BUlTEJNLAjNDSCHE BER1GTEN.
nen wij nog dezen opnoemen, dat van na af en gedurende dezen winter gcene
onderofficieren of manschappen met gagement of gratificatie uit de dienst
zullen worden verwijderd. Welke daartoe zijn voorgedragen en nog dienen
kunnen, znllen eerst in het voorjaar worden ontslagen, terwijl aan hen, die
door gebreken geheel voor de dienst ongeschikt zijn, tot dat tijdstip verlof
met behoud van soldij kan worden gegeven. Deze maatregel wordt als zeer
gepast geoordeeld, en in bet belang der in die termen vallende manschap
pen, die anders bijna geheel zonder middel van bestaan in den aanstaanden
winter zich zeiven en anderen tot last zonden verstrekken.
Heden is de beraadslaging over de voordragt, betreffende de levensmid
delen voortgezet, en verscheidene leden hebben nog het woord gevoerd.
De Heer Rijckevoriel heeft onder anderen het volgende gezegd: De groote
kapitalen, vroeger in den graanhandel werkzaam, zijn er meestal uitgenomen
ten gevolge van ons stelsel van afzondering. Dit stelsel is voor alle landen
nadeelig. Voor Nederland is het verderfelijk. Het moet eene Europesche
markt zijn of bet kan met zijne groote bevolking in het kleine land niet
bestaanveel minder welvaart genieten.
Wij zullen op den duur onze koloniale productenonze boter, kaasmee
krap en andere voorwerpen onzer nijverheid buiten 's lands niet tot aanneem
bare prijzen kannen slijten, zoo wij niet gereedelijk andere voorwerpen in rui
ling ontvangen.
Onze landbouw zal niet vooruitgaanzoo men de concurrentie der voort
brengselen van andere landen blijft afweren, e\enmin als fabrieken, die door
bescherming een monopolie genietenop de hoogte van den tijd blijven en
ooit afzet naar builen kunnen verkrijgen.
Kunstmatige hoogc graanprijzen verhoogen daarenboven alle dagloonenook
die van den landbouw, bezwaren alle takken van nijverheid, belemmeren
dcrzelver ontwikkelingzij verminderen het levensgenot van alle ingezetenen,
door dat alle voorwerpen kostbaarder worden en zij minder middelen bezitten
om die zich aan te schaffen. Op duizenderlei wijzen ondermijnen zij den bloei
•en de welvaart der natie. En wat is van dit alles het loon? Niet de voor
spoed van den eigenlijken landman, die ook duurder moet leven en meer
.pacht betalen, naarmate hij hoogere prijzen voor de producten bedingt, maar
het voordeel van den landeigenaar alleen.
Is het nu billijk, is het regtvaardig, is het staatkundig E. M. II., het
voordeel eencr klasse van ingezetenen alleen voor te staan en daaraan die van
alle anderen op te offeren?
Men plaatst doorgaans de quacstie op een geheel valsch terrein, met de be
langen van den landbouw en die van den handel als tegen elkander over
te stellen.
ilk wil mij in deze vergaderzaal op een hoogcr standpunt stellen. Ik be
schouw, dat landbouw zonder handel en handel zonder landbouw niet kunnen
bloeijen, en dat voor beide vrijheid van werken en beweging, zonder mono
polie, even weldadig zijn.
Z. Exc. de Minister van Finantiën heeft het ontwerp trachten te verde
digen en onder anderen gezegddat hijzonder zich te willen mengen
in een geschil waarover van beide kanten veel overdrijving hecrscht, echter
•uit liefde voor de waarheid niet mag toegeven dat, ten gevolge der wet
van 1835de graanhandel naar Hamburg zou verplaatst zijn. Tot weder-
1 egging dier bewering wijst de Minister op de plaats zelve. Of het graan
nu in entrepót ligt te Amsterdam, Rotterdam of Hamburg, is voor den be
zitter van het graan vrij onverschillig. De speculant die te Hamburg gra
nen heeft, is buiten de mogelijkheid ze daar te plaatsen. Z. Exc. meent
zich omtrent de zaak zelve niet te moeten uitlaten; doch gelooft dat het eene
«verdrevene stelling is, wanneer men heweert dat ten gevolge der graanwet
de handel naar Hamburg verplaatst is.
De Minister zegt, dat de tegenwoordige stand der graanprijzen bewijst, dat
de schaarscbte niet geklommen is tot die hoogte als men in 181G beleefd beeft.
Toen Europa in dat jaar ook door eene algemeene ramp bezocht werd, stegen
de prijzen oneindig hoogcr. Een mud aardappelen werd tegen ƒ10 verkocht.
De tarwe die nu 6 koststeeg tot boven de 18.
Z. Exc. vertrouwt dat het tegenwoordig voorstel voldoende zal wezen om in
de behoefte te voorzien. Hel minimum van het regt, naar de wet van 1835,
zal gedurende een jaar blijven vaststaan. Z. Exc. gelooft dat die lijd toe
reikende is.
Ten slotte beweert Z. Exc. dat de Regering van bare zijde alles gedaan heeft
wat zij in de tegenwoordige omstandigheden vermeende te moeten doen. Hare
maatregelen hebben reeds aanvankelijk goede uitkomsten opgeleverd. De
minister heelt geene toezegging nopens de graanwet gegeven.
Daarna is bet ontwerp aangenomenmet 47 tegen 5 stemmen. Tegen
hebben gestemd de hecren Luzac, Hooft, van Goltstcin, Hoffman en de Kem-
penacr.
Uit het voorloopig verslag der Tweede-Kamer, betreffende het ontwerp
ter inwisseling van muntspeciën, blijkt dat het in de afdcelingen door 35
leden is onderzocht; dat men bijkans algemeen van de noodzakelijkheid
der voordragt overtuigd is geweest, en, behoudens aanmerkingen omtrent de
bijzondere bepalingen, zich wel met de strekking heeft kunnen vereenigen.
Men ontveinsde niet, dat het voorgestelde hulpmiddel zijne eigenaardige be
zwaren medebragt, alsgevaar van depreciatie van hef papier en van ver-
valsching. Tegen depreciatie binnenslands meende men dat genoegzaam was
gewaakt; meer bezwaar vond men in gevaar van depreciatie ten opzigte van
het buitenland, en wel betreffende den wissel-cours. Bij velen scheen het
denkbeeld, om de muntbiljetten verwisselbaar te stellen tegen baren goud of
zilver, doch niet dan bij zekere hoeveelheden, bijval te vinden. Ten aanzien
van het gevaar van vervalsching heeft men der Regering de meeste zorg, en
het raadplegen van de in andere landen verkregene ondervinding, in verband
met de vorderingen der wetenschap, aanbevolen. Algemeen was men van
gevoelen, dat de spoed, waarmede de maatregel zou worden ten uitvoer ge-
legd, grootelijks zou medewerken om dcnzelven voor handel en krediet onscha
delijk te maken. Vele leden hebben dan ook verlangd, dat daarop met den
meestcn nadruk zou worden aangedrongenen hebben gemeend dat de ter
mijn ter intrekking van de muntbiljetten te ruim is gesteld. Verscheidene
leden waren van oordeeldat aan de Regering het vermogen moet worden ge
latenom biljetten ter waarde van één gulden uit te geven.
20 November.
Gisteren avond is alhier overleden Jhr. Mr. J. Snouck Hurgronje, sedert
1835 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaalvoor de Provincie Zee
land; ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, enz.
De afdcelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben zich
heden bezig gehouden met het onderzoek van de ontwerpen van wet tot
vaststelling van het koloniaal batig slot; tot aanvulling van de middelen, om
in 's Rijks uitgaven te voorzien, over de jaren 1844 en 1845; en tot wijzi
ging van 't Hoofdstuk IX der Staatsbegrooting voor het loopende jaarafdec-
ling Nationale Schuld. De beraadslagingen over die ontwerpen kunnen ecr-
lang te gemoet gezien worden. Ook hebben eenigc afdcelingen een aanvang
gemaakt met het onderzoek van de ontwerpen van wet ten aanzien van het
stem- en kiesregt.
«OST-IIDIE.
BATAVIA, 28 Junij.
Door de Société Asiatique te Parijs is benoemd tot haar corresponderend
lidde Heer W. R. Baron Van Hoëvelltheol. doctor en predikant te Batavia.
Men herinnert zich het vroeger door ons medegedeelde, dat in Frankrijks
hoofdstad een collegie is geopend voor de beoefening der Malcischc en Javaan-
sche talende benoeming van den Heer Van Hoëvell, als corresponderend lid
der genoemde maatschappij mag als een nieuw bewijs worden aangemerkt
van de belangstelling, welke men daar te lande voor de kennis dezer gewesten
koestert.
In den nacht van den l!)'lcn op den 20stcn, is ter dezer reede geankerd
Zr. Ms. fregat Ceresgecommandeerd door door den kapitein ter zee J. Enslie,
uit Vlissingcn gezeild op den IS"1™ Februarij 11. Aan boord bevindt zich
de schout-bij-nacht, E. B. van den Bosch, benoemd commandant van Zr. M.
zeemagt in Oost-Indië en inspecteur der marine."
Over het jaar 1844 heeft de leverantie van tin uit de ondcrschcideno
mijndistrictcn van het eiland Banca de aanzienlijke hoeveelheid van 70,289.50£
pikols bedragen; zijnde 1077 pikols meer dan over 1839 is verkregen, in welk
jaar de opbrengst dus ver het hoogste is geweest. [Een pikol is ruim 01 N. ffi.]
Van tijd tot tijd verschenen ter reede van Timor (Koepang) nog Engclsche
en Amerikaansche walviscbvangers. Men beklaagde er zich over-, dat derzelver
gezagvoerders somtijds ecnigen der bemanning aan wal zetten en achter
lieten. Onder anderen was dit gebeurd met het Engelsch schip The Pilot
van welks boord drie Europesche matrozen aan de noord-westkust van Timor
aan hun lot waren overgelaten geworden.
De resident van Timor had met de hoofden van het eiland Sumba (Sandel
hout-eiland) overeenkomsten gesloten, tot bevestiging van dcrzelver onder
geschikte verhouding tot het Nederlandseh-Indisch gouvernement. Het is be
kend, dat dit eiland onder anderen een goed ras van paarden oplevert. Daar
van waren in ruim vier jaren ongeveer 3000 stuks uitgevoerd. Deze wor
den gewoonlijk ingeruild tegen goederen ter waarde van 0 tot 10.
Volgens bcrigt van Sambas heeft de Engelsche reiziger James Brooke zich
in het begin van dit jaar, vergezeld van den Pongerang Mocda Hassiem van
Serawak, naar Borneo Proper begeven en is aldaar vriendelijk ontvangen.
De uitkomst van dien togt zou zijn geweest, dat hem vrijheid is gegeven
om ook aldaar handel te drijven en dat zijne vestiging te Serawak door den
Vorst van Borneo Proper gewettigd is gewordenwaartegen aan genoemden
Vorst de bescherming der Britschc regering zou zijn toegezegd.
Zoo als door geloofwaardige inlanders verzekerd wordt, bevinden er zich
slechts vijf Europeanen, van welke drie met den handel, een met natuur
onderzoekingen en een met de goud- en diamantgroeven zich onledig houden.
Het geheele etablissement bcgjaat uit vijf woningen en een pakhuis; zonder
cenige versterking.
De bevolking van Sarawak wordt geschat op 7000 zielen, waaronder 300
Maleijers en 200 Chinezen; de overigen zijn Daijakkcrs.
De Heer Brooke bepaalt zich alleen tot het drijven van eenen ruilhandel,
zondel cenig gezag uit te oefenen, noch opbrengsten te vorderen. De door
hem aangebragte goederen worden veelal tegen antimonium en stofgoud af
gestaan.
Op den 25stcn Junij is te Soerakarta overleden de Heer F. W, Grübe, Ko-
ninklijk-Pruissisch commissaris voor Indie en China.
In de Maand Junij jl. is in de nabijheid van Bali-Badong de Nederlandsch-
Indische bark Seqaff gestrandkomende van het eiland Samba. Dit vaartuig
is door do bevolking van Bali geplunderd en vernield geworden. De Heer
Mayor, resident van Bezoeki, heeft zich daarop naar Bali begeven om de
Vorsten aan de met hen gesloten contracten te herinneren.