Jklaren. Zoo dus de Nederlanders onzen handel schaden, zal liet ten minste
niet arglistig geschieden.
Dat de waren onder de bescherming der Engelschc of Nederlandsche vlag
geplaatst wordendat Engeland of de Nederlandsche regering de kosten der
vestiging drage, hieraan is weinig gelegen, mils slechts onze handelaars en
hunne koopgoederen, overeenkomstig liet besluit van den Gouverneur-Generaal
van Neêrlands Indie, op denzelfden voet als die der Nederlanden worden aan
genomen.
Wij zijn overtuigd dat de pogingen en de kapitalen van den Britschen
handel veel zullen toebrengen om liet aanbelang van Macassar te verhoogen
laat ons evenzeer doen opmerken, dat, zoo al de maatregel waarover wij spre
ken, gunstig voor onzen handel is, hij zulks niet minder zijn zal voor onze
huren, de Nederlanders; want ofschoon zij nog met de voorzigtighoid hunner
vaderen en met den geest van onderneming, die hunne voorouders zoo zeer
onderscheidde, begaafd zijn. weten wij hij ondervinding, dat de medewerking
van den Engelsehen handel niet zonder nut is om nieuwe wegen voor dien
der andere volken van Europi te openen en te hanen.
Wat er van zij, de maatregel, welken de Nederlandsche Regering geno
men heeft, zal noodwendig eene gehecle verandering van stelsel aanbrengen.
In de nabuurschap eener vrijhaven kan noch uitsluiting noch alleenhandel
bestaan. Geheel de Britschc zeemagt zou ontoereikend zijn, om die te midden
der ontelbare eilanden van den Indisehen Archipel te handhaven. Eene groote
schrede is geschied, de rest zal van zelve volgen; en wij kunnen verklaren,
dat, bovenal uit dit oogpunt, wij met genoegen een' maatregel vernomen
hebben, die meer dan eenige andere zal medewerken, om de belangen der
heide natiën te begunstigen en hare hel rekkingen op een' voet van weêrkcerige
welwillendheid te vestigen, die voor beide zoo uiterst voordeelig is."
Hier te lande is eene verxekcrings maatschappij opgerigt tegen diefstal,
de premie is 20 sh. voor alle beroovingen beneden de waarde van 50 pCt.
FRANKRIJK.
PARIJS, 9 Januarij.
Gisteren had gedurende den gebeden dag eene zatnenscholing plaats voor
een magazijn van eetwaren, op den boulevard Poissonière. Het voorwerp, dat
de nieuwsgierigheid aller voorbijgangers wekte, was een getrullelde kalkoen,
die wegens zijne reusachtige gestalte op een groot schaap geleek. Dit wonder
dier was 35 Ned. zwaar en gevuld met 20 Ned. truffels. Het was be
stemd om naar een lielhebber te Brussel gezonden te worden, die het voor
400 frs. bad gekocht.
Op bet oogenblik dat]alle beminnaars van camclias, rozen, dablias, enz.,
bun uitersts best doen, om eene blaauwe bloem magtig te worden, beelt bet
toeval een bloemenliefhebber uit Lyon, den Heer Sarcène begunstigd, en in
diens oranjerie eene camelia, van de soort [mbricata Rubradoen ontstaan,
wier bladeren eene blaauwacbtige tint hebben. De onderste bladen dezer
bloem zijn fraai ligt rood, do bovenste wit cn de middelste blaauwachtig.
Deze bloem vereenigt dus de drie nationale kleuren.
BËLGIE.
BRUSSEL, 10 Januarij.
Er zal den lstcn Julij aanstaande alhier eene tentoonstelling van voortbreng,
■selen van nationale nijverheid worden gehouden.
De armoede in de beide Vlaanderen is ontzettend groot; aan meer dan
150,000 armen in liet land van Oost-Vlaanderen alleen ontbreekt bet schier
aan alles; er zijn inschrijvingen geopend om den bcboefligen aldaar en elders
te gemoet te komen.
TIEL, 8 Januarij. Door den Brecden Kerkeraad der Hervormde Gemeente
is uit bet gemelde drietal, beden tot herder en lecraar alhier beroepen Ds.
W. II. Havcrkorn van Rysewijk, Tb. Dr. te Ruurlo,
Aan den Edel Achtbaren Raad dezer stad is liet volgend verzoekschrift
ingediend
Met eerbied verzoeken de ondergeteekendenstemgeregtigde burgers der stad
Leyden, dal bel den Edel Achtb. Raad beliage, de stedelijke begrooting voor
bet volgende dienstjaar jaarlijks door den druk publick te doen maken inel
zoodanige verklaring of toelichting, als de P»aad noodig zal oordeclen.
De ondergeteekenden raeenendat publiciteit, natuurlijke eigenschap der
publieke zaak, in geenen deele door liet stedelijk reglement uitgesloten noch
beperkt, door ons grondwettig stelsel wordt gevorderd.
Onder eene Regering bij vertegenwoordiging, gelijk die bier Ie lande, in
beginsel althans, voor de plaatselijke gemeente, voor de provincie, voor het
Rijk, door de Grondwet is verordend, moet publiciteit regel zijn; dewijl ver
tegenwoordiging op deelneming der burgerij aan de Regering berust.
Wij zien dit erkend door de Staatslieden, die in 1815 onze Grondwet ont
wierpen. «Deelneming der gezamenlijke burgers in het bestuur der zaken
bevordert," zeggen zij*), «den publicken geest, die groote springveer van
malle besturen, die eene vertegenwoordiging ten grondslag hebben, 's Lands
Regering bekomt meer 'kracht, en wordt beter gehoorzaamd, wanneer xij de
c»beweegredenen van hare wetten cn bepalingen openlegt, en het doel der op-
0) offer in gen, welke zij vordert, en der krachten, welker inspanning zij begeert,
doet kennen. Verscheidene voorbeelden strekken ten bcw ijze, welk groot ver-
«mogen het Gouvernement verkrijgt, wanneer de gehechtheid des volks aan de
ahevolcno maatregelen voortvloeit uit beredeneerde overtuiging."
Rapport aan den Koning van 13 Julij 1815, hl. 48.
In een Staatwaar bij de algemeent Regering cn vertegenwoordiging open
baarheid als onmisbaar wordt beschouwd en verleend schijnt hij de plaatse
lijke Regering en vertegenwoordiging, naar liet beeld der algcmeene gevormd,
geheimhouding eene stuitende en onverdedigbare anomalie. De vergadering
der plaatselijke vertegenwoordiging moge voor het publiek gesloten zijn, aan
openbaarheid door den druk staatonzes inziens, niet ééne redelijke beden
king in den weg.
Wanneer de Grondwet in art. 225 de drukpers «een doelmatig middel tot
uitbreiding van kennis en verlichting" noemt, zou dit enkel op andere takken
van kennis en niet inzonderheid ook op de kennis en de gronden van liet
regeerheleid toepasselijk zijn?
Openhaarheid is licht, geheimhouding duisternis. Publiek belang, pu
bliek behandeld, trekt belangstelling, onderzoek, kunde en bekwaamheid.
Geheimhouding kweekt wantrouwen en geeft aan ontevredenheid of beweging
de gevaarlijkste wapens tegen het bestuur in handen. Openhaarheid was steeds
de schrik allerslechte, de steun aller goede Regering.
In onze dagen regeert hoe hoog en ontoegankelijk een Bewind zich wane,
het volksoordeel mede; eene magt, die men niet weert, doch door opklaring
lot hondgenoole maakt. Geene regering of mederegering zonder kennis, maar
kennis van regeringzaken zoover mogelijk uitgebreid, zicldaar ons verlangen,
en de strekking, gelooven wij van onzen tijd.
Van daar zien UEd. Achtb. publiciteit ook in plaatselijke gemeentezaken
allcrwege aannemen; zelfs in lauden, waar, gelijk in Pruissen, de instellin
gen algemeene deelneming aan staatszaken, veel minder, dan bij ons, guns-
stig zijn.
Elders, gelijk in steden der zoo even genoemde Monarchie, worden alle
handelingen van den Raad gedrukt. Wij doelen thans inzonderheid op pu
bliciteit de^ begrooting. Het gemeente-huishouden, gemeene zaak der bur
gerij, mag gcetie verborgenheid zijn. Inderdaad wordt, dat het dit voor im
mer en geheel blijve, verhoed door een Koninklijk Besluit van 1 Maart 1831
hetwelk bij art. 4 gebiedt:
De jaarlijksche rekeningen van de ontvangsten cn uitgaven der steden en
«gemeenten, zullen, na goedgekeurd cri gesloten te wezen, met de daartoe
«betrekkelijke begroetingen apenhaar gemaakt worden, door derzelver neder-
«leggirig, gedurende cenen bekwamen tijd, op de respective Grifflën of Se-
«cretariën, ter inzage van ieder ingezeten."
Wij verzoeken echter hierop te mogen aanmerken:
Vooreerst dat de vorm en perken dezer openbaarmaking geene behoorlijke
noch algemeene kennisneming vergunnen. Eén geschreven exemplaar, ter in
zage van velen gedurende eenige dagen of weken nedergelegd, kan misschien
door enkelen worden gelezen, maar door niemand worden nagegaan op eene
wijze, die wezenlijke onderrigting schenkt en tot oordeclen in staat brengt.
Ten andere: dat volgens het voorschrift van genoemd Besluit niets anders
wordt medegedeeld dan een verleden, voldongen feit, 'tgeen slechts geschied
kundige belangstelling kan wekken. De begrooting, tot de goedgekeurde en
gesloten rekening betrekkelijk, zal ten minste twee jaren oud zijn. Wij vragen,
of zij, die openbaarheid der finantiën van den Staat weten te waarderen, de
mededceling eener Rijksbegrooting aangaande eene afgeloopene -cn gcslotene
dienst doeltreffend zouden achten Eene kennis van regeringmaatregelen
die eenige jaren ten achter is, moge sommiger nieuwsgierigheid bevredigen;
burgerzin vraagt niet zoozeer hoe men werd als hoe men wordt bestuurd.
Hel is om politische openbaarheid, het licht van den dag, op de maatschap
pelijke taak van d n dag, te doeri.
liet Besluit van 1831 geeft reden. «De Koning verlangt," zegt de inlei
ding, «aan de goede ingezetenen, in de openbaarmaking der gemeentelijke
rekeningen en daarbij behoorende begrootingen eenen waarborg te geven
«tegen de kwetsing cn verwaarloozing van derzelver belangen, en een middel
«te verschaffen om van het regt van beklag bij Ons, of hij de bevoegde
«magt, met vrucht te kunnen gebruik maken."
Wien treft hier niet de weinige overeenstemming tusschen dezen grond en
liet gevolg, de in art. 4 verordende historische publiciteit? Zijn de waar
borg en het middeldie men wil geven, te vinden in de aangeboden inzage
eener reeds goedgekeurde rekening en derzelver begrooting over een gesloten
tijdvak? Of in openbaarmaking veeleer der laatst opgemaakte rekeningen
der begrooting voor het aanstaande jaar Het oogmerk is, verantwoording
aan de gemeente; doch -het is eene geeindigde cn gedekte verantwoording,
eene verantwoording zonder verhaal, die zal worden blootgelegd. Do hoogere
«bevoegde inagt" zijn in de eerste plaats de Provinciale Staten. Aldaar wordt
door betrokken individuen of collegiën, ter zake van hun belang of regt in
't bijzonder, of van een juist bestel over 't algemeen, klagt ingediend. Zij
kan echter slechts gevolg hebben, zoolang de regeling van zaken, waartegen
zij wordt ingediend, nog niet tot de algedane en onherroepelijke feiten behoort,
Dat het Koninklijk Besluit evenwel, zoo strijdig met zijnen geest, niet meer
dan de hij art. 4 omsehrevcne, late en werkingJooze, openbaarheid gebiedt
schijnt niet moeijelijk te verklaren. Het regtom hunne handelingen open
baar te maken, behoefde aan de Plaatselijke Besturen geenszins te worden
gegeven. Het is een der minst betwistbare regl.cn der huishoudelijke vrijheid,
welke die Besturen van zelfs, uit art. 153 der Grondwet, hebhen. Doch zij
hadden dat regt, ten nadeele van den aan de ingezetenen verschuldigden
waarborg, laten slapen. De Koning beveelt dus, in aller belang, openbaar
heid. Maar wat de wijze en den omvang betreft, vergenoegt Hij zich met
zoodanig voorschrift, 't welk in alle gemeenten aanstonds zonder geldelijk
of ander bezwaar ten uitvoer kon worden gelegd. Het mindere wordt dade
lijk en regtstrceks geboden met overlating aan de Plaatselijke Besturen om