LEYDSCHE
N°. 156.
WOENSDAG, 31 DECEMBER.
B INN EN LAN DSCHE BER1GTEN.
Ce Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond uit.
De Prijs dor Courant is 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven
LEYDEN, 30 December.
Gisteren zijn tot Curatoren van het Stedelijk Gymnasium door den Raad
benoemd de Hooggel. Heeren J. van der Hoeven, T. G. J. Juynbol) en P. L.
Rijke, in plaats van de Hooggel. Heeren J. Bake, J. de Gelder en N. C. Kist,
die onlangs hunne betrekking hadden nedergelegd. Door deze benoeming is
nu het Collegie van HH. Curatoren van voorn. Gymnasium weder voltallig,
bestaande alsnu uit de Heeren Raadsleden: J. van Heukelom Sr.J. A. de
Fremerij en Dr. C. 11. van Kaathoven benevens de drie benoemde Hoogleeraren.
Alle die eenig belang stellen in den bloei dier belangrijke Stedelijke in-
rigting zullen zeker met genoegen vernemen dat genoemd Collegie thans weder
voltallig is; waardoor de verwachting der bepaalde organisatie van het gym
nasium hare vervulling nader schijnt te komen.
De Fransche dagbladen zijn heden alhier niet aangekomen.
Uit onderscheiden landen komen berigten in, omtrent de verwoesting
door de hevige stormen op zee aangerigt. Op de noord-west en noord-ooste
lijke kusten van Engeland, droeg men den 26stcn reeds kennis van meer dan
30 schipbreuken. Op de Spaansche kust bij Gibraltar hebben twee Sardinische
en twee Engelsche brikken en eenige Spaansche schepen schipbreuk geleden
te Cherburg waren vele schepen losgeslagen. Te Koningsbergen, in het Pruis-
sisch gebiedwaren 6 visschersbooten den 15,le" bij kalm weder in zee gesto
kentoen er des namiddags een storm opstak, die 4 der booten deed vergaan,
waardoor 21 schepelingen, meest alle vaders van huisgezinnen, hun grat in
de golven vonden.
's GRAVEiYIIAGE, 30 December.
Bij Koninklijk besluit van den 20sten December 1845, is Jhr. A. W. L. M.
Heldewier, laatst Zr. Ms. Gezant bij het Hof van Sardinië, door II. D. eervol
uit de dienst van den lande ontslagenonder dankbetuiging voor zijne veel
vuldige ijverige en getrouwe diensten en met toekenning van pensioen.
Bij Koninklijk besluit van den 22sten December 1845, is, te rekenen
van 1°. Januarij 1846, eervol ontslag verleend aan de Hoofd-Commiesen bij
bet Departement van Buitenlandsche Zaken H. D. Iluygcns en A. Delecourt
onder betuiging van tevredenheid over de lange en getrouwe diensten door
hen aan den lande bewezen, en met toekenning van pensioen terwijl bij dat
zelfde besluit bij welgemeld Departement bevorderd zijnbuiten bezwaar van
'sRijks schatkist: tot Hoofd-Commiesde Commies J. van Lokhorst, en tot
Commies, de Adjunct-Commies F. J. Carlé.
Z. M. heeft benoemd tot Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat der lste
klasse, de Hoofd-Ingenieur der 2dc kl. A. C. Kros; tot Ingenieurs der lste kl.
de Ingenieurs van de 2de kl. J. A. van Dorth en W. Badon Ghjben, en tot
Ingenieurs der 2dc kl., de Adspirant-Ingenieurs J. R. T. Ortt, P. J. II. Hay-
wardJ. de Kruyff en L. van der Kasteele.
Bij besluit van Z. M. van 27 November II. is bepaald (in aanmerking
nemende dal er grond bestaat, om het doen aanteekenen van de hrievm
met geldswaarde die met de post verzonden worden te bevorderen, en dat
daartoe kan strekken het opheffen van eenige der bezwaren waaraan die wijze
van verzending volgens de bestaande voorschriften onderworpen is,) dat de ver-
pligting om de naar het binnenland bestemde brieven, ingeval van aanleekening
op het postkantoor ter plaatse van vertrek, met het dubbel van het gewone
briefport te frankerenwordt opgeheven met 1°. Januarij aanstaande.
Dat voortaan de hinnenlandsche brieven die op de postkantoren worden
aangeteekend aan de navolgende tweeledige betaling zijn onderworpen
a. eenmaal het gewone briefport, berekend volgens den afstand en oploo-
pende naar het gewigtvolgens de tarieven op de postkantoren gevolgd wor
dende
h. een vast aanteekengeld ten bedrage vau 10 cents voor eiken brief of
paket, onverschillig wat het gewigt, of welke de plaats van bestemming zij.
Dat het gewoon port, onder artikel a bedoeld, naar de verkiezing des af
zenders door hem zei ven vooruit betaald wordt, of kan gelaten worden voor
rekening van den persoon voor wien de brief is bestemd.
Het aanteekengeld onder b vermeld, wordt altijd op het kantoor van ver
trek voldaan.
Voorts is aan den Minister van Finaniiën opgedragenom de wijze van
behandeling der aangeteekende brieven zooveel te vereenvoudigen als met eenc
pligtmatige zorg voor de veiligheid en de behoorlijke overkomst bestaanbaar
te achten is.
De Minister van Finantiën in aanmerking nemende, dat ten gevolge
de bepalingen van het Koninklijk besluit van den 27sten November jl. die
met 1°. Januarij aanstaande in werking zullen komen, vele der bezwaren,
waarmede het middel der aanteekening van brieven op 's Rijks postkantoren
tot dusverre vergezeld was, zijn opgeheven, en in het algemeen al die facili
teiten zullen worden gegevenwelke met de veilige en zekere overkomst der
hier bedoelde brieven bestaanbaar zijnacht het niet ondienstig mits deze de
belanghebbenden uit te noodigen, omvoor alle verzendingen die geldswaarde
aan toonder inhouden, van dit middel van voorzorg, hetwelk hun, des ver
kiezende, niet meer dan 10 cents per brief of paket behoeft te kosten, ge
bruik te maken; vermits, uit den aard der zaak, alleenlijk wegens deze
soort van brieven bewijs van de behoorlijke verzending en ontvang, over en
weder, kan gegeven of verkregen worden; terwijl de belanghebbenden, die
dit middel mogten hebben verzuimd, bet aan zich zeiven zullen te wijten
hebben, indien onverhooptelijkbij eenige veronderstelde vermissing, de ad
ministratie buiten staat mogt zijn voldoende inlichtingen voor zich zelve te
verkrijgen en aan anderen te geven.
Heden beeft de Hooge Raad, kamer van strafzaken, uitspraak gedaan
in zake van den Procureur-Generaal bij het Provinciaal Gercgtshof in Utrecht
requirant van cassatie tegen een arrest van hetzelve Ilof, in zake C. Blom-
mestij nbeschuldigd van moedwillige brandstichting, en het arrest van het
Hot in Utrecht vernietigd, op grond van schending van art. 434 Wetboek
van Stralregt en verkeerde toepassing van art. 210 Wetboek van Strafvorde
ring, en, ten principale regt doende, den gereq. schuldig verklaard aan het
moedwillig in brand steken van een gebouw, en te dier zake veroordeeld tot
de straffe des doodsdoor middel van de koorduit te voeren binnen Utrecht.
Heden zijn in eene plegtige algemeene en openbare vergadering van den
Hoogen Raad plegtig geïnstalleerd, de Heeren Mr. J. L. G. Gregory en Mr.
M. II. Hartman de eerste als Advokaat-Generaalde andere als Substituut-
Grillier bij dat hoogste regterlijke Collegie in dit Rijk.
Gedurende de laatste dagen is het geregtelijk onderzoek omtrent den
brand, in den nacht van Maandag jl. voorgevallen voortgezet. Onderschei
dene personen zijn deswege gehoord. Onder anderen is dit het geval geweest
met den Heer Goldsmid, Directeur van de gaz-fabrijk alhier. Ook twee
vrouwendie op de bovenkamers van een overbuur, den Kleedermaker Pran
ger, woonden, en die vrij laat op waren, hebben hare verklaringen afgelegd.
De justitie is onafgebroken, ook gedurende de jongste feestdagen, werkzaam
geweest, oin alle mogelijke nasporingen in te winnen en nopens het gebeurde,
achter de waarheid te geraken. Ingevolge art. 77 van het wetboek van straf
vordering, heelt de Regter-Commissarisbinnen driemaal vierentwintig uren
na de voorloopige aanhouding van drie personen aan de Arrond. Piegtbank
verslag gedaan, die, overeenkomstig dat artikel, uiterlijk binnen drie dagen,
het bevel daartoe moet bevestigen, of gelasten, dat de beklaagde voorloopig
zal worden in vrijheid gesteld. Die drie dagen, moeten, naar men meent,
heden of morgen verloopen. Met veel belangstelling, wordt de uitspraak van
de Raadkamer der Regtbank te gemoet gezien.
Ook de nasporingen en het onderzoek op de plaats van de afgebrande wo
ning zijn in de laatste dagen ten einde gebragl. Behalve de jammerlijke
overblijfselen van de drie lijken, moeten er onder de puinhoopen nog ver
schillende papieren en eenige kostbaarheden zijn gevonden. Die papieren be-
hooren waarschijnlijk aan de familie Eckhardt en het is te hopen, dat zich
daaronder nog enkele zullen bevinden, die voor de geschiedenis van het zee
wezen van belang zijn, en die men dezer dagen te regt betreurde dat ook
door den brand waarschijnlijk grootendeels zouden verloren zijn gegaan. De
opdelvingen zijn gedurende vijf dagen onafgebroken voortgezet, onder toezigt
van den Commissaris van Politie, den Ileer van Ravesleijn, die daaraan de
grootste zorg heeft gewijd en wien het daardoor heeft mogen gelukken
eenige treurige overblijfselen, waarop een ieder, maar bovenal de nagelatene
betrekkingen van de overledenen, den groolsten prijs stelden, te behouden.
Gisteren heeft er eene lijkschouwing over die droevige overblijfselen in het
gasthuis plaats gehad, waarbij dezelve bevonden zijn te hebben behoord tot
twee personen van het vrouwelijk en tot een persoon van het mannelijk ge
slacht. Het zou te akelig zijn, eene beschrijving te geven, van den staat,