den onder-Pastoor te Batavia, van alle geestelijke jurisdictie te ontslaan: de
beide eersten, omdat zij, in weerwil van herbaalde vermaningen, volhardend
blijven weigeren om aan de bevelenwelke hij hun onder de stipste gehoor
zaamheid heeft voorgeschreven, te voldoen: den laatste, omdat hij zich niet
ontziet, om, hoezeer ondergeschikt, ten zijne opzigte, met terzijdestelling van
zijn wettig Apostolisch en erkend gezag, onafhankelijk te handelen; mitsga
ders dat hij te Soerabaya, den zich aldaar zonder bezwaar van 's lands schat
kist bevindenden B. K. Priester B. Kerstens en te Samarang den aldaar zijn-
den Priester A. Heuvels, instede van de Eerw. Heeren Cartenstat en Grube met
de pastorale jurisdictie of kerkelijke magt heeft belast; terwijl de WelEerw.
Heer J. D. Eschericli in plaats van den WelEerw. Heer J. A. van Dijk
ad interim de functiën van onder-Pastoor te Batavia gratis waarneemt;
b. Dat overeenkomstig deze schikking de persoon van A. Heuvels zich te
Samarang heeft gedragen als waarnemende Pastoor; de persoon van B. Kerstens
de functiën van Pastoor te Soerabaya heeft uitgeoefend en J. D. Escherich en
J. van den Brand steeds openbare dienst in de B. K. kerk te Batavia verrigt
hebben
c. Dat dus ten deze opzettelijk hevelen gegeven en gehoorzaamd zijn strij
dig met de van Regeringswege hij missive van 22 Junij 1845, aan den Apostol.
Vicaris gegeven verklaring, dat niet kan worden ingewilligd zijn verzoek, om
twee dezer Heeren als Kapelaans te erkennen en te plaatsen, omdat zij, die
niet door den Koning tot R. K. geestelijken voor de O. I. dienst zijn benoemd,
door de Ind. Regering niet als geestelijken, bestemd voor de dienst in Nederl.
Indië kunnen worden erkend en geplaatst
d. Dat echter het B. K. kerk- en armbestuur te Samarang geweigerd heeft
A. Heuvels als waarnemenden Pastoor te erkennen, als zijnde niet door den
Koning benoemd en door het Indisch bestuur geplaatst, en het kerkgebouw
heeft gesloten zijnde vervolgens de Residenten van Samarang en van Soerabaya
aangeschrevenom A. Heuvels en B. Kerstens te doen terngkeeren naar Ba
taviaalwaar beide sedert aangekomen zijn, met dien gevolge, dat de uitoefe
ning van de openbare R. K. godsdienst in beide gemeenten geen plaats meer
vindt of vinden kan, uit hoofde er geene andere erkende Boomsch-Katholijke
geestelijken aldaar aanwezig of op Java beschikbaar zijn buiten die, welke
door den Apostolisehen Vicaris zijn geschorst;
e. Dat door den Apostolisehen Vicaris voorts bij missive van 5 November
1845, is beweerd, dat hij als kerkelijk opperhoofd, door deze zending van
niet door het gouvernement gesalarieerde geestelijken, geene inbreuk heeft ge
maakt op de regten van den vertegenwoordiger des Konings, noch ook gehan
deld heeft, strijdig met het staatsbelang der Kolonie, hetgeen hij altoos bij
de vervulling zijner priesterlijke pligten, zooveel mogelijk op het oog heeft
gehad
Dat Z. II. Eerw. door den Gouverneur-Generaal verzocht, om in te zen
den afschriften der besluiten, waarbij de door den Koning benoemde Prieslers
Cartenstat en Grube, mitsgaders de onder-Pastoor van Dijk in de uitoefening
en bediening van hun geestelijk ambt zijn geschorst, alsmede afschriften der
aan deze geestelijken grgevene bevelenafgescheiden van de uitoefening van de
godsdienst, en welker niet-opvolging de aanleiding en grond tot die schorsing
geweest is, bij diezelfde missive heelt geantwoord: dat hij die door hem gege-
vene bevelen en uitgevaardigde besluiten, alleen ter inzage of beoordeeling
mag afstaan aan den Stoel van Rome, en dus, behoudens zijn geweten en de
kerkelijke regten, aan het daartoe strekkend verlangen van 's Konings verte
genwoordiger niet kan voldoen: tevens als zijn gevoelen mcdedeelendedat
het opleggen cener kerkelijk censure niet gehouden is aan cenig voorafgaand
overleg met het staatsbestuur overeenkomstig het koloniaal belang, en dat
dus dat overleg alleen kan zijn eene kennisgave welke de suspensie volgt
g. En dat eindelijk Z. H. Eerw. door den Gouverneur-Generaal verzocht,
om onverwijld te zorgen, dat de uitoefening van de R. K. godsdienst te Sama
rang en Soerabaya weder plaats hebbe, door de aan de Pastoors te dier plaatsen
opgelegde suspensie, geheel of gedeeltelijk, voor zooveel de belangen der ge
meente dit vorderen, tijdelijk buiten effect te stellen, bij missive van 15 De
cember 1845, heeft te kennen gegeven steeds bereid te zijn, 'sKonings be
sluiten en verdere ten aanzien van de uitoefening van de R. K. godsdienst
bestaande verordeningen op te volgen en na te levenbehoudens de vervul
ling zijner geestelijke verpligtingentevens bcriglendc, dat hij aan deze
geestelijken opgelegde censuur noch wijzigennoch opheffen kan zonder zich
aan overtreding der duurste zijner Apostolische verpligtingen schuldig te
maken.
En alzoo overwegende:
1°. Dat voorn. Bisschop, door buiten voorkennis en zonder overleg met het
Indisch bestuur hevelen te geven, strijdig met de bestaande koninklijke be
sluiten en zelfs bevelen en hesluiten uit te vaardigen, wier inzage of beoor
deeling hij weigert, als alleen aan den Stoel van Rome toekomende; het
hoogste gezag in N. Indie, van wegc en in naam des Konings door den Gouv.
Generaal vertegenwoordigd, niet erkent, eerbiedigt, noch gehoorzaamt, zoo
als behoort
2°. Dat Z. II. Eerw. bet staats- of koloniaal belang, met hetwelk die he
velen en besluiten in onmiddelijk verband kunnen staan, aan de beoordeeling
van Z. II. den Paus ondergeschikt acht op eene wijze, welke gevaarlijk is
voor de rust in deze kolonie, en dadelijk strijdt met het staatsbeginsel van
uitsluitend opperbestunr eenig en alleen aan Z. M. den Koning toekomende
3°. Dat Z. II. Eerw. door de R. K. Prieters B. Kerstens en A. Heuvels te
Samarang en te Soerabaya, in stede van de van gouvernements wege benoemde
Pastoors H. J. Cartenstat en A. Grube, met de kerkelijke magt te belas
ten door aan den Heer J. D. Escherich de functiën van onder-Pastoor te
Batavia te doen waarnemen en door toe te laten, dat door J. van den Brand
voortdurend openbare dienst in de R. K. kerk te Batavia werd verrigt, alles
zonder overleg met het Indisch bestuur, op eigenmagtig aangematigd gezag,
uitdrukkelijk en opzettelijk gehandeld heeft strijdig met het koninklijk besluit
van 11 December 1835, volgens hetwelk aan de R. K. geestelijken derzelver
bepaalde standplaats ol bestemming eerst door het Indisch bestuur kan aange
wezen worden, nadat zij als R. K. geestelijken door den Koning benoemd
zijn, om naar Indie te vertrekken;
4°. Dat Z. H. Eerw. daarenboven zonder omwegen heeft verklaardhet
staatsbelang der kolonie niet onvoorwaardelijk, maar alleen bij de vervulling
zijner priesterlijke waardigheid zooveel mogelijk voor oogen te houden: en
dientengevolge ook alleen behoudens de vervulling zijner geestelijke ver
pligtingen bereid te zijnde koninklijke besluiten en verdere ten aanzien van
de R. K. godsdienst bestaande verordeningen na te leven;
5°. Dat Z. H. Eerw. alzoo geheel aan zich trekt het voorloopig oordeel over
de verbindtclijkbeid dier verordeningen, om die, met miskenning van 'sKo
nings uilsluitend opperbestuur, ter eindbeoordecling te onderwerpen aan den
Pauselijkcn Stoel
6°. En dat eindelijk de personen van J. D. Escherich, A. Heuvels, B. Kerstens
en J. van den Brand, die voorn. Bisschop als zijne assistenten herwaarts heb
ben vergezeld, bereid bevonden zijn, om in het openbaar op te volgen de be
velen hun door Z. H. Eerw. in strijd met die verordeningen en buiten over
leg van het Indisch bestuur gegeven
7°. Dat deze handelingen en leerstellingen tot strekking hebben de daar-
stelling van eene van het hoogste gezag in Nederlandsch Indië afgescheidene
en onafhankelijke magt, welke zich bevoegd acht, om volgens eigene begin
selen en inzigten te handelen, des noods strijdig met het belang der Kolonie;
en dat het wortelschieten, veld winnen en uitbreiden van die leerstellingen
voortvloeijende uit het voortdurend verblijf van den Heer J. Grooff, en van
zijne vier assistenten J. D. Escherich, A. Heuvels, B. Kerstens en J. van den
Brand, binnen Nederlandsch Indië des te gevaarlijker moet worden geacht,
omdat derzelver toepassing in deze gewestenwelker talrijke bevolking eene
andere als de Christelijke godsdienst belijdt, zouden kunnen leiden tot gevol
gen, welke het de pligt der Regering is, door alle binnen haar bereik lig
gende middelen voor te komen.
8°. Dat door de willekeurige handelingen van voorn. Bisschop de openbare
uitoefening van de R. K. godsdienst sedert ecneu geruimen tijd te Samarang
en Soerabaya, zonder opgave van voldoende redenen, geschorst is, en Z. H.
Eerw. niet genegen is bevonden, gehoor te geven, aan de aanbeveling hem
van regeringswege, naar aanleiding van de herhaalde aanzoeken van de
leden der gemeente aldaar, gedaan, om te zorgen, dat de uitoefening van de
R. K. godsdienst weder plaats vinde.
Verder lettende op artikel 1 van het reglement op het beleid der Regering
in Nederl. Indië luidende:
a Het hoogste gezag in Nederl. Indië wordt van wege en in naam des Ko
nings uitgeoefend door den Gouv.-Generaal ot dengene, welke hem op den voet
van dit reglement, tijdelijk mogt vervangen.
Een ieder, die zich aldaar bevindt, van wat rang of staat hij ook zij, moet
den Gouv.-Generaal of vervangenden Gouv.-Generaal erkennen als des Konings
vertegenwoordiger en dcnzelven als zoodanig eerbiedigen en gehoorzamen."
Op de tweede alinea van artikel 24 van hetzelfde reglement, luidende:
»De Gouv.-Generaal heeft almede de magt, om ingezetenen, wier verblijf
in Nederl. Indië door hem gevaarlijk geoordeeld wordt, van daar te verwijde
ren, daarbij zooveel mogelijk zorg dragende dat een behoorlijken tijd, tot het
in orde stellen hunner zaken, worde gelaten."
Op artikel 82 van dat zelfde reglement luidende.
»I)e uitoefening van godsdienst door de onderscheidene gezindten, geniet in
Nederl. Indië de bescherming des bestuurs, voor zoo ver die uitoefening voor
de openbare rust niet gevaarlijk is."
De raad van Indië gehoord in vergadering van den 15(lcn January 1846.
Heeft goedgevonden en verstaan:
EerstelijkDen H. Eerw. Heer J. Grooff, Bisschop van Can ca in partibas
infidclium Apostolisehen Vicaris en Pastoor te Batavia van stonde af aan in
de uitoefening zijner functiën te schorsen en hem met zijne assistenten J. D.
Escherich A. Heuvels, B. Kerstens en J. van deri Brand buiten Nederlandsch
Indië te verwijderen; wordende hun gelaten een tijd van veertien dagen tot
het in orde stellen hunner zaken.
Ten tweede: Het R. K. kerk- en armbestuur van Batavia, met den Resi
dent aldaar aan het hoofd, in commissie te stellen, om alle kerkelijke goede
ren gelden en geschriften uit de handen van den Apostolisehen Vicaris eu
Pastoor dier plaats in bewaring te ontvangen.
Ten derde: Den Directeur der producten en civiele magazijnen aan te
schrijvenom voor den geheel kosteloozen overtogt naar Nederland van de
Heeren J. Grooff, A. Heuvels, B. Kerstens en J. van den Brand, zijnde de
Heer Escherich bereids over den zoogenaamden landweg vertrokkenmet
eene der eerste goede scheepsgelegenheden het noodige te verrigten.
Ten vierde: Aan de II. K. Pastoors H. J. Cartenstat, Kamerheer van
Z. H. Gregorius XVI en A. Grube en den onder-Pastoor J. A. van Dijk op te
dragen om respectivelijk te Batayia, te Samarang en te Soerabaya de herder
lijke belangen der Pioomsch-Katholijke gemeenten tijdelijk waar te nemen.
Ten vijfde Den Directeur-Generaal van finantiën te magtigen, om aan
den Apostolisehen Vicaris en Pastoor te Batavia J. Grooff als eene te gemoet-
koming in de afdoening zijner zaken, uit te keeren, eene som hoogstens ge
lijkstaande aan het bedrag van zes maanden van zijne bezoldiging.
Ten zesdeEnz.
Afschrift dezes zal, enz.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.