II US TEN L A IN DSC 11E DE li 1G TEN
Aangaande de Kerken der Waldenzen in de valleijen van Piëmont, be-
rigttè de Commissie dat de daaraan in 1845 verleende onderstand 13,082.80
bad bedragen. De YValdenzer studenten, zoo te Génève als te Lausanne,
welke ondersteuning genieten, badden zich die bij voortduring waardig ge
maakt, en door de Commissie was besloten gelijke gratificatiën aan die van
Neuchatcl te verleencn. In de gasthuizen van la Tour en Pomaret werden
gedurende liet verleden jaar 228 zieken verpleegd. De examens der leerlingen
aan de latijnscbe scholen badden voldoende uilkomsten opgeleverd 2 hunner
zijn naar de Zwitserse.be akademiën gegaan, en 13 nieuwe scholieren aange
nomen. Met getal der kinderen in de scholen der gemeenten cn gehuchten
was tot 4,849 geklommen. Het Evangelisch tocvlugtsoord strekt meer en
meer ten zegen, en zal weldra alle ondersteuning van buiten kunnen missen.
Over bet algemeen is de burgerlijke en godsdienstige toestand in de Evange
lische valleijen verblijdend. De Koning van Sardinië blijft aan zijne Protcs-
tantsche onderdanen, die hem daarom verzoeken, bescherming en begunsti
ging vcrleenen.
In ons uommer van 28 Oct. gaven wij een kort verslag van een werk
getiteldIntrigues dévoiléesou Louis XVII dernier roi legitime de
Francedécëdé d Delft le 10 Aout 1845 par Mr. Gruan de la Barre ancien
proc. du roiwaarvan toen de eerste aflevering was uitgekomen, welke be
halve bet eerste hoofdstuk een gedeelte van bet 2dc bevatte, onder bet opschrilt
VAutriche et l'Angleterre. Thans is de 2de aflev. verschenenin welke dat
tweede hoofdstuk, loopende over de handelwijze der groote Mogendheden ten
opzigte der Koningsgezinde partij in Frankrijk, wordt ten einde gebragt, van
hl. 81—105.
Op bl. 106 begint bet derde boofdsluk onder bet opschrift louis xviii et
robespierrein hetwelk, tot bl. 160 waarmede deze aflevering, maar nog
niet dit hoofdstuk eindigt, de schrijver zich met den eerstgenoemde bezig
houdt, zijn gedrag in vele bijzonderheden nagaande, tot bewijs dat Lode-
wijk XVIII er op uit was om zich ten behoeve van zijnen stam van de
Kroon meester te maken. Hiermede tot de tijden van de eerste beginselen
der omwenteling genaderd, verwachten wij in een volgende aflevering de be
schouwing van Robespierre.
'sGRAVENHAGE23 December.
Heden morgen zijn de vijf personen die morgen te Dordrecht hunne straf
zullen moeten ondergaan, van het Huis van Burgelijke en Militaire verzeke
ring alhier, met rijtuigen, onder behoorlijk geleide, naar die stad vervoerd
geworden. Men verneemt dat een hunner, die tot dusverre zijne schuldplig-
ligheid ten stelligste had ontkend, in de laatste dagen tot volle bekentenis
is gekomen cn verklaard beeftdat zoowel bij als de overige veroordeelden
v\el degelijk de schuldigen waren. Men verzekert voorts, dat de krachtige
toespraken van den Wel Eerw. Heer Ruitenschild, Predikant te dezer stede,
alsmede van den Heer Mr. Plulipse Voorzitter van de Commissie van Admi
nistratie over de gevangenis, de meeste der schuldigen tot ootmoed en tot
onderwerping hebben geleid en tot afsmeeken van de llemelsche genade heb
ben gebragt.
In het volgende jaar zal alhier weder eene tentoonstelling van voort
brengselen van schilder-, tecken-, graveer-, bouw- en beeldhouwkunst, door
levende meesters vervaardigd, worden gehouden, welke tentoonstelling den
17dcn Mei geopend en den 12dc" Junij gesloten zal worden.
29 December.
In de Zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van heden, licel't
Z. Exc. de Minister van Finanliën, op last des Konings, aangeboden de out
werpen van wet, uitmakende jdc Staatsbegrooling voor de jaren 1848 en 1849,
benevens de voordragt van wet, tot aanwijzing der middelen om in 's Rijks
uitgaven le voorzien.
Uil ilie aanspraak is gebleken, dat 'sRijks Finantiën zich in eenen gunsli-
gen toestand bevindendat er noch over bet afgeloopen tijdperk eenig te
kort beslaat, noch de toekomst met ecnig te kort wordt bedreigd; dat er
over 1845 en 1846 goenc te korten, maar veeleer overschotten zullen aan
wezig zijn dat men in de aangeboden ontwerpen de grootste zuinigheid beeft
in acht genomendat men wederom besparingen heeft gemaakten dat de
begrooting van uitgaven voorgesteld wordt, voor 1848, 71,573,486.76j en
voor 1849, 71,177,718.16 tdat de onderscheidene noodzakelijke uitgaven
op de begrootingen zijn gebragt; dat de raming der middelen voor 1848 en
1849 zoo laag mogelijk is gesteld; dat men over de beide jaren gerekend
heeft eene som van 300,000 tot amortisatie van schuld te gebruiken en
dat men hoopt op dien weg te zullen voortgaan.
Z. Exc. heeft zijne rede besloten met eene schildering van den bloei van
alle bronnen van welvaart hier te lande, immers over het algemeen genomen
in vergelijking met den toestand van andere Staten.
Z. Exc. beeft vervolgens namens den Koning verklaard, dat de belangen
der schuldeischcrs van den Staat in overweging genomen zijn, doch dat men
daaruit gecne aanleiding gevonden beeft, om dit jaar ecnig bepaald voorstel
daaromtrent te doen.
Dc vergadering is tot onbepaalden tijd uiteengegaan.
AMSTERDAM, 28 December.
Naar men verneemt heelt bel aan Z. K. II. Prins Frcderik der Nederlanden
behaagd onder dankzegging voor liet aan II. D. toegezonden exemplaar van
het Verslag van het Nederlandse!) Genootschap: Tot zedelijke verbetering der
Gevangenenover het jaar 1845, aan Hoofdbestuurders van hetzelve, als
een blijk van zijne bijzondere goedkeuring aan en belangstelling in de he
rn oeijingen des Genootschaps, en ten behoeve van hetzelve, le doen toekomen
de belangrijke gift van ƒ200.
Het getal der zieken in dc heide gasthuizen is verleden weck weder ver
minderd; in de vorige was dit getal 1624, thans is het 1596; ingebragt
waren van 19 tot 25 December 170.
Met den trein die Zaturdag II., van bier naar 's Hage is vertrokken, is
aan liet Irak aan de Zijlweg boven Haarlem, een droevig ongeluk voorge
vallen. De wachter, die waarschijnlijk verzuimd had om het hek in tijds te
openen, beeft daardoor den dood gevonden, doordien liet hek door de machine
werd opengcreden en bij daardoor in de nevens gelegen bermsloot geworpen,
waar bij levenloos is uitgetogen. Men vermoedt, dat hij door den schok van
het bek reeds gedood is geworden en zoo in het water geslingerd.
GRIEKENLAND.
ATHENE, 15 December.
De Engelsche Gezant had onlangs aan onzen Minister van Buitenlandsche
Zaken de volgende nota doen toekomen
«Terwijl ik mij op uw schrijven van 10 September beroep, waarbij gevoegd
was een afschrift van een schrijven des Heeren Koiettis aan den Heer Mussu-
rus, Gezant der Verhevene Porie te Athene, waarin eerstgenoemde zich be
klaagt over de maatregelen die naar zijn oordeel aangewend zijn, om naar
Griekenland verhuisde Kandioten te misleiden cn hen tot den terugkeer naar
bun vaderland te bewegen, ga ik uit van het beginsel, dat al degenen die
zich in Griekenland ophouden, zonder onderscheid of zij reeds sedert langoren
lijd aldaar gevestigd geweest of uit eenig gedeelte van Turkije derwaarts ver
huisd zijn, bet onbetwistbare en onverkorte regt bezitten, om Griekenland
te verlaten wanneer het bun goeddunkt. Toen de drie mogendheden bet ko
ningrijk Griekenland stichtten, hebben zij een vrijen Staat willen stichten, maar
geene gevangenis. Het is natuurlijk dat de Gricksche regering niet gaarne ziet
dat Grieken liever naar Turkije verhuizen dan in Griekenland blijven; maar
bet is de eigen schuld der Gricksche regering wanneer hare onderdanen aan het
eerste de voorkeur geven. Wanneer de Gricksche Ministers in hun stelsel eener
slechte regering volharden, cn wanneer bij dat slechte beheer der landsaange-
leden, roof, knevelarijen en doodslag toenemen omdat zij straffeloos blijven;
wanneer noch de bezittingen noch het leven van vreedzame en vlijtige ingeze
tenen veilig zijn, dan zou bet inderdaad bevreemding moeten wekken als de
genen die het koningrijk Griekenland kunnen verlaten, desniettegenstaande
langer in hetzelve verkozen te blijven. Ik wensch dat gij aan den Heer Ko
iettis langs den ofliciëlen weg een afschrift van dit mijn schrijtcn doet toe
komen."
Thans heeft onze Minister Koiettis een antwoord op die nota openbaar ge
maakt, waarin hij, eerst aantoonende, dat elke Griek volkomen vrijheid
heelt, om zoo bij wil, bel land te verlaten, aldus vervolgt:
«Gemakkelijk zult gij bevroeden hoe aangenaam het mij zou wezenindien
ik mijn antwoord op de mededeeling die gij gelast waart mij te doen, tot het
bovenstaande kon bepalen doch de Gricksche regering is niet alleen geregtigd
maar ook verpligt om op de nadrukkelijkste wijze beschuldigingen van zich af
te keeren; die hoewel afkomstig van de zijde eener bevriende regering, echter
eene aanranding zijn van de eer eener kroon en eens lands, op wier waardig
heid en onafhankelijkheid de mogendheden prijs moeten stellen, die zoo groot
moedig tot de stichting daarvan hebben bijgedragen.
Neen! de straatrooverijende gewelddadigheden, de verwondingen, de
sluipmoorden worden in Griekenland niet aangemoedigd, doordien zij straffe
loos blijven. Overal en altijd, en in weerwil van talrijke belemmeringen,
beeft de bepaalde wil der regering aan de wetten kracht verleend. Leven en
bezittingen der vlijtige en vreedzame ingezetenen zijn in bet land beveiligd
de vooruitgang van handel en landbouw bewijst bet. Wie zou er aan kunnen
twijfelen dat, bijaldien de staat van zaken zoodanig ware als lord Palinerston
gelooft en zegt, talrijke getuigen, de geloofwaardigste getuigen zouden op
staan om met dezelfde standvastigheid waarmede zij eene zeer beklagenswaar
dige dwaling bestrijden, zulk eene waarheid aan bet licht te brengen. Ter
wijl ik mij haast om een antwoord te eindigenwaartoe de regering van Z. M.
den Koning van Griekenland op eene zoo onbillijke wijze genoodzaakt is ge
worden, zoude ik in baren naam, in naam der gewigtigste belangende
regering van Hare Groot-Britannische Majesteit willen bezweren om zich niet
te laten vervoeren tot beschuldigingen waarvan de gestrengste onpartijdigheid
dadelijk de ongegrondheid inziet. Ofschoon de Gricksche regering bet smar
telijke gevoel uitdrukt, hetwelk de depêche waarop ik de eer heb te ant
woorden, baar beeft veroorzaakt, verzekert zij bij herhaling met hoeveel dank
baarheid zij welwillende raadgevingen zou aannemen die erkentelijkheid zou
even groot zijn als de regtmalige smart is, die zij gevoelt nu zij beschuldi
gingen moet afwijzen, die de eer der natie, des Konings en zijner regering
zoo grievend aanranden.''
IT zit, IE.
ROME, 10 December.
Den vorigen nacht heeft een zwaar onweder gewoed vergezeld van hevige
stortregens, waardoor de Tiber builen zijne oevers is gerezen, en een groot
gedeelte der stad en van het omliggend land onder water heeft gezet. Er is
eene groote uitdeeling van brood en vleesch gedaan aan de behoeftigenwaar
door krachtig is medegewerkt tot handhaving der rust.