COURANT. LEYDSCHE N°. 135. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt MAANDAG10 NOVEMBER. Zaturdag avond uit. LEYDEN, 8 November. Onze stadgenoot de Hoogleeraar J. van der Hoeven, is door de Sociélé Im periale de Natnralistes de Moseou, in hare vergadering van 2 October 11. tot lid benoemd. Bij besluit van Z. M. van den 6dcn November 11.zullen op den lstcn December 1845 in geld aflosbaar zijn de schuldbekentenissen, begrepen in de 10 aan de beurt liggende reeksen, welke bij de op den 31sten Maart 1845 plaats gehad hebbende algemeene loting zijn uitgetrokkenen alzoo een ka pitaal uitmakende van 2,000,000. Na den 30stcn November 1845, is op de schuldbekentenissen, beboorende tot deze 10 reeksengeene rente meer verschuldigd. De houders der krachtens de vorige aflosbare schuldbekentenissen, kunnen dezelve, vergezeld van de bewijzen tot verkrijging van nieuwe coupons, ter aflossing aanbieden bij den Staatsraad, Agent van het Ministerie van Finan- tiën te Amsterdam. Het kapitaalmet twee maanden rentewordt aan hen voldaan bij as signatie op de Nederlandsche bank. Donderdag heeft Z. M.vergezeld van H. D. drie Koninklijke Zonen omstreeks half één ure bet groote stoomtuig tot droogmaking van het Haar lemmermeer, de Leeghwater, in oogenschouw gelieven te nemen. De Voor zitter en twee leden der Commissie van beheer en toezigt over de droogma king, hadden de eer Z. M. te ontvangen en te begeleiden. Het stoomge- vaarte, sedert de laatste gunstig uitgevallen proefneming in September ver der afgewerkt, leverde thans een sierlijker en treffender geheel op. Voortdu rend meer geregeld en gemakkelijk werkende liep het met al de 11 pompen, het grootste gedeelte van den dag, in iedere minuut met 5 a 6 slagen 360 kubiek ellen water opbrengende, terwijl het in 'sKonings bijzijn zonder moeite ruim 7 slagen in dien zelfden tijd volbragt. Het voldeed alzoo steeds meer en meer aan de verwachting, en zal nu aan al die onderscheiden wer kingen onderworpen worden, waaruit ten slotte het wezenlijk vermogen moet worden opgemaakt. De toejuiching der omstanders, op het onverwacht wapperen der vlaggen naar het afgelegen oord toegesnelden het schoonste weder luisterden dit belangstellend bezoek nog opterwijl de Koning en de Prinsen op bemoedi gende wijze hunne tevredenheid deden blijken. KATWIJK, 7 November. Sedert den 31stcn October 11. zijn alhier nog 6 bezendingen bokking, ten be drage van ruim 540,000 stuks, waaronder 3 bezendingen van de Katwijksche Maatschappij met ruim 290,000 stuks aangekomen. 's GRAVENHAGE 7 November. Z. M. heeft 250 gegeven als bijdrage tot het oprigten eener bewaarschool voor arme kinderen te Delftshaven. Z. M. heeft een perceel weiland, ter waarde van ƒ11,000, in de ge meente Vught in Noord-Braband afgestaan, ten dienste van de waterkeering langs de legerplaats Koning Willem II, onder voornoemd dorp gelegen. Morgen wordt II. K. H. Prinses Albert van Pruissen alhier op het Paleis in het Noordeinde verwacht; het personeel van hare bediening is alreeds ge deeltelijk in deze Residentie aangekomen. Ook worden in datzelfde Paleis vertrekken in gereedheid gehragt en prachtig verguld, als zijnde, zoo wij vernemenbestemdom II. M. Koningin Victoria van Engeland te ontvan gen, welker overkomst in Januarij of Februarij eerstkomende wordt te gemoet gezien. Naar wij vernemen hebben op den dag van St. Hubertus, HH. KK. HH. de Prinsen met een talrijken stoet van Edellieden eene groote jagtpartij bijge woond op de domeinen van Z. K. II. Prins Frederik der Nederlandenin Uhijnland. Bij laatstgenoemden Vorst is het déjeuner en aan het huis ten Deyl onder Wassenaar, het diner gehouden. De Prinsen en dezelfde Hoogadel lijke jagers, onder welke de Graaf de Nieuwerkerke uit Parijs, zullen heden met buksen en pistolen naar de schijf schieten in de duinen achter de Zwit- sersche woning, en daarna gezamcntlijk het middagmaal gebruiken bij Z. K.H. den Prins van Oranje. MorgenZaturdag, zal er wederom cene groote jagtpartij plaats hebben op de domeinen van Z. K. H. Prins Frederiken bij hem op het Huis de Paauw worden gedineerd. Het ruiter-standbeeld van Willem den Zwijger is gisteren geplaatst ge worden op deszelfs 14 voet hoogen pedestal, vóór den nieuwen vleugel van Zr. Ms. Paleis in het Noordeinde. Naar wij vernemen zal dit fraaije monu ment, toegewijd aan de gedachtenis van den Vorst, die eenmaal de vrijheid van Nederland grondvestte, op den 17(len November e. k.den gedenkdag eener niet minder heugelijke verlossing voor ons Vaderlandplegtig worden ontbloot door Z. M. den Koning, de verdere Leden van het Vorstelijk geslacht en den Opper-Ilofmaarschalk Graaf van der Duyn van Maasdam. De Heer Vogelwien door Z. M. de vervaardiging is opgedragen van een Zangspel voor den Koninklijken Franschen schouwburg alhier, waartoe een nationaal onderwerp moest worden gekozen, zal te dien einde nhet beleg van Leyden bewerken. Uit de beraadslagingen, die bij gelegenheid van het onderzoek van het wets-ontwerp tot verhooging der begrooting over 1845, ten behoeve van het Pensioenfonds, hebben plaats gehad, is gebleken, dat de zeer groote meerder heid van de leden der Kamer voor alsnog zwarigheid maakt om zich met de voordragt te vereenigen. Voornamelijk om de twee volgende redenen: Vooreerst heeft men herinnerd, dat, toen in het verleden jaar aanvankelijk door de Regering de aanvulling van de subsidie voor de jaren 1844 en 1845 was voorgedragen zij die voordragtop het verlangen van de groote meerder heid der Tweede Kamerin dier voege beeft gewijzigddat er slechts in de behoefte voor het jaar 1844 werd voorzien, hetgeen geschied is met het oog merk om den Staten-Generaal de gelegenheid tot een meer grondig onderzoek omtrent de zaak te kunnen verschaffen alvorens omtrent de voorziening voor het jaar 1845 beslist zoude worden terwijl de daarop gevolgde schier een stemmige goedkeuring dier gewijzigde voordragt zeker niet anders heeft plaats gehad, dan onder de voorwaarde, dat het slechts een tijdelijke maatregel zou zijnen dat bet onderwerp der pensioenen bij de wet zon worden gere geld. Met bet oog derhalve op het gebeurde ten verleden jare, meende men de tegenwoordige voordragt voor ontijdig te moeten bonden en bij de Regering te mogen aandringen dat zij zich zoo veel mogelijk spoede met de aanbieding van de toegezegde wettelijke voorstellen op het stuk der pensioenenten einde dit onderwerp behoorlijk geregeld zij, alvorens de zaak betrekkelijk de aanvulling van het subsidie voor het Burgerlijk Pensioenfonds aan de beslissing der Kamer onderworpen worde. Bij de behandeling van dit punt hebben sommige leden het gevoelen geuitdat die voorstellen niet enkel de burger lijke pensioenen, maar ook de militaire pensioenen zullen betreffen. Ten andere heeft men zich beklaagd, dat het aanzienlijk tekort, tot welks aanzuivering het tegenwoordig wets-ontwerp strekken moet, niet genoegzaam toegelicht en de noodzakelijkheid dier subsidie niet voldoende gestaafd is. Men kon zich niet verklaren, waarom de aanzienlijke vermindering van inkomsten, over 1844, die het tekort op die dienst voornamelijk heeft doen ontstaan, niet reeds tijdens de behandeling van de wet van 14 December 1844 voorzien is kunnen worden daar toch de opheffing van ambten toen reeds plaats bad gehaden bet onzekere van de opbrengsten der vierjarige inhouding toen zeker niet voor het eerst ondervonden zal zijn. Men had dan ook hierin met leedwezen het bewijs meenen te ontdekken, dat deze aangele genheid in de laatste jaren niet in het ware licht is gesteld geworden, maar dat men aan de Staten-Generaal eenen staat van zaken heeft voorgespiegeld, die met dien ongunstigen finantielen toestand van het fonds weinig strookte. Men wenschte derhalve de zaak meer in de bijzonderheden te zien opgehelderd, en bepaaldelijk met betrekking tot het hooger cijfer der thans aangevraagde aanvullings-sora, in vergelijking met de voordragt van het verleden jaar meer afdoende inlichtingen te bekomen. Eindelijk hebben vele leden ook ten opzigte van tot dit wets-ontwerp den wensch herhaaldom vooraf met de middelen bekend te worden gemaakt waardoor in de voorgedragene uitgaaf, wanneer dezelve mogt worden goed- gestemdzal kunnen voorzien worden. Uit bet voorloopig verslag nopens het ontwerp van wettot verhooging van de begrooling van Staatsuitgaven over 1845, blijkt, dat destrekking van de onderscheidene wets-voordragten lot aanvulling der uitgaven over het loopende jaarten einde te voorzien in de betaling van de ingeschreven pen sioenen over bet tweede halfjaar 1845, bij gelegenheid van het voorloopig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1