BUITENLANDSCIIE BERIGTEN. OOST-IWBIE. BATAVIA, 1 October. De publicatie bij welke de waarnemende Gouverneur-Generaal bet bestuur overdraagt aan Z. Exc. den Gouverneur-Generaalluidt als volgt Publicatie van ivege en in naam des Konings. De Vice-President van den Raadwaarnemende Gouv.-Gen. van Ned. Indië geboord; allen, die dezen zullen zien of booren lezen, salutdoet te weten: Nadeinaal bet Z. M. heelt behaagd, bij besluit van den 5dcnFebruarij 1845, tot Gouv.-Gen. van Nederl. Indië te benoemen den Minister van Staat, Jan Jacob Rochusscn. En alzoo Z. Exc. in de vergadering van den Raad van Indië op heden heeft overhandigd de daartoe strekkende opene brieven van Z. M.van den volgen den inhoud Wij WILLEM enz. Willende voorzien in het beheer der Nederl. O. I. bezittingen, opengevallen door het overlijden van Onzen Gouv.-Gen. Mr. P. Merkus Zoo is het, dat Wij, Ons verlatende op de goede trouw, de kennis en den ijver van Onzen Minister van Staat Jan Jacob Rochussen Grootkruis der orde van den Nederl. Leeuwdenzelven hebben benoemd tot Onzen Gouv .-Gen. over Nederl. Indië en tot Opperbevelhebber van Onze land- en zeemagt be oosten de Kaap de Goede Hoop, met de vereischte magt, om als Onze ver tegenwoordiger in die gewestenhet bestuur aldaar uit te oefenen overeen komstig de door Ons gemaakteof nader te maken algemecne en bijzon dere bepalingen en voorschriften. Wij gelasten mitsdien alle hoogere en lagere ambtenaren, zoo burgerlijke als militaire en in het algemeen alle Onze onderdanen in Nederl. Indië, gecne uitgezonderdom Onzen Minister van Staat J. J. Rochussen voornoemd, als I Gouv.-Gcneraal van Nederl. Indië en Opperbevelhebber van Onze land- en j zeemagt beoosten de Kaap de Goede IIoop, te erkennen, tc eerbiedigen en te gehoorzamen, en hem allen mogelijken bijstand tc verleenen; want Wij zulks alzooten dienste van het Rijk en deszelfs Aziatische bezittingen hebben be- vonden te hehooren. Gedaan en gegeven te 'sGravenhageonder het grootzegel des Rijks, den 5dcn Februarij 1845. (was get.) WILLEM. De Minister van Koloniën, (was get.) J. C. BAUD. En aangezien Z. Exc. in handen van den Koning heelt afgelegd den eed, vastgesteld bij artikel 30 van het reglement op het beleid der Regering in Nederlandscb Indië, Zoo is het tijdelijk aanvaard bestnur over Nederl. Indie en hot opperbevel over de land- en zeemagt beoosten de Kaap de Goede Hoopop heden neder- gelegd in handen van den Minister van Staat Jan Jacob Rochussendie mits dien van stonden af aan getreden is in de uitoefening der waardigheid van Gouv.-Gcneraal van Nederl. Indië en Opperbevelhebber van Zr. Ms. land en zeemagt beoosten de Kaap de Goede Hoop. En wordt daarvan hij dezen opentlijk aankondiging gedaan, om te strekken tot narigt van alle departementen, autoriteiten, collcgiën, civiele en mili taire ambtenaren en ingezetenenzonder onderscheid. En opdat niemand biervan onwetenheid voorwende, zal deze alom in Ne derl. Indië in de Nederlandsehe, Inlandsche en Chineschc talen, op de gebrui kelijke wijze worden gepubliceerd en geaffigeerd. Gegeven te Batavia, den 30stcn September 1845. J. C. RETJNST. Ter ordonnantie van den Vice-President van den Raad, waarnemenden Gouverneur-Generaal, De Algemeene Secretaris, C. VISSCHER. Uittreksel uit een particulieren brief van Java. Sevang(hoofdplaats der Residentie Bantam) 29 September 1845. Ik heb hier met den Resident, den Heer D. A. Buyn, een reis te paard van 10 dagen, naar en langs het zuiderstrand gemaakt. Het is dien kant uit een regt tijgernest. Den 20stfn dezer, 'savonds ten 7 ure, waren wij in de Kampong Moenjolin ecne opene bamboezen-iootsen hoorden een angstig gegil, doch wisten niet wat het was. Het gegil werd erger, alles liep ver ward door een; wij gaven order, vele toortsen op te steken, en zonden eenige lieden met pieken gewapend op kondschap uit. Kort daarop werd ons berigt dat er eene vrouw door een' tijger was besprongen en weggevoerden dat de man en nog een oud man met hemden tijger waren gevolgd. De man die ongewapend was, viel midden in de rivier flaauw, en zou, hoewel er slechts 1 a 1| voet water in stondzonder spoedige hulp zijn omgekomen. De oude man met een gollok (een soort van breed en lang hakmes) gewapend ach terhaalde den lijger die gereed stond om den overkant der rivier op te klim men. Hij vatte de vrouw bij een beenen wilde op den tijger inhakken die dit ziende zijne prooi los liet en de vlugt namwaarop de oude man de vrouw in zijne armen terug droeg. Dit vernemende, gingen wij naar het huis, en vonden de vrouw, die al bezweken was, met een doodkleed bedekt nederliggen. De tijger had haar met de klaauw in de dijen met de tanden in de linkerwang gegrepen die geheel weg was. Eerst na ruim 2 uren ge lukte het ons, den man weder tot zich zeiven te zien komen. Daar de tijger gewoon is als hij zijn prooi verloren heeft, om terug te ko men en die te zoeken lieten wij het lijk van de vrouw in huis brengen. De buizen zijn daar alle, uit vrees voor de tijgers, hoog van den grond op palen of bamboezen gebouwd. Wij sliepen in zulk een huis of loots die aan de kanten open was en met een trap van voren. Den volgenden morgen gestadig door bosc.hnaar Soedimanak rijdende stonden wij elk oogenblik bloot om door tijgers besprongen te worden, en rekenden er op dat dit gebeuren kon. De paarden waren ook niet gerust en spitsten gedurig de ooren zagen naar den kant van het bosch en drongen steeds naar het midden van den weg. Wij liepen echter gedurende de ge- heele reis gelukkig vrij doch vernamen onder weg dat dienzelfden avond den 20s,cn Septemberook omstreeks 7 urein de nabij gelegen Kampong Lebe-Balang, een man door een'tijger was weggevoerd, die op hel geschreeuw van zijn' zoon, dat er een tijger op hem afkwam, was toegesneld om dezen te helpen en het offer er van werd. Er waren in die Kampong nog slechts vijf huizen overig, zijnde de vroegere bewoners van tijd tot tijd deels door de tijgers weggehaald, deels uit vrees daarvoor, naar elders verhuisd. Dien morgen den 21stcn, zagen wij vele groote sporen op den weg van rhinoeerossen ook lagen hier en daar de bam boezen heggen links en regts van den wegwaar langs kolïïj was geplant dwars over den weg heen en de dadap of schaduwboomen der koffij door die lompe zware dieren uit den grond geloopen. Vele sporen hunner pooten wa ren grooter dan het grootste gewone tafelbord. Te Soedimanak vernamen wij dat er kort te voren een paard op het mid den van den dag door een tijger was weggehaald. Den 22stcn op weg naar Annoyang zagen wij weder vele sporen van rhinoeerossen en wilde stieren. Den 10den en li'16" Oct. denk ik eene groote jagt op rhinoeerossen wilde stierenherten en denkelijk ook tijgers bij te wonen in het District Lebak als deze iels bijzonders oplevert, meld ik u dit nader. [En zoo dit gebeurt zullen wij onzen Lezers dit berigt ook weder medcdeelen.J 0ENEM1KSEI. KOPENHAGEN, 27 December. I)c bcgrooting voor 1846 is door den Koning aangenomen. De ontvangsten zijn daarbij- berekend op 16,008,440 en de uitgaven op 15,935,053 Rksd., zoadat-er een overschot van 73,387 Rksd. zou zijn. In een Duitsch blad wordt het volgende medegedeeld: Terwijl Dene marken zijne bezittingen op de vaste kust van Indië aan Engeland heeft alge- staan, is het er thans op bedacht om meerder-voordeel te- trokken van de groep der Nicobar-eilanden (ten noordwesten van Sumatra gelegen.) Tot dat einde is liet fregat Galathea Kapitein Bille derwaarts gezonden om eene kolonisatie dier eilanden voor te bereiden. Hij wordt vergezeld door eenige natuurkundigen die dezelve uit een wetenschappelijk oogpunt moetrn onder zoeken. Zij zijn rijk aan tropische voortbrengselen vooral aan scheepstim merhout en fijne houtsoorten, cassia, sago enz.; de vruchtbaarheid van den grond is buitengewoon groot. Daarbij komt dat de inwoners, zoo het schijnt van Malëisehen oorsprongvan zeer zachtzinnige inborst zijn. Daar overigens de ondervinding het klimaat als hoogst ongezond voor Europeanen heeft doen kennen en zoowel de Deenen als de Oostenrijkers hunne vroeger aangelegde etablissementen op deze eilanden uit dien hoofde opgegeven hebben zoo wil men geene Europesche kolonisten derwaarts voerenmaar bij wijze van proef neming het westelijkste der eilanden, Theressa door Chineschc landbouwers doen ontginnen. De nieuw benoemde Deensche consul te Pinang, de Heer Mackey, heelt den last gekregen om de Nicobar-eilanden op nieuw voor Dene marken in bezit te nemenhetgeen waarschijnlijk in den loop van November zal geschied zijnzoodat uien de tijding daarvan eerlang tc gemoet ziet. POLES. WARSCHAU, 9 Januarij. Z. M. de Keizer is gisteren hier aangekomen en door den Vorst Stedehouder en vele andere aanzienlijke personen verwelkomd. De stad was dien avond en de volgende verlicht. Den 8SUn is Z. M. wederom vertrokken zijne reis naar Petersburg nemende. PRUISSEN. BERLIJN, 12 Januarij. Den 7den is hier overleden Dr. Bcrnhard, bekend door een zeer werkzaam aan de wetenschap en geneeskundige studiën gewijd leven, een der geleerdste mannen van zijnen tijd. Hij had geheel Europa doorreisd en heeft onlangs nog te Smyrna een tijdschrift: la Peste uitgegeven, welks inhoud zijne opmer kingen over die vreeselijke ziekte, die hij zich zeiven had doen inenten, be vatte, en sedert op de quarantaine-inrigtingen grooten invloed heeft uit geoefend. KONINGSBERGEN, 9 Januarij. Dr. Rupp, vroeger Predikant alhier, doch wegens zijne afwijkende gevoelens van de gevestigde kerk, uit zijne betrekking verwijderd, overigens een man van groote bekwaamheden en zeldzame redenaars-gavenheeft zich hier aan het hoofd der beweging in de Evangelische kerk gesteld. Onderscheiden vergade ringen zijn onder zijne leiding reeds gehouden, en thans is door hen besloten, zich van de Evangelische kerk af te scheiden, omdat de geloofs-formulieren in die kerk den Christen verhinderen Gods woord vrijelijk te verkondigen waardoor dus het heilig erfdeel der Hervorming verloren gaat. Zij hebben zich daarom tot eene vrije Evangelische gemeente vereenigd, die wel de ge loofsformulieren wil erkennen als uitvloeisels van het geloofsleven der voorva deren, maar sleehts ééne wet aannemen, namelijk het Woord van God. Ook de Consistorie der Fransche Gereformeerden heeft eene dergelijke ver klaring aan den Opperpresident der provincie ingezonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 2