van al diegene, die de zoogenaamde Oostersclic tnrkooisen opleveren, en de
daaruit voortkomende steencn zijn niet alleen merkwaardig, om hunne teedere
en geaznrcerde kleur, maar ook door hunne grootte. Toen zij geopend wer
den vond men er een van een zoo aanzienlijken omvang, dat men er een
schotel van maakte, dien men aan Feth-Aly-Shahvoorganger van den
tegenwoordigen souverein, ten geschenke aanbood. Men ziet vele dergelijke in
de schatkist van Ispahan.
CiMIEKFILAHi».
ATHENE, 21 December.
De Hoogeschool alhier is sedert hare slichting aanmerkelijk toegenomen.
In het eerste jaar telde men 52 studenten in het tweede 152; in het derde
110 in het vierde 142 in het vijfde 152 en thans 200. In de Godge
leerdheid studeren 5 in de Geneeskunde 74in de Regten 41in de Wijs
begeerte 52enz. De 4 gymnasien hebben met de 34 scholen meer dan
5,000 leerlingen, en de 280 mindere scholen, waaronder 34 meisjes scholen,
18,000 scholieren.
SPASJE.
MADRID4 Januarij.
De beraadslagingen over liet adres van antwoord op de troonrede zijn giste
ren in den senaat ten einde gebragt. Al de amendementen op het voorge
stelde ontwerp, die strekking hadden om het nieuw ingevoerde Spaansche
belastingstelsel te gispen, zijn met eene groole meerderheid verworpen. De
Minister van Finantiën moet er in geslaagd zijn om te betoogen, dat dit
nieuwe stelsel veel minder drukkend is, dan de belastingen die onder Koning
Ferdinand en Espartero werden opgebragt.
De onderscheidene Madridsche dagbladen van de partij van den vooruitgang
hebben het volgende manifest van den Infant Don Enrique openbaar gemaakt,
geteekend den 31slen December. Men weet, dat deze drie en twintigjarige
Prins, die een zoon is van den Infant Don Francisco de Paula en zich aan de
zeedienst wijdt., sedert geruimen tijd onder de mededingers naar de hand van
Koningin Isabella wordt geteld.
»Op een oogenblik, nu mijn naam op nieuw de aandacht der drukpers tot
zich trekt en men mijn persoon opentlijk aanduidt, als de grootste eer die mij
voorbehouden kon zijn en als het voor mijn hart streelendsle geluk waardig,
zou ik vreezen het verwijt van ondankbaarheid te verdienen, wanneer ik lan
ger het stilzwijgen bewaarde omtrent de gevoelens die mij voor het heil, den
roem en de onafhankelijkheid der Spaansche natie bezielen.
bOpgekweekt in de school des ongeluks en te midden van staatkundi
gen omkeeringen, hebben de gebeurtenissen, welke ik beleefde, mij ten minste
dit geleerd, dat de Prinsen voor geene partij eenige voorliefde moeten hebben
en nog veel minder bare belangen of haren wrok moeten omhelzen. Zij, die
dezen grondregel vergeten, veroorzaken aan de natie grootc nadeelen, doen
zich zeiven onregt, stellen de rust van het volk in de weegschaal en loopen
gevaar om hunne waardigheid en de onderscheiding aan hunnen rang verbon
den te verliezen. Van deze in mijn gemoed diep gewortelde overtuiging be
zield, heb ik de rampen, door onze verdeeldheden veroorzaakt, bitter betreurd
cn tranen van opregte droefheid gestort over het treurig uiteinde van al die
doorluchtige Spanjaarden, die zich door hunne diensten, aan den constitutio-
nclen troon bewezen, roem verworven hadden; want de eenigen, die ik ge
leerd heb als vijanden te beschouwen, zijn de geestdrijvers, die, na de zaak
der overweldiging en der onbeperkte alleenheerschappij in de velden van Na-
varra verdedigd te hebben, nog geen afstand doen van hunnen baat en aan
hunne broedermoordende pogingen nog niet vaarwel zeggen.
»De opofferingen, die het Spaansche volk voor de zegepraal van de zaak
van Isabella II en der staatsinstellingen gedaan heeft, zullen die zaak tegen
de pogingen van het obscurantismus ondersteunen en de geheime kuiperijen
verijdelen dergencn, die eene slechte navolging van de regering van Karei II
zouden willen leveren. De vooruitgang in onze eeuw, de groote beginselen,
die door alle beschaafde volken erkend zijn, en de waardigheid van onze groot
moedige natie laten niet toe, dat wij cenigerhanden stap achterwaarts zouden
doen op den weg onzer wedergeboorte.
»Welke ook de keuze wezen moge die mijne doorluchtige nicht doen zal,
ik zal de eerste zijn om deze te eerbiedigen, overtuigd, dat de Vorst, die
hare voorkeur verdienen zal, zich geheel vereenzelvigen zal met de groote
zaak der Spaansche vrijheid en onafhankelijkheid; eene zaak, die ik sedert
mijne vroegste jeugd met onbegrensde geestdrift, uit overtuiging, uit mede
gevoel en op het voorbeeld mijner familie heb voorgestaan en aan welke ik
besloten ben gedurende den geheelen loop mijns levens getrouw te blijven.
Vrij van alle eerzucht, wensch ik niets dan het geluk van mijn vaderland, en
in welke betrekking het der Voorzienigheid ook behage, dat ik dat vaderland
verder van dienst zij, ik zal altijd de bewijzen van liefde en achting, waar
mede ik mij begunstigd heb gezien, als een kostbaar aandenken in mijn hart
bewaren."
Dit liberale manifest heeft alhier groote bevreemding veroorzaakt. De mi
nisteriële bladen beweren, dat de Infant slechte raadslieden beeft gehad, cn
de Eeraldodie tot nu toe met ijver een huwelijk tusschen de jeugdige Ko
ningin en den Infant Don Enrique heeft voorgestaan, zegt thans, dat allen,
bij wie de Infant vroeger zulk een levendig medegevoel opwekte, hem zullen
laten varen.
De Regering evenwel is geenszins voornemens om ten aanzien van den
kwalijk geraden Prins strenge maatregelen te nemen maar al de noodlottige
gevolgen van de openbaarmaking van zijn Manifest voor zijne rekening te laten.
De waterdragers alhier hebben hun bedrijf geslaakt; zij weigeren ergens
water te brengen, betgeen voor Madrid met een tijd van volslagen droogte gelijk
staat: de reden is daarin gelegen dat de regering de benoeming wil doen van
de opengevallen plaatsenterwijl zij tot hiertoe die zelf aan hunne opvolgers
verkochten en alzoo bet vroeger door ben uitgegeven kapitaal terug be
kwamen.
puiriissEir.
BERLIJN, 8 Januarij.
Den G'lcn is de eerste vergadering van de Afgevaardigden der Duitsche Pro-
testantsche Staten alhier geopend geworden door den Minister van Eeredienst
Eichhorn. Er zijn 30 Afgevaardigden tegenwoordig, meerendeels Godgeleer
den, doch ook burgerlijke beambten, 24 Staten vertegenwordigende. Tot
voorzitter is verkozen, de Pruissiscbe Opperregeringsraad von Bethmann IIolI-
weg, en de Hofprediker von Griineisen tot ondervoorzitter. De Vergadering
zou zich ten eerste bezig houden, met het aanhooren der verslagen van de
Afgevaardigden omtrent de kerkelijke aangelegenheden in hunne landen, om
dan te beraadslagen over eene kerkelijke inrigting, die zooveel mogelijk voor
allen gelijkvormig zou zijn.
Als eene zaak van groot belang voor de provincie Westfalen verdient
genoemd te worden de ontdekking eener zoute bron van een aanzienlijke ge
halte, in de nabijheid van Königsborn. Deze bron levert op dit oogenblik,
binnen den tijd van 30 seconden, 20 kub. voet water, van eene warmte van
152. gr. Reaumur. Men is thans onledig dezelve naar de naaste zoutkeeten
te Königsborn te leiden, zijnde een afstand van ongeveer 1 uur.
HESSEN-» ARMSTABT.
DARMSTADT5 Januarij.
Een welgestelde molenaar 5 uren van hier wonendekwam hierheen om
gelden te ontvangen. Zijne zaken hielden hem tot don avond bezig en hij
besloot dus onderweg bij een vriend te overnachten. Doch hier had hij geen
rust en in weerwil van alle afrading zette hij zijne reis naar zijne woonplaats
voortmaar nam uit voorzorg een pistool mede. In het boschdat hij door
moest gaan, ontmoette hij 2 gendarmen, die hem staande hielden, in de
meening dat hij kwade voornemens had. Doch nadat zich de molenaar had
doen kermen, bad hij hen hem te vcigezellen, daar hij grootcn angst gevoel
de, betgeen zij dan ook deden. In de nabijheid van den molen gekomen
zijnde bespeurt de molenaar licht in een vertrekwaarin hij zijn geld gebor
gen baden wordt steeds angstiger. Hij verzoekt de gendarmen aan de deur
te wachten, tot dat bij zijn bond vastgelegd had. Doch toen hij langzaam
naderde zag hij den hond dood ter neder liggen. Nu dringen alle drie het
huis binnenvinden de meid en vervolgens ook de vrouw en liet kind ver
moord acht kerels zitten aan de tafel en deelen bet geld. Twee daarvan
werden door de gendarmen nedergehouwen vier zwaar gewonden aan de
twee overigen gelukte het met ligte wonden te ontkomen. Al die acht personen
waren dagwerkers van den molenaar.
FKANHFOKT.
5 Januarij.
Volgens een schrijven uit deze stad zou te Rome reeds sedert maanden een
Pauselijke brief aan de Bisschoppen van Duitschlaiul gereed liggen, waarin
hun de gedragslijn zou worden voorgeschrevendie zij ten aanzien van de
Duitsch-Katholijken moeten houden. Daar echter het getal dezer laatstcn zoo
zeer is toegenomen, dat het onmogelijk is, dien geest van vooruitgang te smo
ren, zoo is het waarschijnlijk, dat genoemde brief in het geheel niet zal ver
zonden worden, daar hij aan het Roomsch-Katholicismus meer kwaad dan
goed zou doen.
Het Journal dezer stad, hetwelk een der eerste geweest is, om het be-
rigt mede te deelen, van de mishandeling eenige Poolsche nonnen door Rus
sisch krijgsvolk aangedaan, en welker abtdis het zou gelukt wezen te ontko
men cn naar Rome te vlugten, meldt thans: dat zoo lang de stad Minsk
bestaan heeft, er geen klooster van nonnen van de orde van den II. Basilius
is geweest (genoemde nonnen zouden uit dat klooster afkomstig zijn), en dat
de naam van Mietchyslawskade naam der abtdis, in Lithauwen volstrekt
niet bekend is. Het Journal houdt bet er dus voor, dat het geheel verhaal
een door kwaadwilligheid uitgestrooid verdichtsel is.
HA1HB1JR d.
6 Januarij.
Gedurende het jaar 1845 zijn alhier uit zee aangekomen 3990 schepen
730 meer dan in 1844, waarvan 3579 uit de Europesche havens (waar
onder 463 uit Nederland en 85 uit België).
Naar zee gezeild 3931 schepen (687 meer dan het vorig jaar), waar
van 2308 beladen cn 1623 ledig en met ballast. De beide stoomboten, van
Amsterdam op die stad varende, hebben in dat jaar 44 reizen gedaan. Den
31sten December 11. waren nog 193 schepen in de haven liggende, waaronder
6 Nederlandschc.
Te Bremen uit zee aangekomen 2814 schepen (604 meer dan in 1844),
waarvan 104 uit Nederland.
Te Brake zijn in 1845 aangekomen 355 schepen (de kustvaarders uitge
zonderd), waarvan 6 onder Nederlandscbe vlag. In het vorig jaar hadden 11
Hollandsche vaartuigen die vrijhaven bezocht.
Te Kiel zijn in het afgeloopen jaar uit zee aangekomen 2970 schepen,
waaronder 12 Nederlandscbe
TePillau zijn in het jaar 1845 aangekomen 817 schepen, waaronder 44 Ne
derlandschc; uitgezeild 826 schepen, waarvan 41 de Nederlandscbe vlag voerden.