle Vergadering van den Raad van Administratie der Holl. IJzeren Spoorweg Maatschappij van Donderdag den 28slcn January 1847; door den Ingenieur-Directeur F. W. Conrad. Het is," zegt de Schrijver, voorwaar geene aangename taak, om zich vele onaangenaamheden op nieuw te moeten voorstellen, die wij thans bijna geheel doorgeworsteld zijn het is zulks te minder, omdat de gevolgen van dien, een' hoogst nadeeligen invloed hebben gehad op de daarvoor berekende gelden en deze door de, ten gevolge eener allergebrekkigste Wet., ondervondene afper singen verre zijn overschreden moeten worden." Voor ƒ917,000 ismen de noodige gronden meester geworden, hiervoor is de Maatschappij eigenares van 126 bunders, waarvan zij er slechts 76 noodig heeft. De werkelijke aankoop dier 126 bunders heeft gemiddeld ƒ5,246 per h under bedragen, het onge stoord bezit met al de onkosten bedraagt echter ruim ƒ12,000 per bunder, terwijl men gemeend had die op ƒ3,500 te hebben mogen schatten, voor land dat doorgaans niet meer dan ƒ6 h ƒ800 waarde had. «Tijdverlies," zegt de Schrijver, en oponthoud worden door de beslaande Wet op alle wijze be vorderdonregtvaardige woeker wordt er door gestijfd., en geene wet heeft ooit nadceliger op alle industrieels ondernemingen en op de welvaart van een geheel volk gewerkt, als de tegenwoordige Wet op de onteigening. Hoe nadeelig dit ook voor de fondsen der Maatschappij is geweest, en hoe veel er dan ook op de berekende sommen der onteigeningen is te kort gekomen, wij zijn thans het ergste doorgeworsteld; onze vrijheid van werken is duur ge kocht, doch ook onbelemmerd in onze verdere handelingen zijn wij thans niet langer gebonden door eene Wet, die alles belemmert en tegenwerkt wat naar spoed zweemt. Eene Wet, die misschien het eldorado der Advokaten, doch voorzeker de pijnbank is der Spoortveg-Maatschappij en derzelver Ingenieurs. Indien de tegenwoordige Wet van onteigening Idijft bestaan, wee! degenen, die na ons komen, want de vorderingen zullen hoe langer hoe erger worden, cn indien men geene andere Wet op de onteigening kan daarslcllen waarhij het grondbeginsel eener voorloopige inbezitstelling meer bepaaldelijk wordt aangenomen, zoo kan men verzekerd zijn, dat geen enkele der tegenwoordige Spoorweg-Ondernemingen in jaren anders dan onder opoffering van schallen gelds lot stand zullen komen." Men ontvangt de heste herigtcn over den welstand van den Inspector der Nedcrlandschc zendingen van Rliijn: naar de laatste herigtcn was hij te Sourabaija. Allerwegc in Oost-Indië wordt hij met de meeste onderscheiding ontvangen, en ondervindt in ruime mate de medewerking en toegenegenheid van den Gouverneur-Generaal. Eerlang hoopte hij zijne reis naar de Moluk- ken voort te zetten. De Heer Gerieke op Java heeft liet werk der Javaan- sehe bijbelvertaling, door het Nederlandsche Bijbelgenootschap hem opgedra gen, naar van goerlerhand gemeld wordt, voltooid, en hoopt eerlang naar Europa te komen om op den druk dier vertaling (waarmede hier te lande reeds een begin wordt gemaakt, onder toezigt van Prof. Roorda) loe te zien,., en later ter verspreiding derzclve naar Java terug te koeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1