king, gedurende veertien dagen op cenc gcsciiikte plaats voor de Ingelanden ter visie" worden gelegd, en zal van dit alles bij het slot der Rekening moeten blijken. Art. 18. Voor het einde van elk jaar, volgende op hetgeen, waarover de Rekening gaat, wordt dezelve, na alvorens opgenomen en gesloten te zijn, hij afschrift aan Gedeputeerde Staten gezondenhetzij regtstreekshetzij door tusschenkomst van andere Col legionnaar gelang deswege bijzondere bepalin gen bestaan, of gemaakt zullen worden. Art. 19. Elk jaar wordt door de Gecombineerde Vergadering, bedoeld hij art. 9 en waar geene Iloofd-Ingelanden bestaan, door de Ingelanden op voor stel van het Bestuur de omslag bepaald, hetzij bij het opnemen der Rekening, hetzij hij het vaststellen eener begrooting van kosten voor het volgend jaar, naar aanleiding van de bepalingen in de regleincnteu dienaangaande gemaakt. Art. 20. In den regel worden de omslagen betaald in het jaar, waarover de rekening gaat, ten einde het voorschieten van gelden te voorkomen. Geene interessen van voorgeschotene gelden mogen in rekening geleden wor den, tenzij bijzondere omstandigheden ter beoordeeling van de gecombineerde Vergadering in art. 9 bedoeld en waar geene Hoofd ingelanden bestaan van Ingelanden, het doen van voorschotten onvermijdelijk mogten hebben gemaakt. Art. 21. Geen procedures mogen door de Besturen van Waterschappen, noch als eisehers, noch na de noodige partijstelling, als verweerders gevoerd worden, geene negotiatie van gelden, beleening van Effecten bezwaring of vervreemding van goederen mag plaats hebben, noch eenig verband ten laste van een Waterschap gelegd worden, zonder voorafgaande goedkeuring van de meergemelde gecombineerde Vergadering of van Ingelanden, waar geen Hoofd ingelanden bestaan, en, voor zooveel de gcldleeningeu betreft, verkregen autorisatie van Gedeputeerde Staten. Art. 22. Alle Penningmeesters (waaronder Terstaan worden zij, die werke lijk met de ontvangsten en uitgaven van een Waterschap belast zijn) zullen alvorens hunne functien te aanvaarden borgtogt moeten stellen. Al hetgeen dien borgtogt betreft zal onder goedkeuring der gecombineerde Vergadering, of waar geen Hoofd ingelanden bestaan, van Ingelanden in de Reglementen worden opgenomen. Art. 23. De bezoldigingen van de Hoofden, Leden en Beambten en Bestu ren van elk Waterschap wordt bij deszelfs Reglement bepaald. Daarbij wordt echter in bet oog gehouden: a. Dat de bezoldigingen in vaste sommen zullen worden uitgedrukt, en buiten dezelve geerie emolumenten of andere verdiensten in rekening gebragt zullen mogen worden, tenzij wegens dijklegeringof ingeval bij buitengewone werkzaamheden, Ingelanden ot derzelver gecommit teerden bij wijze van gratificatie bewezene diensten willen erkennen. b. Dat geene kosten van verteringen bij het voeren van schouwenbet doen van rekening, of andere bijeenkomsten van Besturen of Ingelanden, in uitgaaf geleden mogen worden maar dat eenig presentie geld kan wor den toegelegd, ten einde daaruit de onvermijdelijke reis- en vertering- kosten le kunnen voldoen. c. Dat voor kosten van administratie, als kamerhuur, voor Jicht, schrijf behoeften, enz., eene vaste som als maximum gesteld zal worden; terwijl echter alle uitgaven dienaangaande door behoorlijke quitantien bewezen zullen moeten worden. d. Dat Hoofd-Ingelanden bedoeld bij art. 9 geene bezoldiging zullen genie ten maar dat aan hen eenig presentiegeld kan worden toegekend. Art. 24. Bij alle Collegicnwaar leges geheven wordenzal deze heffing komen op te houden. Art. 25. In den regel zullen alle aanbestedingen van werkenzoowel nieuw aan te leggen als te onderhouden of te vernieuwen alsmede alle verkoopin- genverpachtingen en verhuringen in het openbaar moeten plaats hebben. Art. 26. Geen Hoofd of Lid van het Bestuur van een Waterschap, door hetwelk eenige aanbesteding van de in bet vorige artikel bedoelde werken wordt verrigt, noch eenig Beambte bij hetzelve mag daaraan deelnemen of Borg voor een Aannemer zijn, dezelve zullen mede geene voorschotten moge doen aan Aannemers, ot derzelver pretentiën mogen koopen of beleenen nog borg mogen zijn voor Pachters of Koopers van de eigendommen van het Wa terschap. Insgelijks zal het aan dezelve verboden zijn deel te nemen aan eenige levc- rantien of werken ten behoeve van het Waterschap. Art. 27. In elk Waterschap van de 2de en 3de kategorie (art. 2), zal be staan een perceelsgewijze legger van alle landen, wateren enz. in hetzelve gelegen, waarin ieder eigenaar en deszelfs eigendom zullen zijn aangeteekend benevens zoo veel mogelijk de hoefslagen of banwerken als anderzins (indien de zoodanigen bestaan) uit elk perceel gaande. Deze legger zal dienen tot grondslag van alle omslagen en overalwaar daartegen geene onoverkomelijke bezwaren bestaan zal die legger de perce len volgens de uitkomsten van bet kadaster aangeventen einde de omsla gen ook volgens kadastrale maat zouden kunnen geschiedenonverminderd de aan sommige eigendommen wettig toekomende vrijdommen, of vermin derde aanslagen, of door dezelve verschuldigde verhoogde bijdragen. Bij verandering van eigendom is elke nieuwe Eigenaar, op eene bij de Reglementen te bepalen boete gehouden, om, na de overboeking bij het Kadaster, overschrijving ten zijnen name op den Waterschaps-Jegger te doen plaats hebben. De Secretaris in elke Waterschap is gelast dezen legger bij te houden. Art. 28. De verzameling van keuren, bij art. 3 bedoeld, za! bevatten: a. De omschrijving van de verpligtingen der Ingelanden en van de daden waarvan zij zich als zoodanig moeten onthouden. b. De poenaliteiten op het niet nakomen van die verpligtingen en op bet plegen dier daden. c. De opnoeming en omschrijving van al de onderwerpen aan keur of schouw onderhevig, met vermelding van den toestand, waarin die on derwerpen moeten zijn en onderhouden worden. d. De bepaling van bet peil waarnaar alle werken daaraan onderworpen moeten geregeld worden en duidelijke aanwijzing van een vast punt, waaraan zoodanig peil altijd terug le vinden is. e. Al belgeen de bemaling betreft. Alle zoodanige bijzondere bepalingen, als de localiteiten of omstandig heden van een Waterschap vereischcn. g. Bepaling der vaste schouwen, welke alle jaren zullen worden gedreven, onverminderd de buitengewone schouwen, welke noodig geacht zullen worden. Art. 29. De keuren worden ontworpen door de Besturen der Waterschap penen vastgesteld, gewijzigd of vermeerderd in eene gecombineerde verga dering met Iloofd-Ingelandennadat alvorens de Ingelanden in de gelegen heid gesteld zijn, hunne belangen te doen gelden. Waar geen Hoofd-Itlgfelandcn bestaan, zullen de keuren worden vastgesteld, gewijzigd of vermeerderd door de Besturen der Waterschappennadat mede alvorens aan de Ingelanden de gelegenheid zal zijn gegeven otn hunne belan gen te doen gelden. De alzoo vastgestelde keuren worden gezonden aan Gedeputeerde Staten, namelijk: door de Collegiën, bedoeld onder nommer 1 en 3 van art. 2 regt streeks en door die bedoeld sub n°. 2 van betzellile art. door tusschenkomst van die bedoelde sub n". 1, waartoe dezelve behooren en zulks ten einde te onderzoeken, of daarin geene bepalingen voorkomen, strijdig met algeinecne belangen of met belangen van andere Waterschappen. Gedeputeerde Staten onderwerpen deze keuren, met derzelver consideration, aan de goedkeuring des Koning?. Art. 30. De Hoofden, Leden en Beambten van Besturen van Waterschap pentijdens het in werking brengen van deze grondbeginselen in functie zijnde, worden in het bezit van hunne bezoldigingen gewaarborgd, wanneer na een daartoe gedaan onderzoek zal zija gebleken, dat die bezoldigingen als wettig moeten worden beschouwd. Ingeval van Verschil daaromtrent, zullen Gedeputeerde Staten beslissen. Art. 31. In de Waterschappen alwaar, ten gevolge van de invoering van nieuwe of gewijzigde Reglementen, de aanstelling der Hoofden, Leden en Beambten van het Bestuur, in stede van voortdurende, tijdelijk wordt, zullen de bij-de invoering van zoodanige bepaling wettig aangestelde titularis sen voortdurend in het genot hunner aanstelling blijven, mits in zich bij voortduring vereenigende de vcreisehten bij art. 6 vermeld. Art. 32. Binnen den tijd van een jaar na het in werking brengen vaii deze grondbeginselen, zullen alle Besturen van Waterschappen, overeenkom stig de bepaling van art. 10, of herziene of nieuwe Reglementen aan Gede puteerde Staten inzenden, namelijk: die van de Waterschappen, bedoeld sub n°. 1 en 3 van art. 2 regtstreeks en die bedoeld sub n°. 2 van betzelfde arti keldoor tusschenkomst van die, bedoeld sub n°. 1, onder welke dézelvé behooren. De herziene of nieuw ontworpen Reglementenzullen door de zorg der Besturen, van de Waterschappen, voor derzelver opzending aan Gedeputeerde Staten, ter visie van Ingelanden, gedurende den tijd van eene maand, meer of minder, naar gelang van de uitgestrektheid der Waterschappen, gelegd worden, onder uituoodiging op den voet hij art. 14 bepaald, om daarvan kennis te nemen, en in geval zij op de ontwerpen aanrneikingen mogten hebben, dezelve schriftelijk aan de voormelde Besturen mede te deelen. Deze aanmerkingen zullen door die Besturen, vergezeld van hunne consi deration bij de ontwerpen worden gevoegd. De Reglementen bij art. 11 bedoeld, zullen op gelijke wijze en met het zelfde doel ter kennisse van de Besturen der daarbij betrokken Waterschappen gebragt worden. Alle wijziging van de eenmaal vastgestelde Reglementen, zal op dezelfde wijze tot stand worden gebragt. Betrekkelijk de Reglementen van zoodanige Waterschappen, welke zich bui ten de Provincie Zuid-Holland uitstrekken, zal, alvorens tot eenige bepaling te komenin onderhandeling worden getreden met de Gedeputeerde Staten der Provinciën, onder welke dezelve gedeeltelijk gelegen zijn. Aldus vastgesteld door de Staten der Provincie Zuid-Holland. 's Gravenbage, 11 Julij 1844. (volgen de onderteekeningen) Gedaan te's Gravenbage, den 4den Julij 1846. Gedeputeerde Staten voornoemd VAN DER HE1M, Ter Ordonnantie van dezelve, JUST de ia PAISIÈRES. Z. SI. beeft, bij besluit van den 9dcn dezer, eervol emeritaat met pensioen verleend aan de volgende Predikanten, als: J. B. Moquette, Predikant bij de Waalschc, en J. E. Voet van Campen Predikant, bij de Nederduitsche Hervormde gemeente te Leydcn. P. van der Willigen, Predikant bij de Hervormde gemeente te Tiel. A. J. Lambreehts, Predikant bij de Hervormde gemeente te Angerlo. J. van Oehten, Predikant bij de Hervormde gemeente te Zevenhoven. T- G. Schornaker, Predikant bij de Hervormde gemeente te Noord zij pe. W. H. van Mazijit, Predikant bij de Remontstr. gemeente te Bleiswijk c. a. ROTTERDAM 22 Julij. De Wcl-Eerw. Heer J. B. Eilers KochEvang.- Luthcrsch Predikant te Wildervank en Veendam, beeft voor bet op Zijn Eerw. uitgebragt beroep, tot Predikant bij de Evang.-Luthersche gemeente alhier, bedankt. GRONINGEN, 20 Julij. De Heer J. G. de IIoop Scbeffer, door de Doops gezinde gemeente alhier tot Predikant benoemdheelt die beroeping aange nomen. Van onderstaand artikelzijnde een uittreksel van een Vertoog door een Landbouwer en Verveenerden Heer C. W. E. Kyrnmell, Burge meester der gemeente Smilde op de Landhuishoudkundige Vereeniging te Zwolle medegedeeldte vinden in de Drcntsche Courant van den 17Jcn dezeris ons cle mededeeling verzocht. De verzamelingbewaring en vermenging der meststoffen vooral die in de steden vallen, is veelal zeer gebrekkig. Veel wordt in de stadsgrachten geworpen de geheime gemakken zijn veelal zoo ingerigtdat de uitwerpse len in 't water vallen, 'tgeen onrein is en ongezond, en den landbouw veel nuttig voedsel onttrekt. De meststoffen moeten niet in kuilen bew'aard wor den waardoor ze te veel in 'twater komen, 'tgeen de gisting en rotting ver hindert en krachteloozen mest maakt. Alle meststof uit 't water genomen, is voor dadelijk gebruik ongeschikt, de'dampkring moet er eerst zijn weldadigen' invloed op uitoefenen; daarom is de vermenging der meststoffen met gracht- modder, zonder aan de buitenlucht eenigen tijd blootgesteld te zijn geweest, zeer af te keuren nogtans geschiedt zulks in vele steden ten nadeele der straatvuilnismen vermeerdert daardoor de quantiteitmaar vermindert veelmeer nog de kwaliteit. De deugdzaamheid der straatvuilnis wordt mede zeer verminderd, wanneer men daaruit niet bij 't vaalten en vermengen, alle niet of zeer rotbare voorwerpen, zoo als steen, bout en beenderen, wcegneemt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 3