IKVDSCHE
COURANT.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt WOENSDAG, 4 NOVEMBER.
vit Zaturdag avond
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen lü
Centen afgegeven
LEYDF.N, 3 November.
Bij Koninklijk besluit van 11 October is bepaald, dat bet besluit van
6 October 1840, nopens het stoken van gedisteleerd uit aardappelen, nog
van kracht en in werking zal blijven tot den 15 October 1847, of tot zooda
nig ander vroeger tijdstip, als waarop bij de wet andere bepalingen omtrent
deze stokerijen zullen worden ingevoerd.
De lading van een der te Katwijk aangekomen bokkingschuiten, welke
ons eerst was opgegeven 70 a 80,000 stuks te bevatten, is nader gebleken uit
113,000 stuks te hebben bestaan; de eerste opgave was slechts bij raming
geschied. Den lsten dezer zijn aldaar wederom aangekomen eene bomschuit
der Katwijksche Maatschappij, met 50,000, en een van den Reeder van
Bceftingh en Comp. met 119,000 stuks bokkingen.
De Staats-Courant bevat de benoemingen van den Graaf Schimmel-
penninck tot Gezant te Londen en van den Baron Mollerus tot Gezant bij de
Ottomannisehe Porte; ook zijn de Baron W. H. v, d. Duyn en Mr. M. C. II.
Pauw, Attaché's bij de Gezantschappen te Brussel en Stuttgart benoemd tot
Secretarissen van Legatie te Brussel cn te Madrid. Nog had Z. M. benoemd
tot BrocJer der Orde van den Ncderlandschen Leeuw den lieer G. van Welie,
Gep nsioneerd Ambtenaar bij het Departement van Finanliën.
Het hof van Zuid-Holland heeft den 28stcn October uitspraak gedaan in
de voor de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Amstelland belangrijke
zaak der Nieuwkoopsche bundergelden. Men zal zich herinneren, dat door de
Regtbank alhier vroeger het verzet tegen het dwangbevel van den gader-
jrieester der Hoogheemraadschappen, ter zake der betaling dier bundergelden,
door zekeren Spijker ingesteld, was deugdelijk verklaard en mitsdien beslist,
dat de onder Nieuwkoop gelegene landen tot geene betaling van bundergeld
gehouden waren. Thans heeft het Hof het vonnis der Regtbank vernietigd,
alle punten van verzet afgewezen en mitsdien Spijker tot betaling gehouden
verklaard en in de betaling der kosten veroordeeld.
's GRAVENH AGE3 November.
Den 31slcn October heeft de Engelsche Gezant Sir E. Cromwell Disbrowe
eene luisterrijke soirée musicale gegeven, die vereerd werd door de tegenwoor
digheid van Z. M. den Koning cn HH. KK. 1111. Prins en Prinses Frederik
der Nederlanden.
Den 5dcn dezer zal voor den Hoogen Raad in revisie worden bepleit de
zaak van den staat der Nederlanden tegen Iloogeland, betrekkelijk de verple
ging en opvoeding van een kind ten laste van den staat, uit huisgezinnen,
waarin zich zeven kinderen in leven bevinden.
Heden morgen is het stoffelijk overschot van Jhr. Mp. A. J. van der
Heiin ter aarde besteld. De oorzitter en eene Commissie van de Tweede
Kamer tier Staten-Generaal hebben de laatste eer aan den overleden waardigen
Griffier bewezen. Ook onderscheidene bloedverwanten en betrekkingen van
den afgestorvene volgden het lijk. Z. Exc. de Heer Gouverneur der Provincie
Zuid-Holland, schoonvader van den overledene, bevond zich onder dezen.
Vele vrienden vervulden den laatsten treurigen pligt.
In der tijd is gemeld, dat door den Heer van Vliet bij de regering aan
vrage was gedaan om concessie tot het leggen van cenen spoorweg op Java
Men verneemt thans, dat aan dien Heer is geantwoord, dat door den Koning,
na den Gouverneur-Generaal van Neêrlands Inrlië te hebben gehoord, is beslist
dat aan geen particulieren of maatschappijen concession tot het aanleggen van
spoorwegen in Neêrlands Indië zullen worden gegeven.
De Groothertogelijke Regering van Luxemburg heeft bekend gemaakt
dat, tot nader order, van kracht blijven de bepalingen van 31 October en
22 November 1845, houdende verbod, om aardappelen naar E'rankrijk en
België uit te voeren ook blijft van kracht de kennisgeving van 2 Maart 11.,
volgens welke alle granen cn peulvruchten vrij van alle regten in het Groot
hertogdom kunnen worden ingevoerd.
Aan de Leden van de Tweede Katner is rondgedeeld het door de Com
missie opgemaakt verslag, betrekkelijk het Koloniaal batig slot over 1845
waarin gezegd wordt dat er voor als nog gccne bedenking gerezen is tegen de
bepaling, dal het Koloniaal batig slot van 1845 a ƒ4,738,311 zal worden
bestemd tot aanvulling der Staatsbegrooting van dat jaar.
Men hcett opgemerkt, dat het meer zoude hehben bedragen, indien niet
op de rubriek van reslitnliën aan de Handel-maatschappij voor stortingen in
de Indische kas, een bedrag van ƒ1,870,000 voor nadere betalingen ware
voorbehouden, doch verklaart dat alzoo te regt is gehandeld; daar zulks
in het jaar 1844 met de Handel-maatschappij is bepaald, van welke
overeenkomst men de bijzonderheden verlangt te weten. Men heeft de Rege
ring het aanmerkelijk verschil onder het oog gebragt, hetwelk steeds wordt
waargenomen in de uitkomsten, zoo als die moeten worden afgeleid uit dj
staten, welke, naar voorschrift der Grondwet, aan do Staten-Generaal wor-
len medegedeeld en diewelke uit de rekening van de koloniale remises
voorlvloeijen, en vei langt dat deze rekening meer in verband worde ge
bragt met de bedoelde staten, ten einde die beter te beoordeelen.
Met betrekking tot de in de rekening vermelde bijzonderhedenzijn twee
bedenkingen gemaakt. De eerste geldt de uitgaven voor openbare instellingen,
welke bier te lande een blijvend beslaan hebben, en die derhalve behoorden
voer te komen op de staatsbegrooting voor de koloniën, zijnde bepaaldelijk:
de kosten van het werfdepot te Harderwijk de studie-kosten der op de
militaire Academie te Breda geplaatste kadetten, en de kosten van het
onderwijs in de Oostersche taal-, land- en volkenkunde, te Delft. De tweede
bedenking heeft betrekking op de splitsing van de restitutien van stortingen
in de Indische kas. Aan de Handel-Maatschappij toch wordt daarvoor betaald
ƒ6,368,218 en men vindt voor gelijksoortige restitutien in Oost-Indië nog
eens ƒ169,936.79 in uitgave gebragt. Men verlangt de reden dezer splitsing
te kennen.
De beschikkingen over de stoomboot Laurens Koster, heeft den wensch naar
eenige inlichting doen ontstaan. De overname van dit vaartuig heeft plaats
gehad tot kwijting van een voorschot aan de Stoomboot-maatschappij. Men
verlangt te vernemen op welken grond, of ten gevolge van welke verordenin
gen dit voorschot is verstrektwelk het bedrag daarvan is geweest
welke de redenen zijn geweest, dat dit voorschot sedert 1836 onverevend is
gebleven of er meer dergelijke voorschotten uit de Koloniale kas aan die
maatschappij zijn verstrekt en de som te kennen, waarv-oor de stoomboot is
overgenomen. Alsmede welke dienst men er op de Zuiderzee van wacht.
Eindelijk is meri ook teruggekomen op den wensch, dat, met intrekking of
wijziging van de wet, waarop de erkentenis van de O. 1. schuld aan het moe
derland berust, de fictie moge ophouden, welke nog bij voortduring ten aan
zien dezer schuld bestaat.
Op een en ander heeft de Regering geantwoord dat er op 31 Decemher
1845 een onverevend saldo van ƒ1,870,000 inoest overblijven; want dat de
Handelmaatschappij verpligt is om jaarlijks ter beschikking van het Indisch
bestuur te stellen de som die wordt vercischt om het administratief kapitaal
van Nederlandsch Indië te houden op het bepaalde cijfer. De maatregelen
die de maatschappij nam om aan die verpligting te voldoen, overtroffen in
1845 en eenige voorafgaande jaren de dadelijke behoefte der Indische kas.
Daaruit ontstond ophooping van kapitaal. De goede trouw vorderde, dat de
gelegenheid wierd verschaft tot terugvlocijing van hetzelve. Eene overeen
komst van A,^us 1844 regelde die terugvlocijing in de jaren 1844, 1845,
1846 en 1847, tot een totaal bedrag van ƒ22.500,000. De ramingen der
Oost-Indische bijdragen vóór dat tijdstip aan de Kamer gpgevenmoesten ech
ter hierdoor niet worden verijdeld. Daarom stond hij deze overeenkomst het
beginsel op den voorgrond, dat in 1844 cn 1845 meer gestort dan terugbe
taald in 1846 en 1847 daarentegen even zooveel meer terugbetaald dan
gestort zou worden, gelijk geschied is, be Iragende de stortingen in de Indi
sche kas en de teruggaven in Nederland over 1844, 1845, 1846 cn 1847,
de gelijke som van 22J millioen.
Op 31 December jl. bestond, zoo als hierboven blijkt, een onverevend saldo
van 1,870,000, maar dat saldo was pas invorderbaar in de jaren 1846
en 1847.
Ten gevolge van bet nu aangenomen en in het algemeen verslag geprezen
beginselis de vereffening vervroegd zij is thans geheel afgcloopen.
In 1846 en 1847 zullen stortingen en restitutien gelijken tred gaan. De bij
voeging van het contract van 1344 is door deze mededeeling cn uilkomst
overbodig geworden.