jjet berigt in de Belgische dagbladen, dat kapitein d'Hondt, gezagvoer der van het koopvaardijschip l'Industriei, drie eilanden in de Stille Zuid zee ontdekt en die hij Industriel, Leopold I en Koningin Louize genoemd heei't, is in zoo ver bezijden de waarheid, dat deze eilanden reeds sedert 1787 bekend zijn en op de goede kaarten zijn aangeteekendonder de namen van Egmond, Queen Charlotte en Witbsunday. BELGIË. BRUSSEL, 29 Junij. Er worden hier te lande drie entrepots opgerigteen te Antwerpen een te Brussel en een te Gent, tegen het einde van het jaar zullen de goederen daarin reeds kunnen geborgen worden. Men heeft hier in de veertien jaren dat Belgie als afzonderlijk Koningrijk bestaat, in ieder zijner Ministeriën gemiddeld twaalf verschillende Ministers gehad. Men leest in den Messager de Gand: Er zal een oogenblib komen, waarin, zoo wij voortgaan de omwenteling van 1830 bespottelijk te maken, wij schijnen zullen, slechts de weerklank te zijn van de dagbladen der omwente ling zelve, zoo zeer beginnen zij zich te schikken naar de wijze, waarop wij die groote mystificatie beoordeelen. Ziet hier hetgeen men in den Observateur leest: Toen Belgie nog leefde onder de flollandsche kroon, beproefden de Je- suiten reeds zich van de scholen meester te maken, onder anderen te Namen, waarheen zij de broeders Ignorantijnen zondenwelke altijd hunne voorhoeden uitmaakten. Ondertusschen slaagden zij die keer niet, want Holland hield op hen een waakzaam oog gevestigd, en elk plan dat zij wilden uitvoeren, viel dadelijk in duigen. Wij weten allen hoe duur Holland deze waakzaam heid door de omwenteling betalen moest. Na deze zinsnede aangehaald te hebbenvoegt er het Journal d'Anvers bij Wat zullen nu de vrienden van den Observateur zeggennu het bewezen isdat zij de omwenteling te weeg brengende, de medehelpers en werktuigen der Jesuiten geweest zijn? Tf STABI BEMGT. BURGEMEESTER £n WETHOUDERS der Stad LEYDEN, gezien heb bende de dispositie van Hun Ed. Groot Acht. de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Hol landvan den 20ste" dezer maand, Litt. B. N®. 3039, 3de Atd. G. S. N°. 29 waarbij de REKENING dezer Stad over den jare 1843 wordt goedgekeurd en gesloten. Een gelet op Art. 4 van het Koninklijk Besluit van den lsten Maart 1831 N°. 14, ProvBlad van Zuid-Holland N°. 40.) Hebben goedgevonden en verstaande gemelde REKENING met de daartoe betrekkelijke BEGROOTINGter inzage der Ingezetenen neder te leggen ter Rekenkamer dezer Stad, van den 2lleQ tot den 13den Julij aanstaande, van des voormiddags ten 10 tot des namiddags ten 1 ure. Legden30 Junij 1845. Burgemeester en Wethouders voornoemd DU R1EU, Ter Ordonnantie van dezelve, v. rUTTKAMMER. AKABEMIE-MEtrW§. PROMOTIE AAN DE UTRECHTSCHE HOOGESCIIOOL. £3:ihSiek Den 27sten Junij de Heer C. M. Francken, van Muidenin de Letteren na de verdediging zijner Disputatio Critica: de antiquorum Aeschyli inter- pretationum ad genuinam lectiortem restituendam usu et auctoritate. JPrivaat Den 26slen Junij de Heer J. R. Corver Hooft, van Amsterdam, in de Reg- ten, na verdediging van zijn Specimen, Continens: Commentarium in art. 92. leg. de re judiciali. Den 28sUn Junij, de Heer J. C. Ballot, van Rotterdam, in de Philosophic, na de verdediging zijner Dissertatie: de Laelaminibus anorganicis. TPhesess Den 265lcn Junij, de Heer J. C. Kops, van Amsterdam. Door Z. M. zijn goedgekeurd de uitgebragte beroepen door de Kerkeraden van NoordwijkerhoutLexmond LekkerkerkKrommenie, Genemuiden en 's Grevelduin-Kapelle, op H. C. Wesseling en J. Wigeri Francois, beide Can- didaten bij het provinciaal kerkbestuur van Noord-BrabandDs. J. M. van Walsem te Reeuwijk, Ds. M. J. Schroder te Vinkeveen, Ds. A. Piper te Kor- tenhoef en Ds. W. G. van den Broek te Veenendaal. VLAARDINGEN, 27 Junij. Gisteren avond is tot Herder en Leeraar bij de Hervormde Gemeente alhier beroepen de Wel-Eerw. Zeer Gel. Heer A. F. van der Scheer, Predikant te Giessen-Nieuwkerk. Het twaalftal was vooraf aan gevuld met DD. J. R. de Bruine, te Vlissing n, en 11. de Vries, te Heikoop; het zestal met Ds. de Vries, en het drietal met V. J. Berkhout, te Monster. BER1GT en PRIJSUITSCHRIJVING van de Derde Klasse van liet Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschap- penLetterkunde en Schoone Kunsten te Amsterdam, aangekondigd in hare Openbare Zittinggehouden op den 25stcn Maart 1845. De Derde Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut, voor de Oude Letterkunde, de Geschiedenis van vreemde Volken, en de Wijsbegeerte berigt: dat op de Prijsvragen in 1843 uitgeschreven, geene antwoorden zijnde inge komen, de Klasse besloten heelt, de eerste in te trekken en de beide overigen te herhalen aan welke nog twee nieuwe zijn toegevoegd. Zij stelt al zoo voor de volgende vragen 1°. Eene Geschiedenis van de betrekkingen der Neder landsche Provin ciën met Duitschlandzoowel in het Staatkundigeals ten aanzien van WetenschapLetteren en Kunst in de XHIlde en XVIIIde Eeuw tot aan de Omwenteling der Republiek in 1795. 2°. Een geschiedkundig overzigt van de Handelstelselswelke de volken van Europabijzonder de Nederlandersten aanzien hunner Volkplan tingen en Bezittingen in andere Werelddeelen hebben gevolgdbenevens eene beoordeelende beschouwing van de beginselen te dezen opzigte aan genomen. Hoewel over de Grieksche Literatuurdie te Alexandrië gebloeid heeft meermalen gehandeld is in Werken van algemeen overzigtzoo blijven even wel de berigten omtrent de Dichters van dat tijdvak nog aan veel twijfeling onderhevig en mist de beoordeeling van de kunstwaarde hunner voortbrengsels eene genoegzame vastheid van beginsel. De Klasse vraagt dus 3°. Een Historisch-Philologisch onderzoek over de ontwikkeling van den geest der Alexandrynsche Poëzij uit die der vroegere tijdeneene naauwkeurige beschrijving van het karakter der voortbrengsels en ver gelijking derzelve met die van den klassieken voortijdin verband met een Historisch onderzoek omtrent de levens en de studiën der Dichters van het Alexandrynsche tijdvak. Terwijl de Verhandelingen van Parthey, Klippel, Ritschl en andere over het Museum te Alexandrië eene hooge waarde hebben, wenscht men niet te min, dat het door die Geleerden betoogde, waar het in de beantwoording der vraag noodig zal zijnop nieuw beproefd worde. 4". Een oordeelkundig onderzoek naar de bronnenwaaruit de opga ven gevloeid schijnen te zijn van de wijsgeerige stelsels voor Plato die opgegeven worden in het Werk van Plutarchus, de Placitis Philosophorum waarbij tevens onderzocht wordeof het waarschijnlijk is, dat de over levering dier aloude stellingen zuiver en onbedorven tot ons is gekomen dan welof ivij naar gelang ze door deze of gene der latere wijsgeerige scholen werden behandeldverander d of bedorven werd. De verdere voorwaarden vindt men in het berigt in de Amsterdamsche Courant van den 23slen Junij. ZWITSERLAND. Het volgende uittreksel uit eeri1 brief van eenen Zwitseraan wiens oordeelveelvuldige reizen buitenslands en verkregene ondervinding in het vergelijken van eigen instellingen met die van andere landeneenig gezag gevenzal hun die iets naders omtrent Zwitserland en de jongste staatkundige ge beurtenissen aldaar wenschen te vernemenivelligt niet on gevallig wezen. »Het schijnt dat de staatkundige beweging, die hare sporen door bijna geheel Europa kennelijk maakt en die mijn vaderland tot zetel van haren eersten storm scheen te verkiezen ook uwe aandacht in hooge mate tot zich heeft getrokkenmaar uw oogpunt is te ver verwijderd om de werktuigen dier beweging juist te kunnen beoordeelen, om de wezentlijke bedoelingen der bewegingspartij door den sluijer, waarin zij zich hult, te doorzien, en de behoelte aan verandering naar behooren te waarderen. Wij plukken thans de vruchten van de zaden die sedert 1831 tot nu toe werden uitgestrooid en die in Lausanne zoo welig opschoten. Er verhief zich daar eene partij die zich aan de groote massa des volks aansluitende, en van hetzelve met magt voorzien, uitsluitend den volkswil zoude uitdrukken en ten uitvoer leggen. »Zulk een regeringsvorm in een onuitvoerlijk ideaal. In eenige kantons, AargauTessin, zelfs Bern, LucernZurich, WaadtlandBazel, werden diergelijke bedoelingen door de tcugellooze di uk pers aangemoedigd en gaven zij voedsel aan eene meer en meer veld winnende ochlocratie (regering van de menigte) die de voorbode scheen te zullen worden van eene geheele scheiding der hoofdsteden van het platte land. »De souvereiniteit echter van elk kanton belette dat de grenskantonsdie door nijverheid en handel vooral bestaan, tot het aannemen van eenen regerings vorm gedwongen werden, wélke hun niet behaagde; en de radicale of bewe gingspartij moest hare aangangers in werkzaamheid houden, om hen niet onverschillig te doen wordenof tot afval te brengen. Allerlei nieuwe rede nen en oorzaken van woelingen werden daartoe opgespoord en het inroepen der Jesuiten op den voorgrond gesteld, een daad die eenen kreet van tegenzin door alle kantons en onder alle partijen had doen opgaanen die vooral door de mannen van het behoud ten sterkste werd afgekeurd. Daar kwamen plotseling de radicalen en eischten dat de maatregel met geweld van wapenen verhinderd en de zoo verderfelijke orde geweerd zoude worden. I.uzern ver zette zich tegen die aanmatigende inmengingdaar het zijn regt niet was te buiten gegaanen eischle bescherming. Een plan om de Regering omver te werpen, werd te leur gesteld (8 December van het vorige jaar); de Lu- cerners stelden onvoorzigtig een al te streng onderzoek in naar de deelnemers, en meer dan duizend inwoners van het kanton namen uit vrees de vlugt naar de aangrenzende gewesten. De Groote Raad hield zich wel onledig met een voorstel ter algemeene kwijtschelding, maar kon dien maatregel niet tot rijpheid brengen, voor dat de radicalen zich, ten gevolge der dreigende nota's der naburige regeringengenoopt zagen tot de uitvoering van het sedert lang door hen voorbereide plan over te gaan. Lucern werd nog eenmaal overval len. Maar de Lucerners vochten voor hunne haardsteden en hunnen geboor tegrond onder hunne vaandels waren vrienden en bestrijders van het beroe pen der Jesuiten tegen den van buiten komenden vijand vcrecnigden men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 3