LEYDSCHE
COURANT.
WOENSDAG, 29 OCTOBER.
BÏNNENLANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag on
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond vit.
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 28 October.
Het beeld van Prins Willem I te paard is gisteren naar 's Gravenhage
overgebragt. Het schip dat dit bronzen beeld ter zwaarte van zestien duizend
Ned. ffivan Delftshaven naar 's Gravenhage zou voeren bleek te groot te
zijn om Delft te kunnen doorvarenwaarop het over Goudssluis herwaarts is
gekomen om door deze stad naar de brug van den spoorweg bij de Vink te
varen en daar zijne vracht te lossen. Doch nu bleek hét dat het schip ook
te groot was voor de bruggen dezer stad, waarop het de haven uit door de
Zijl naar de I.ee is gevaren en daar in den nacht van Zaturdag op Zondag
tusschen 12 en 2 ure zijne vracht heeft gelost aan de brug die bij het War-
monderhek over den spoorweg ligt, langs welken weg het beeld toen verder
naar 's Gravenhage is vervoerd.
Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht geworden de na
volgende schepen, als: Voor Amsterdam: Waterloo, Kapt. van Duyn; Fanny,
Flens; Stad Amsterdam, Blokzijl; Elise, Oosterloo; Oud-Alblas, Kley; Adm.
Tromp, Herman. Voor Rotterdam: Soolo, Kapt. Teuniszen; Christ. Huygens,
ButterDoggersbank Smich Hugo Grotius GlazenerLouiseVerschuur.
Voor Middelburg: Middelburg, Kapt. Rooderkerk.
's GRAVENHAGE28 October.
De Minister van Finanliën heeft bij gelegenheid van het indienen van een
verzoekschriftomtrent vrijdom van grondlasten wegens misgewas van aard
appelenverklaard: dat volgens zijne meening het misgewas der aardappelen
behoort onder de buitengewone gebeurtenissenwaarvoor volgens de bepalingen
kwijtschelding of afslag kan worden verleenden datdewijl de opneming
daarvan zonder verwijl behoort te geschiedendie schade-opnemingen ditmaal
gedaan zullen worden door de Burgemeesters, des noodig met hulp van een
of meer zetters hunner gemeentenzonder medewerking van de controleurs
die evenwel met de opmaking der staten n°. 12 belast blijven.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van gisteren,
die ten elf ure onder het Voorzitterschap van den Heer Bruce is geopend
zijn 47 leden tegenwoordig geweest.
Nadat de notulen van het verhandelde in de vorige vergadering gelezen en
goedgekeurd zijn, wordt der vergadering medegedeeld, dat de Heeren Enschedé
en Boreel van Hogelandcn schriftelijk kennis hebben gegeven van door onge-
gesteldheid verhinderd te worden om de tegenwoordige zitting bij te wonen.
Zijn ingekomen drie Ontwerpen van Wethet eerste tot aanwijzing van de
Wet van den 3den October 1843, op het Zegel, waarbij de vrijstelling van
Zegelbij die wet toegekend aan drukwerken waarvan het papier geene groo-
tere oppervlakte heeftdan twee vierkante Nederlandsche palmen tegen de
oorspronkelijke bedoeling is te baat genomen tot de ongezegelde uitgifte van
nieuwsbladen van die verkleinde oppervlakteen dat die wet alzoo behoort
te worden gewijzigdwordt bepaald dat art. 27lett. Cn°. 1 der wet van
3 October 1843voortaan zal worden gelezen als volgt
Alle drukwerken, waarvan het papier geene grootere oppervlakte heeft dan
twee Nederlandsche palmen, met uitzondering der CourantenDagbladen
en Nieuwspapieren zullen van zegel vrij zijn; terwijl in de Memorie van Toe
lichting wordt gezegddat de algemeenheid der uitdrukkingen in gezegd art.
voorkomende, aanleiding heeft gegeven tot het ontstaan van ongezegelde
nieuwsblaadjes, welke, in een verkleind formaat uitgegeven, en onder de
geringe volksklasse verspreid, eene begunstiging boven andere dagbladen genie
ten, op welke derzelverstrckking en inhoud geenszins eenige aanspraak geeft.
De vrijstelling, gelijk de wet van 16 Junij 1832 aanwijst, was uitslui
tend bestemdom geringere neringen en bedrijvenaan welke men, door
gedrukte berigten, eenige bekendheid tracht te geven, in derzei ver uiloefening
niet te bezwaren of te belemmeren.
Het is uit dit tweeledig oogpunt, dat de wet van 3 October 1843, op het
Zegeleene verduidelijking vereischteene geringe verandering zal aan het
oogmerk voldoenen eene vrijstelling doen vervallenwelke noch door het
belang der schatkistnoch door de maatschappij gevorderd wordt.
Het tweede ontwerp is tot herziening der bestaande verordening op het stuk
derjagt; en het derde tot regeling van den accijns op de suiker.
Bij de Kamer is ingekomen eene missive van Zijne Exe. den Minister van
Koloniën van den 25sten October, daarbij inzendende suppletoirc koloniale
rekeningenalsmede de algemeene rekening van de Oost-Indische remises en
het gebruik daarvan gemaakt in 1844. Deze stukken zullen worden gedrukt
en rondgedeeld.
De Voorzitter geeft kennis, dat de Commissie voor de verzoekschriften den
Heer Strens tot haren Voorzitter benoemd heeft.
De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat de Commissie, dïe door de Kamer
met het ontwerpen van het adres in antwoord op de openingsrede benoemd is,
dit stuk ter tafel heeft gebragt. Hij stelt vervolgensin overeenkomst met
art. 91 van het Reglement van orde, voor, om dit ontwerp naar de afdec-
lingen te verzenden, ten einde aldaar, zoo mogelijk, reeds onmiddellijk na
den afloop van deze openbare vergadering, te worden onderzocht. Dienover
eenkomstig wordt besloten. Eene aanmerking van den Heer Luzac, dat het
ontworpen adres vóór de verzending naar de afdeelingen, in coinmitté-generaal
moest worden voorgelezen, heeft geen gevolg, daar deze voorlezing wel bij het
oorspronkelijk art. 91 van het reglement van orde was bepaaldmaar niet bij
het artikelzoo als het den 15de" December 1842 is veranderd.
Daar volgens art. Ill van het bestaande reglement van orde, hetwelk den
1 Julij 1842 is gearresteerd, dit stuk uiterlijk na verloop van drie jaren aan
eene herziening moet worden onderworpengeeft de Voorzitter in bedenking
om thans tot die herziening te besluiten en tevens tot de benoeming ccncr
commissie, die met dat werk belast zal zijn en deswege de vercischte voor
stellen doen zal. De Vergadering verecnigt zich met dat denkbeeldwor
dende dienvolgens door den Voorzitter tot leden der commissie voor de her
ziening van het reglement van orde benoemd de HoerenGouverneurFaber
van Riemsdyk, Verweij-MejanDuymaer van Twist en van l'anhuys.
Alsnu zijn de beraadslagingen gehouden over het rapport der Commissie
belast met het onderzoek der geloofsbrieven van den fleer Kien.
De Heer Snouck Hurgronje, heeft de niet-toelating van den Heer Kien be
streden. Hij meent, dat de aftrekking van blanco- ol' niet behoorlijk inge
vulde biljetten, van het getal aanwezige leden, per se, niet verpligtend
voor de Staten is, daar die regel noch in de Grondwet, noch in het Regle
ment betrekkelijk de magt en het gezag der Staten bepaald is voorgeschre
ven. Wel is waarheeft de Tweede Kamer dienaangaande in haar reglement
eenige bepalingen opgenomenmaar het is mogelijkdat de Kamer zelve
bij de aanstaande wijziging van hetzelve, van die voorschriften weder zal
afwijken. De Staten waren bevoegd tot eene herstemming over te gaanen
het reglement van orde der Tweede Kamer is voor hen niet verbindend.
De Heer Menso geeft toedatindien de Staten van Utrechtna de ge-
houdene derde stemming, den Heer d'Ablaing hadden verkozen, men die
keuze, ten gevolge der antecedenten, had kunnen goedkeuren, maar nu die
vergadering het raadzaam geoordeeld heeft tot eene herstemming over te gaan,
waartoe zij de bevoegdheid haden nu eene volstrekte meerderheid van stem
men der tegenwoordig zijnde leden zich voor den Heer Kien verklaard heeft,
nu meent hij den benoemde ook te moeten toelaten.
De Heer Nederburgh is van meeningdat men zich bij de derde stemming
had moeten bepalen tusschen de Ileeren Kien of d'Ablaing, en dat alle bil
jetten, die of oningevuld waren, of niet een van die twee namen be
helsden, als ongeldig en als van onwaarde, terzijde moeten gesteld worden.
De Staten hebbendoor die vierde stemmingin strijd gehandeld met het
reglement nopens het gezag en de magt der Staten, hetwelk geene vierde
stemming veroorlooft. Art. 23 van dat zelfde reglement stelt vastdat de
nulliteit van één of meer stembiljettende nietigheid der stemopneming
niet te weegbrengt. Het briefje, bij de derde stemming, op den Baron van
der Capcllen uitgebragt, had dus van onwaarde moeten worden verklaard.
De vierde stemming is alzoo onwettig geschied. Overigens deelt hij volkomen
het gevoelen, dat wanneer een lid niet verkiest mede te stemmen, of zijn
biljet niet behoorlijk invulthij geacht moet worden niet te hebben willen
medestemmen. Dat had men, na de derde stemming, in het oog moeten
houden. Hij stemt tegen de toelating.
De Heer de Man trekt uit die mededeeling van het gebeurde het bewijs,
dat de verkiezing geldig moet worden verklaard. De Kamer heeft de magt
niet besluiten der Staten te vernietigen. Het lid der Statendie bij de derde
stemming den Baron van der Capcllen koos, was grondwettig bevoegd zijne
stem uit te brengen. Men had zich wel bij de derde stemming tusschen twee