BUITEL LAIN DSC HE BERlGTEjX. standers eener algemcene herziening de zich achtervolgelijk vertoonende leemten en gebreken tot ver verwijderden tijdstippen willen doen voortdurenom dan eene poging tot algemeen herstel aan te wenden, die echter uit den aard der zaak slechts een gedeeltelijk herstel blijven moet, terwijl, volgens het gevoelen des voorstellers, ieder onmiskenbaar en in het oog loopend ge brek op zich zelf onderzocht, en, als zoodanig erkend, dadelijk hersteld moet worden. Eene derde bedenking tegen het voorstel is nit deszelfs onvolledigheid ont leend als waarbij onderscheidene belangrijke puntentot het stem- en kiesregt behoorendczoo als de vertegenwoordiging der standen, de wijze van verkiezing der riddersehaps-collegien, geheel onaangeroerd zijn gelaten. Hierop antwoordt de voorsteller dat hij opzettelijk die punten achterwege liet die niet tot de onmiddelijke noodzakelijkheid behoorden, die door de rege ring binnen zoodanige enge grenzen beperkt scheen te zijn, dat hij het voorba rig of ligtzinnig zou hebben geacht om verder dan de noodzakelijkheid te gaan. Hoe beperkt overigensnaar het oordeel van velen de voorgestelde verbe tering ook moge wezenzoo zou door haar de weg worden gebaand om een lietrekkelijk heter kiesstelsel te verkrijgen, aan een aanzienlijk en door bescha ving uitmuntend gedeelte der bevolking eenen meerderen invloed op de keuze der vertegenwoordigers van stedelijke en provinciale belangen te verschaffen én het bewijs te leveren, dat die invloed ten onregte wordt geschroomd. Gisteren is voor den Hoogen Raad de zaak behandeld van K. van Hulst, te Kampen. De uitspraak is bepaald op den 5den Mei. Bij arrest van heden heeft de Hooge Raadverwerpende de voorziening van den Officier tegen een vonnis der Arrond.-Rcgtbank te 's Gravenhage beslist, dat eene straf, bedreigd bij eene keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, van 27 December 1844, in regten niet kan worden toegepast. Deze beslissing is hoogst gewigtig, als ontnemende aan alle dergelijke verorde ningen hare in regten verbindende kracht. Op den 18den overleed alhier, in den hoogen ouderdom van ruim 90 jarende Heer Mr. Adriaan BachmanAmbachtsheer van Schipluiden en Ho- denpijl de laatste der stads Regentenwelke nog bij de oude orde van zaken vóór 1795 in betrekking is geweest. In 1788 Schepen van 'sGravenhage geworden, heeft hij tot het genoemde jaar 1795 dat ambt bekleed, toen hij, als een ijverig aanhanger van het Vorstelijk Huis van Oranje, van die waar digheid ontzet werd. Na dien tijd is hij buiten alle openbare betrekking geble ven tot den 17dcn November 1813, wanneer hij, nevens andere regenten, op nieuw geroepen om de stad zijner geboorte van dienst te zijn, niet geschroomd heeftin weerwil van het hagchelijke en gevaarlijke der omstandigheden mede te werken, om de gezegendo omwending van zaken te bevorderen, en hen, die zich aan het hoofd derzelve gesteld hadden, behulpzaam te zijn als lid van het toenmalig provisioneel bestuur der residentie, 'twelk later door den Souvereinen Vorst erkend werd. Nadat de Heer Bachman tot Burgemees ter was benoemd, werd hij in 1816 door Z. M. Koning Willem I tot ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw verheven. Sedert tot 1834 Burge meester, is hij bij de verandering van het Stedelijk Bestuur in dat jaar, Wethouder gewordenen in die betrekking werkzaam geweest tot den 31sten December 1844als wanneer hij ten gevolge van zijn verzoekdoor den Koning eervol is ontslagen, nadat hij vroeger, mede wegens hoogen ouder dom was afgetreden als lid der provinciale Staten van Holland. De Heer Bachman heeft door zijne vastheid van karakter, regtschapenheid en onkreukbare trouw aan het Vaderland, aan het Stamhuis dat hetzelve regeert en aan de stadaan wier belangen hij een groot gedeelte van zijn leven heeft toegewijd, de achting van alle weidenkenden ten volle verdiend. Zijn naamals medestander in de gevaarvolle dagen der terugroeping van het Vorstelijk geslacht, behoort tot de geschiedenis. Twee nachtrondzwervers en rustverstoorders, met namen Broekman en Waarmanzijn in de zitting van de Arrondissem.-Regtbank van Donderdag jl., veroordeeld ieder tot eene gevangenis van 14 dagen 8 boete en in de kosten ter zake van verzet en mishandeling tegen den Inspecteur van Policie Albers en den nachtwacht Rijke, welke hen tot matiging en rust vermaanden, die zij, beschonken, door derzelver misbaar in het holle van den nacht, tot ergernis der ingezetenen, verstoorden. De veroordeelden behooren tot eene moedwillige bende, waarvan in de duisternis de een den anderen (vermeenende de policie-beambten te treffen) met een mes den neus heeft afgesneden in een wond op het hoofd heeft toegebragt. AMSTERDAM, 20 April. De reis van het Hof hierheen zal acht dagen later plaats hebben, namelijk den 27slen dezer. Ten einde evenwel de op morgen, vastgestelde audiëntie te kunnen doen voortgang hebbenzal Z. M. de Koningzich morgen ochtend ten 7 ure met cenen specialen spoortrein uit de residentie herwaarts begeven de bepaalde audiëntie verleenenop het paleis dinerenen vervolgens nog denzelfden avond wederom met een specialen spoortrein naar 'sHage terug- keeren. DEN HELDER, 17 April. Den 14(len dezer had er een droevig ongeluk plaats. Hendrik van 'tHert, vader van 10 kinderen, een schip op de Texelsche gronden willende doen springen, bragt tot dit einde, met behulp van zekeren Jan Bijl, vader van 7 kinderen, een vaatje buskruid in hetzelve, benevens eene onuitbluschbare lont. Na vervolgens op een goeden afstand de ontploffing eenigen tijd afge wacht tc hebben, gingen zij weder naar boord, meenende dat dc lont was uitgegaan. Doch naauwelijks was van 't Hert aan boord of eene zware en verschrikkelijke ontploffing voert hem weg om nimmer tot zijne geliefde be trekkingen weder te keerendie hij den 12dcn dezerin de hoop van met ruime verdiensten terug te komen, het hartelijk vaarwel! toeriep. Jan Bijl, welke zich nog aan de zijde van het schip bevond, werd door het springend hout deerlijk gekwetst, zoodat deze zich, hoewel nog in leven, in allertreurigste omstandigheden bevindt. UTRECHT, 19 April Donderdag jl. heeft alhier de opening der leerschool voor aankomende on derwijzers onder bestuur van de Heeren Anslijn en Juliusplaats gehad met toepasselijke aanspraken van heide hool'd-onderwijzers. De lessen znllen beginnen met 55 kweekelingenwelke in 2 klassen verdeeld zijn. Uit Lopik meldt men van den 18dcn dezer: Heden morgen ten 11 ure barste alhier onverwachts brand uit in eene groote bouwmanswoningeven boven het dorp, welke in korten tijd, met 2 schuren en 2 hooibergen een prooi der vlammen werd. Onder het niet redbare vee behooren twee paarden, negen jonge runderen en dertien var kens. Even na het ontstaan van den brand stilde de wind en nam eene noordelijke streekanders had zulks voor de woning van den Secretaris en de geheele kom van het dorp eene naamlooze ramp kunnen worden. De brand wordt aan onvoorzigtigheid toegeschreven. ARNHEM, 19 April. Alhier is gevankelijk binnengebragt zekere Jan Jansen, ook gezegd Jansen van den Hoef, arbeider van beroep en onder Wageningen woonachtig. Tegen dezen zijn, naar men wil, zware vermoedens gerezen, dat zijne, in de laatste dagen van December 1845 vermist geraakte, dertienjarige dochter Elizabeth door hem zclven om het leven is gebragt, of althans zoo hevig mishandeld, dat het meisje dien ten gevolge den geest gegeven heeft. Dusverre was de verdwijning van het kind een raadsel want ofschoon sommigen beweerden dat het meisje, bij het houtsprokkelen in liet Leemgat, een uitgestrskt den nenbosch tusschen Wageningen en Bennekom verdoold zon geraakt zijn, en anderen meenden, dat het in omliggende veenen verzonken zou zijn, wa ren toch alle pogingen, door eene menigte van menschen in het werk ge steld om het kind levend of dood te ontdekken en aan haren vader terug te bezorgen, vruchteloos geweest. Het schijnt dat de gevangenneming des vaders een gevolg is van eene, door eene jongere zuster afgelegde verklaring, volgens welke de genoemde Elizabeth door haren vader, nabij het Leemgat, doodge slagen en het lijk door hem weggevoerd zoude zijn. ZWOLLE, 17 April. De Nederlandsche Handelmaatschappij heeft dezer dagen een besluit geno men, om een groot aantal fabriekanten, die in de tegenwoordige min gun stige omstandighedennaar hnn oordeel veroorzaakt door achteruitgang der garenprijzeneen grooten voorraad calicots hebben, daarvan te ont lasten. De Handelmaatschappij beschouwt echter den tegenwoordigen toestand der fabrieken als een gevolg van overproductieen wenscht dat de voorraad meer in overeenkomst worde gebragt met de bestaande behoefte, er kon anders, in welligt geene zeer ver verwijderde toekomsteene reactie ontstaandie hoogst nadeelig zou werken op dezen aanzienlijken tak van nijverheid. IJSLAND. REIKIAVIK4 Maart. De uitbarstingen van de Hekla duren nu ruim 6 maanden voort; doch ofschoon de lavastroom sterk is toegenomen, heeft hij de bewoonde streken nog niet bereiktechter is de aschregen zeer nadeelig voor het grasomdat het met veel zwavelstof overdekt wordthetgeen in de aanstaande lente verderfelijk voor het vee kan worden. De winter is hier in de znidelijke streken zeer zacht geweest en de visch- vangst overvloedig, doch in de overige streken was het weder streng. Op merkelijk is het, dat, sedert de uitbarstingen begonnen zijn, de heete spring bronnen van de Geiser en Strökker hebben opgehouden. Onze stad telt thans 1000 inwoners, wien het vrij wel gaat. GRIEKENLAND. ATHENE, 29 Maart. De Staatsbegrooting is aan de Afgevaardigden ingediend; op dezelve worden de inkomsten op 14,000,000 drachmen, en de uitgaven op 12,000,000 be rekend de renten der staatsschuld zijn bij de uitgaven niet begrepen. Van de Engelsche Regering was eene nota ontvangen waarin aangedrongen werd op de betaling der achterstallige renten van de door Engeland gewaar borgde schuld. Volgens het gerucht zouden er zelfs Engelsche Oorlogschepen iri den Piraeus komenom aan dien eisch meerder klem bij te zetten. SPAIN JE. MADRID, 12 April. Het nieuw Ministerie is weder voltallig: Isfuritz Voorzitter van den Raad en Minister van Buitenlandsche Zaken Mon van FinantiënPidal van Bin- nenlandsche Zaken, Diaz-Canega van Justitie, Generaal Sanz van Oorlog en Generaal Armero van Marinedeze laatste met Mon en Pidal waren leden van het eerste Ministerie van den Generaal Narvaez en hebben vele nuttige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 2