PROGRAMMA 1 Graaf, Tb. Dr. te Oudshoorn; Speelman, aan de Bildt; Wcyland, te Neer bosch; Swalue, te Zandvoort, Rookmaker, te Poortugal; Begeman, Ie Ven buizen; Boon, Th. Dr. te Sassenheim; Rorribach te Oudenhoorn, en van Bonga, te Voorhout, de beide laatsten met liet lot tegen van Staveren. Th. Dr. te Kedichem. Zestal: van Witzcnburg, van Schermbeek, Weyland, Swalue, Bookmaker en Begeman, de laatste inet het lot tegen Roinbach. Drietal: van YVitzenburg, van Schermbeek en Rookmakerde laatste met het lot tegen Weyland. En is terstond daaruit beroepen: Ds- Abraham van WitzenburgPredi kant te Boskoop en Middelburg. ALKMAAR, 19 Junij. Uit het te voren gemeld drietal is heden, door den Breeden Kerkeraad der Hervormde Gemeente alhier, tot Herder en Lceraar beroepen de Wel-Eerw. Zeer Geleerde Heer jodocus DorperPredikant te Borne. VAN DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden hield op den 19<lcn Junij 1845 hare gewone jaarlijksche Algemeenc Vergadering. Zij heeft op hare Prijsvraag van den jare 1843, wier term den laatsten December jl. verstreken was, en waarin gevraagd werd een Onderzoek naar den invloedwelke de vestiging der Ftansche vlugtelingen Refugiés) in ons vaderland op het einde der zeven tiende eeuwten gevolge der her-roeping van het Edict van Nantes gehad heeftzoo op den handel en de nijverheidals bovenal op de letterende beschaving en de zeden der Nederlanderen. En, als Inleiding, Een beknopt geschiedkundig overziql van de overkomst en vestiging zelve der vlugtelingen. één antwoord ontvangen, onder de zinspreuk Belgium. foederatum. pebfu- gium. miseris. Nederlandsche Gedenkpenning Hetwelk der bekrooning met. den gewonen gouden Penning der Maatschappij waardig gekeurd, en het naambillet in de Vergadering geopend zijnde, is ge bleken schrijver te zijn Mr. H. J. Koenen, Lid van de Maatschappij der Neder landsche Letterkunde, wonende te Amsterdam. Als nieuwe Prijsvragen uit de Klassen van Dichtkunsten Welsprekendheid te beantwoorden vóór of op den 3lsten December 1846, schrijft de Maat schappij uit: Voor de Dichtkunst. In hoe verre kan men uit de voortbrengselen der Poëzij den in vloed aanwijzendien luchtgestelwoonplaats volksaardstaats gesteldheid en doorgaande leefwijze op de Dichtkunst der verschil lende Natiënvooral van de Nederlandsche gehad hebben? Voor de Welsprekendheid. Proeve eener Geschiedenis van het Nederlandsche Proza door meng d niet voorbeeldenook van minder algemeen bekende schrijvers. De Maatschappij vermeent hierbij I. Te moeten herinneren aan liarc loopende Prijsvraag uit de Klasse van Taalkunde, te beantwoorden vóór of op den laatsten December dezes jaars: Een oordeelkundig onderzoek naar den invloed van Bilderdijks Dichtwerken op de kennis, ontwikkelingbeschaving en verrijking van onze moedertaalgepaard met naauwkeurige aanwijzing der woorden en spreekwijzenwelke door hemof voor het eerst inge voerdof uit de oudheid in het gebruik teruggeroepen zijn. II. Zij heeft wijders uitgeschreven in 1843, voor den tijd van drie jaren, om de uitvoerigheid der stoffe en de moeite daaraan verhonden, en dus, om te eindigen op den 31slen December 1846, de navolgende geschiedkundige Prijsvraag Eene geschiedenis van den Kerkbouw in ons Vaderlandtot in de zestiende eeuw: opgemaakt vooral uit naauwkeurige vergelijking der in de verschillende gewesten, aanwezige oudere Kerkgestichten, en in verband beschouwd met den gang der burgerlijke en Christe lijke beschaving hier te lande. De platte gronden en albeeldingen, welke hierbij noodig geacht wor den, kunnen op eene eenvoudige schaal worden ingerigt. Omtrent deze laatste Prijsvraag inag nog herinnerd worden, het beslotene op de Alge- meene Vergadering des jaars 1844, dat, uit aanmerking der voor de zelve benoodigde reizen, teekeningen enz., aan het lwst gekeurde ant woord, boven den gewonen gouden penning der Maatschappij, als buiten gewone erkentenis zal toegewezen worden eene geldelijke belooning van één honderd en vijftig guldens. Overigens bestaat de gewone Prijs der Maatschappij in een gouden penning ter waarde van één honderd en vijftig guldensof wel de waarde van dien. De intezenden stukken moeten (volgens art. 71 der Wetten) met eene andere hand dan die des auteurs geschreven, vrachtvrij vóór of op den bepaalden dag bezorgd worden ten huize van den ondergeteekende, of wel, van Mr. J. G. la Lau, Secretaris tot de briefwisseling van de Maatschappij. Tot Leden der Maatschappij zijn ten zeilde dage benoemd de volgende in- landsche UIL: M. J. Adrianite Oude Pekel-Aa, Predikant der Hervormden en oud-Schoolopziener aldaar; J. M. van Gent, te Delft, Litt. Hum Dr., Prorector der Latijnsche Scholen; Mr. S. Gratama, te Assen, President van het Provinciaal Geregtshof van Drenthe; W. Moll, te Arnhem, Predikant bij de Nederduitsche Hervormde Gemeente aldaar; Mr. II. Nienhuis, te Groningen, Hoogleeraar der RegtcnA. Perkte HilversumLid van de Staten van Noord-Holland, Secretaris van Stad en Lande van 'tGooi en de Gemeente Hilversum; J. C. Schullz Jacobi, te Zutphen, Predikant der Evangelisch- Luthersche Gemeente aldaar; P. J. Vetli, te Amsterdam, Litt. Hum Dr., Hooglreraar in de Oostersche Letteren aldaar; Mr. J. C. Voorduin, te Utrecht, Raadsheer in het Provinciaal Geregtshof aldaar. En de buitenlandsche HH.: J. J. Altmeyer, Hoogleeraar te Brussel; L. Belh- mann, te Hanover; J. Baron de St. Genois, te Gent; C. H. Kalkar, Th. Dr. Predikant op Seeland in Denemarken; T. G. von Karajan, te Weenen; J. L. Kesleloot, te Gent, oud-Hoogleeraar; P. C. van der Meersch te Gent, Advo caat Conservateur der Arehiven van Oost-VlaanderenG. H. PcrtzOppcr- Bibliothecaris te Berlin. Leiden, den 20 Junij 1845. J. T. BODEL NYENHUIS Secretaris der Maatschappij. PROGRAMMA certaminis poëtici, ab Institute Regio Belgico propositi A°. MDCCCXLV. Societas ilIa Amstelodami constitutaquum edito a se, ipsis Kalendis Ianuariis anni mdcccxi.iv, programmate, ex legato quondam Sodalis sui viri amplissimijacobi henrici hoevfnpraemio proposito ad certamen poëtieum in illuin annum invitasset omnes, exteros pariter ac civcs, qui Latinae poëscos studio atque exercitio tenerentur, missa ad se ante Kalendas lanuarias huius anni carmina accepit duo et viginti. De his sententiam tulerunt memorati in programmate certaminis indices. [Sequitiij. hic in diario de Staats-Courant diei 19 Iuniienumeralio borum carminum, penuria loci a nobis praetereunda.] Inter ilia erat carmen heroïcumcuius lemma Xiphiasarguinentum, piseium hoc nomine in freto Siculo captura, apparente simul visionis ludibrio cui nomen ab incolis inditumFata morgana. Iluic carmini adiecta schedula, eandem atque ipsum carmensententiam praeferens: puer ista tuae sint praemia Musae, etc. die xxv mensis Marlii huius anni in publico concessu Instituti Classis Prarsidis apcrtu, auetorem ejus carminis prodidit didacom vitrioli, e Rliegio Calabriae urbe in regno Neapolitanocui praemium decretum est. Declarato sic initi superiore anno certaminis eventu, praedicta Societas, ex legato hoevffta praemio proposito ad certamen poëtieum, in liunc annum invitat omnes, exteros pariter ac cives, qui Latinae poëseos studio, atque exercitio tenentur. Certaminis praemium crit numisma aureutncentum et viginti florenos valensdabitur autem ei, cujus ad Soeietalcin missum carmen Latinum versuum hand minus quinquagintanon ex aliqua lingua translatum, non in re versans ad privati hominis tempus pertinente, non denique vel lilcra- rum typis vel aliquo modo vulgatum prius; a constilulis ad id iudicibus, turn super cetera, quae item missa fuerint, emincre, turn eo honoro ilignum censebitur. ludiccs certaminis erunt Instituti sodales, Viri Clarissimi, d. i, van iennep, m. siegenbeek p. hofman feerlkamp. Mittuntor carmina ad Classis Prae- sidis eundemque universi Instituti Scrihamante initium mensis Ianuarii anni mdcccxlvinon auctoris, sed aliena manu descripta, addita obsignata schedula, quae auctoris nomen, tilulos, stabilemque sedem ostendat, et in frontc eandem habcat sententiam, qua ipsa insignita sint carmina. Certaminis eventus solenni ritu declarabitur in publico Institoti Classis Praesidis consessu anni proxirne sequentis. Idem in omnibus publicabitur diariis, quibus et certaminis propositi ratio fuerit prodita. Pracinio digna habita carmina sumtihus Societatis typis descripta in lucein edentur. Cetera, si qua erunt, carmina, una cum obsignalis schedulis, aut ipsis auctoribus, aut horum procuratoribus reslituentur ita tamen si intra an num liniti certaminis earn restitutionem suo sumtu petierintcertamque restituendi viam indicaverintaddito, unde de iure vindicandi constet, Non rogata restitutioneaut neglectis restituendi legibus, obsignatae sche- dulae in ignem coniicienturipsa autem carmina in tabulario Societatis ad eosquos ei visum fueritusus asservabuntur. Amstelodami die xxxi Martii D. D. BiiCHLER, A'. mdcccxlv. Classi Praesidi et Vniverso Instituto ab Actis. ADTERTENTIEN. Getrouwd: Dr. J. W. SUR ING A R Maastricht e n 18 Junij 1845. P. ROUFFAER. Heden overleed, diep betreurd door mij en mijne Behuwd-Kinderenmijn hartelijk geliefde Echtgenoot GERRIT BOMMEZIJN, in den ouderdom van bijna 86 jaren. J. EVERS. Leiden, 18 Junij 1845. Wed. G. Bommezijn. Gevoelig voor de menigvuldige bewijzen van deelneming bij het overlijden van mijnen veel geachten Man JAN MERLYN, betuig ik langs dezen gebruikelijken weg, ook namens mijne Kinderen en Behuwd-Kinderen, zoowel in het alge meen als in het bijzonder voor de belangstelling zijner opregte vrienden ge durende zijne ziekte, den hartelijk sten dank. Wed. J. MERLYN, Leiden, 19 Junij 1845. Geb. Sc bootman.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 7