PUBLICATIE. STA II* BERIGTEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN. Gezien de rcqueste aan HH. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, presen- teerd door de Wed. a. parmentier, Fabriekante in Wollen Saijet Garen Wollen Dekens en Zeemlederwonende alhier, daarbij verzoekende om in de lluizinge, Wijk Vil. n°. 604, eene Stoommachine van middelbare dtukking van zes Paardenkracht, te mogen daarstellcn. Gelet op het Koninklijk besluit van den 31s'«n Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Eabrijken en Trafijken. Brengen bij deze ter kennis van alle daarbij belanghebbendendat tot bet hooren der Eigenaars en Bewoners van de naastbij gelegene en belendende Pan den ten opzigte der Information de Commodo et Incommododoor de Com missie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad op Dingsdag den 19den Mei aanstaande, des middags ten twaalf ure; zullende de belanghebbenden vcrpligt zijn, hunne bezwaren tegen opgemeld verzoek op dien tijd bij genoemde Commissie in te brengen terwijl bij ver zuim daarvan zij gehouden zullen worden, tegen de inwilliging van hetzelve zich niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Ley den, 14 Mel 184G. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. Beschrijving voor het regt op de Patenten en het Personeel voor den jure 1846 en 1847. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEY DEN, brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van Z. Exc. den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van den 7dt'u April jl. N°. 3402 3lle Afd. houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving voor het Patentreyt over 1846 en 1847 (dat is, van den lslen Mei 1846, tot den 3üs,en April 1847,) alsmede naar aanleiding van een gelijk besluit van 7 April 1845 N°. 3637 3dc Afd., betrekkelijk de beschrijving voor de Personele Belasting voor het jaar 1846 en 1847, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad Dat op den 2den Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligligen, tabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en KoHijhuishouderswaarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden rondgebragt, en na verloop van drie dagenvan wege den Ontvanger der Directe Belastingen, tegen regu worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten April 1843 Staatsblad n°. 16) dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1845 en 1846 hebben voldaanen nadat het verschuldigde over het voorgaande jaarten volle zal zijn aangezuiverdwaarvan zal moeten blijken alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd de Patenten in gereedheid ge- bragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop die zullen kunnen worden afge haald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel n°. 16 der Wet, van den 6den April 1823, n°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21stcn Mei 1319, Staats blad n". 34) de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jarc 1846 wordt vastgesteld op den 8stcu Mei van ,|at jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen re^u, door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden getcekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der Patentpligtigen, op ol met den 31sten Mei daaraan volgende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt gcenc verklarin gen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtigc bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het regt van Patent, van den 21ste" Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die x>bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij bet terughalen derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragendat de bij de Wet gevorderde aangiften verklaringen en aan- vragen welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen(op het Vrouwe Klooster binnen deze Stad) verkrijgbaar zijn, door in persoon of door hunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zelvcr plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrcvene wethoudendede aan het regt van Patent onderhevige personenwelkena den alloop van den tijdtot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valschc, onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken ureize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in eene d boete van niet minder dan 25 en niet meer dan 400 guldens." Dat, met betrekking lot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel n°. 16 der Wet, van den 6dcn April 1828, n°. 14, voorkomende, de eigena ren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de ad ministratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartuigen gehouden zullen zijnom zich van behoorlijk Patent te voorzien. Dattot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 5den Mei aanstaande lot en met den 15den dier- zelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen wordende dezelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hun betrekkelijk de vaartuigenzullen worden gevorderd terwijl er na den 15dcn Mei voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het 37ste artikel der Wet, van den 21slcn Mei 1819, biervoren omschreven. Dat echter gemelde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde Schippers, ver lengd wordt tot den 24sten derzelve maand, ten einde zij volgens 13 der Wet, van den 6dc" April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelvcr vaste woonplaats bij termijnen te betalen, en dat zij dus gedurende de ge- heele maand, volstaan kunnen met de vertooning, hetzij van hun vorig Pa tent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte. Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16dcs Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, talcis enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op publieke markten en kermissen uitstallen, mitsgaders de debitanlen in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 'tklein, hetzij in 'tgroot, te water ofte lande met zich voerenalsmede de ondernemers van openbare vermakelijkhedenin Tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de alge- mcene beschrijving voor 1845 zullen moeten worden begrepen, gehouden zullen zijn zich, gedurende de gehcele maand Mei, ter bekoming van hun palent, aan te melden ter Secretarie dezer Sad, 'svoormidags van 10 tot 12 ure, de Vrijdag, Zaturdag en Zondag uitgezonderdzullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenom. lehalve van de zoodanigen die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Dat almede op den 8sten Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving voor de Personcelc Belasting over het dienstjaar 1846/47. Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich in geen geval zullen mogen beroepen op zoodanig verzuimmaar integendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des Ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangilten inet zijne handteckcning te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar voor eenige betaliny te kunnen eischenverrigten, met vermelding' der redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag- tigde, in tegenwoordigheid van een derde persoon en inet en benevens deze, worden geleekend na voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften in het algemeenbehooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken echter, wier belastings voorwerpen naar de vier eerste grond slagen alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge meente dan die, waarin zij bun verblijf hebben, zal hel vrijstaan de aangifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door eene zelfden belastingschuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigddat tot tegcnschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgelde personen, als: PAULUS FRANCHIMON Janszoon en JEAN CORNEILLE RIJK. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden zal deze worden afgekondigd en aangeplaktalomme waar zulks te doen ge bruikelijk is; terwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeld, aan den Ontvanger der Directe belastingen, tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliccrd bij HH. Burgemeester en Wethouders der Stad Ley den, op den 30sten April 1846. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. AJKADEMIE-NIEIIWS. PROMOTIE AAN DE LEYDSCHE HOOGESCHOOL. Den 16dcn Mei de Heer R. Ferner, van Wassenaar, in de Reglen, na ver dediging zijner Dissertatie: de Publiciana in rem Actione. PR03I0TIE AAN DE GRONINGER HOOGESCHOOL. Den 14den Mei de Heer U. P. Okkenvan Leer, in de Godgeleerdheid, na verdediging zijner Dissertatie: de priva Religionis Christianaemedio aevo inter iïederlandos proyressanatüra. ADVERTENTIEN. Bij Vonnis van de Arrondissements-Regtbank te Leydenin dato 15 dezer, zijnde behoorlijk op de Expeditie geregistreerd, is in staat Faillissement ver klaard GYSBER'j'US de JONGGepatenteerd Verkooper van Gemaakte Kleederenwonende te Leyden. Tot Regter-Commissaris in dit Faillisse ment is benoemd de Edel Achtbare Heer Mr. J. van OUTEREN, cii tot Curator Mr. J. J. A. van den AARDWEGHAdvokaalwonende aan den Have al hier. Het Faillissement wordt gerekend aanvang te hebben genomen den 14dcn dezer. LeydenDe Curator in voornoemd Faillissement, 16 Mei 1846. J. J. A. van den AARDWEGH. Bij onderhandsche Acte van dato den 31sic Maart 1846, in triplo binnen Leyden geteckendbehoorlijk geregistreerd en ingeschreven, is tusschen de Heercn PIETER van GEER, Mr. Smid, ABRAHAM STOKHUYZENWinke- lier, beide wonende te Leyden en DIRK N1JE, Commissionair in Kruide- nierswaren, wonende te Amsterdameene Vennootschap aangegaan ten onderwerp hebbende het Pellen van Rijst en Gerstzoo voor Loon als voor eigen Rekening, gevestigd binnen Leydenonder de firma van P. van GEER O. en zulks voor den tijd van Tien Jarenaanvang genomen hebbende 1 April 1846 en zullende eindigen 31 Maart 1856 waarvan de ondcrteckening door ieder der Vcnnooten met gelijk regt zal geschieden met den naam der Firma; en zullen al dc handelingen van welk ecnen aard die ook zijn mogendie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 3