LEYDSCHE
COURANT.
N°. 145.
W
1845.
WOENSDAG, 3 DECEMBER.
V
BINNEN LANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond, uit.
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommcrs worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEY DEN, 2 December.
In ons vorig nommer deelden wij een berigt mede uit Katwijk waarin men
die gemeente den verdienden lof gaf van liefderijke zorg voor hare behoefti-
gen, zijnde ten dien einde ƒ840 bijeengebragt. Thans meldt men dat ook
Soeterwoude ten dien aanzien mede een onbekrompen voorbeeld heeft gegeven,
waar reeds in October eerie som van 1,610 ter ondersteuning harer be-
hoeftigen werd bijeengebragt.
t 's GUAYENHAGE, 1 December.
De Minister van Finantiën heeft bekend gemaaktdat de brieven over
Frankrijk naar Zwitserland niet meer aan eene gedwongene frankering onder
worpen zijn.
De Regering heeft thans geantwoord op de bedenkingenin de afdeelin-
genomtrent het ontwerp van wet tot inwisseling van Muntspeciën enz. Uit
dat verslag ontleent men het volgende:
In de eerste plaats is de wensch geuitdat er meerdere bijzonderheden wa
ren opgegeven omtrent de wijs van uitvoering der inwisseling, de uitgifte
van het papieren geld en de middelen ter afwending van de nadoelenuit
die uitgifte kunnende voortvloeijen.
Men zal in Commité-Generaal gaarne eenige ontwikkeling geven van de
uitzigten en voornemens omtrent deze gewigtige aangelegenhedenbehoudens
altijd den invloed van onvoorziene omstandighedendie beletten moeten om
iets vooraf als onveranderlijk voor te dragen.
Het bezwaar van eenige mogelijke dépréciatie, als bedenking tegen de
uitgifte van muntbiljetten, moet, volgens de Regering, worden weggenomen
door de wijs van uitvoering. En wat betreft den invloed op den wissel, ver
trouwt de Regering, dat zoo vele middelen van voorzorg, om het represen
tatief der biljetten te bewaren tot aan de intrekking, genoegzaam zal zijn
om dien invloed te verwijderen.
Het middelin aanmerking gebragt bij zeker vlugschriftwaarop bij het
verslag wordt gewezennamelijk de bevoegdheidte verleenen aan de hou
ders van muntbiljetten om zich daarvoor baren goud of zilver te doen uit
leveren is wel in zeer ernstige overweging genomen doch de bezwaren on
overkomelijk geacht. Datzelfde vlugschrift is ook van elders bestredenen
het schijnt genoegzaam te zijnomtrent het plandaarin vervataan te
merken
1°. Dat hetzelve noodzakelijk zou vorderen een dubbel depot van metal
lieke waardewant terwijl men het ingetrokken oud geld tot nieuw zou
omwerken en het muntmaleriaaldaarvan komendeniet beschikbaar kan
houdenzou men zich die metallieke waarde moeten aanschaffen
2°. Zou men, gedurende den geheelen omlooptijd der muntbiljetten, af
hankelijk wezen van den loop der prijzen dier metalen en elk oogenblik kun
nen gedrongen worden tot uitreiking van het geheele depot, zoo het al moge
lijk ware hetzelve te maken
3°. Zou bij zoodanige opvrage het middel van circulatie meerendeels ver
dwijnen, en de grootste belemmeringen in dien omloop kunnen geboren wor
den waardoor de Regering gedrongen zou kunnen wordenom de nieuwe
munt in de wandeling te brengen op tijdstippendat zulks minder raadzaam
zou kunnen zijn, en dan ook gevaar loopenom het effect van den
grooten maatregel tot herstel zich te zien ontvallen.
Deze overwegingen en het zeer groot bezwaar van een dubbel depotmoe
ten de Regering wederhouden om aan dat middel haren bijval te geven.
Tegen het gevaar der vcrvalsching van papieren munt vindt de Regering
eene geruststelling in de wijs van zamenstelling der biljetten, zoo als die
door de Nederlandsche Bank met goed gevolg is aangewend. Zij is bij onder
vinding verkiesbjk geacht boven de hulpmiddelen in andere landen aangeno
men, en bij het kortstondig aanwezen van het inuntpapier, acht men dien
genoegzaam voor den vereischten waarborg.
Volkomen het gevoelen deelendedat spoed in het ondernemen en vol-
tooijen de meeste geruststelling kan geven tegen gevreesde gevolgen zijn de
toebereidselen daartoe genomen, en worden inet ernst doorgezet.
Op de vraag, of het voornemen bestaat om de oude zesthalvenen de
ten gevolge der wel van 1816 uitgegevene stukken van 25 centen in den
maatregel van inwisseling te begrijpen, wordt bevestigend geantwoord, wat
de eerste dier speciën betreftdoch de behoeften van de circulatie moeten
hier met voorzigtigheid in aanmerking worden genomenen hoezeer dan ook
tijdelijk aanwezig blijvende, zullen deze stukken, zoowel als die van 25
centen, aanvankelijk onmisbaar zijn, om verstoring van de handelingen in het
klein te verhinderen en eene geschikte hoeveelheid pasgeld te laten voor alle
handelingen, tot het tijdstip dat ook kleine munten naar de laatste wettelijke
bepalingen zullen zijn daargesteld.
Ofschoon men voor het overige het voornemen heeftom de geheele een
vormigheid van het muntstelsel, zoo als dit bij de wet van 22 Maart 1839
is bepaaldtot stand te brengenbestaat er gecne noodzakelijkheid om de
magtiging te vragen tot het huiten koers stellen der stukken naar de wet
van 1816 geslagen; wanneer de tijd tot het opruimen dezer, niet zeer me
nigvuldige stukken gekomen zal zijnkan dit zeer wel door andere midde
len geschieden.
Het voornemen bestaat om de uitgifte van de muntbiljetten door alle ge
paste middelen te beperkendoch de ondervinding zal aantoonenin hoeverre
daartoe het weder in circulatie brengen van oude nog goede munten zal moe
ten medewerken.
Alle zilveren munten van voor 1816 zullen door nieuwe moeten worden
vervangende zoogenaamde negotie-penningen zijn hieronder begrepen.
Het beste middel tot vertrouwen op de muntbiljetten schijnt te zijn het
visa der Nederl. Bank, als bewijs van het depot der evenredige waarde.
Nimmer kan een visa van de Rekenkamer datzelfde vertrouwen verwekken,
als alleen kunnende strekken tot waarborg dat eene gegevene som niet zou
worden overschreden en deze som kan in het geval voorhanden niet vooraf
worden uitgemaakt, als ondergeschikt aan het bedrag van de in te trekken
speciënhetgeen met geene zekerheid kan worden bepaaldzoodanig visa zou
alleen dienen om den omslag der confectie van het papier te vermeerderen en
die dermate te vertragen, dat, zoo de maatregel al niet onuitvoerlijk werd,
die althans niet met den gevorderden spoed zou knnnen worden tot stand ge
bragt; men heeft dus de tusschenkomsl van de Algerneene Rekenkamer
gemeend te moeten bepalen tot het verkrijgen van volkomene zekerheid omtrent
de vernietiging der ingetrokken biljetten.
Men geeft toe aan het verlangen, dat ook in de Staats-Courant zal worden
aangekondigd het bedrag der uitgegeven biljettenzoowel als dat der in-
getrokkene.
Alles zal wel worden aangewend wat gepast is om de circulatie te bevor
deren gedurende den korten tijddat de muntbiljetten zullen bestaan maar
vooraf verwisseling toe te zeggen tegen gave, van elk geschonden muntbiljet
komt bedenkelijk en in de uitvoering niet wel doenlijk voor: men zal in dit
opzigt in acht nemen de regelen die ten aanzien van toevallige beschadiging
van geldswaardig papier algemeen worden gevolgd.
In het ontwerp zijn eenige wijzigingen gebragt. In art. 2 wordt thans
eenvoudig bepaalddat de uit te geven muntbiljetten niet kleiner dan van
een gulden zullen zijn. In art. 3 wordt vastgesteld, dat die biljetten ach
tervolgens, doch uiterlijk met den laatsten December 1847, tegen gouden
of zilveren munt worden ingetrokken. Art. 8 houdt nu in, dat de krach
tens de wet uit te geven muntbiljetten tot op het tijdstip voor hunne in
trekking vast te stellen door ieder als wettig betalingsmiddelgelijk staan
de met contante speciemoeten worden aangenomen voor de sommen
daarin uitgedrukt.
Heden heeft men aangevangen met het maken van toebereidselen voor
de illuminatie, die ter gelegenheid van 'sKonings aanstaanden verjaardag van
stadswege zal worden ontstoken.
2 December.
In do Zitting der Tweede Kamer van heden zijn ingekomen vier ont
werpen van wet, als
1°. A. tot opheffing van het Fonds voor den Landbouw en instelling van
een Veefonds; B. maatregelen tegen de verspreiding van besmettelijke Vee
ziektenC. voorziening in de uitgaven ten behoeve van den Landbouw; en
D. bepalingen omtrent de verevening van de uitgaven over 1842 tot 1845
ingesloten. Bij het eerste ontwerp, wordt onder anderen, voorgesteld te be
palen, dat door alle eigenaars of houders van runderen, paarden en schapen,
jaarlijks te beginnen met 1846, ten behoeve van het Veefonds zal worden