beneden de waardigheid van een zoo hoog geplaatst ambtenaar, hij den an
deren: zietdaar, wat aan sommigen van 'sRollings ambtenaren, niet ten on-
regte te laste werd gelegd.
Onder de oorzaken van teruggang is ook de onzekere toestand der kolonie,
blijkbaar uit de opgevolgde regerings-reglementen.
Die onzekere toestand is inderdaad het natuurlijk gevolg der onbeperkte
toepassing vati het stelsel van uitsluitend opperbestuur over de koloniën.
Zeldzaam is het in het algemeen, dat een hoog geplaatst ambtenaar dezelfde
zienswijze heeft als zijn voorganger, immers dat hij denzelfden weg volgt,
dien deze betreden heeft. De inzigten en de handelingen van eenen nieuwen
Minister wijken dus ook veelal af van die van zijnen voorganger. Bovendien
heeft ook iedere opvolgende Gouverneur der kolonie verschillende denkbeelden,
die, door hem aan den Minister voorgedragen, niet zelden op het gevoelen
van dezen, invloed uitoefenen. Wanneer nu de wetgevende magt geheel aan
de Regering is overgelaten en elke verandering in den regeringsvorm der
kolonie uitsluitend van haar afhankelijk is, dan ligt het in den aard der zaak,
dat, bij elk wezenlijk verschil van zienswijze of inzigten, van de bevoegdheid
tot verandering van inzettingen en bepalingen gebruik wordt gemaakten de
zoo onmisbare bestendigheid door eenen aan gedurige veranderingen onder-
hevigen toestand vervangen wordt.
Het vertrouwen op de Regering werd geschoktelke nieuwe bepaling van
den Gouverneur werd met mistrouwen ontvangen. Vooral voor het vervolg
werd hunne ongerustheid opgewekt. Zij beklaagden zich nog minder over
het gebeurde, dan over het gemis van waarborgen tegen hetgeen gebeuren kon.
Ook de regtspleging laat zeer veel te wenschen over. Bij de weder-
inbezitneming in 1816 werden de aldaar bestaande wetten voorloopig in
stand gehoudenmaar na bijna 30 jaren moet daaruit gewigtige ongelegen
heden voorlvloeijen. De criminele wetten en de wijze van strafvordering
welke daar gevolgd worden, zijn hier meer dan een derde van eene eeuw
afgeschaft. Het oude Ilollandsclic burgerlijk regt, hetwelk daar nog van
kracht is, is hier niet alleen sedert 1809 vervallen, maar op onze Akade-
miën wordt daarin zelfs geen onderwijs meer gegeven.
De manier van procederen vóór 1811 bij Holland in gebruik, welke in
de kolonie nog moet gevolgd worden is hier slechts aan zeer weinigen meer
bekend. De leden van het Hof van Civile en Criminele Justitie in de kolonie
moeten dus regt spreken volgene eene wetgeving en eene proces-orde, waaraan
zij, ook hij de volledigste regls-studie op onze Akademiën, geheel vreemd
gebleven zijn. De practizijns moeten vooral de civiele regtsgedingen behande
len volgens eene manier van procederen, waarvan zij hier te lande niets
meer hebben kunnen lecren en die daarenboven zoodanig omslagtig en moei-
jelijk is, dat, ook zelfs toen zij in Holland algemeen in gebruik was, regters
en practizijns niet weinig moeite hadden om daarmede grondig hekend te
worden. De nadeelen daarvan behoeven geene ontwikkeling.
Groote nadoelen heeft voorts de gelds-omloop opgeleverd.
De uitgifte van papieren geld, welke sedert 1761 geschied is, had ook
nog, vooral onder het Engelsch bestuur, in groote mate plaatszoodal de
agio van gemunt geld tot ƒ210 ten honderd beliep en ƒ100 munt tegen
310 Surinaamsch werd berekend.
In Augustus 1826 werd de intrekking van het Surinaamsch papieren geld
bevolen, tot den koers van 310 Surinaamsch tegen ƒ100 Nederlandsch in
geld of vertegenwoordigd door billettcn der Brusselsche maatschappij.
In December is de oprigting der Surinaamsche Bank vastgesteld.
De zaak scheen aanvankelijk van gunstig gevolg te wezen. Doch eene
publicatie van 3 Mei 1831 schorste de geregelde inwisseling van het bank
papier tegen wissels, en van dien tijd af kon het bankpapier deszclfs waarde
niet behouden, de agio kwam weder, en ƒ140 Surinaamsch stond gelijk
met 100 Nederlandsch.
De Commissie meentdat het bij dit alles aan de noodigc voorzigtigheid
en beradenheid heeft ontbroken.
II. Onder de middelen tot herstel meent de Commissie in de eerste plaats
te moeten aanwijzen het wegnemen der bezwaren uit de onzekerheid van den
politieken toestand en de gebrekkige regtspleging voortvloeijende.
Aan het eerste zou te voldoen zijn door fundamentele bepalingenten aan
zien van den regeringsvorm en het beleid der Regeringen voorzorgen
tegen overschrijding van gezag of eigendunkelijke handelwijze van den Gou
verneur.
Aan het tweede, door het invoeren eener aan de tegenwoordige behoefte
beantwoordende regtspleging.
Een tiveede middel tot herstel van een wezentlijk bezwaar zal gevonden
wordenwanneer de Regering op eene voorzigtige wijze overgaat tot het vol
doen aan de verpligting der Surinaamsche Bankten aanzien van het voor
bankhilleltcn verkrijgbaar stellen van wissels op Nederland volgens de toe-
zegging daartoe bij de oprigting der Bank gedaan.
Wanneer dan de Regering op die wijze aan hare verpliglingcn zal hebben
voldaan zal het herstel eener goede circulatie niet moeijelijk zijn.
Een derde middel is, bevordering van de kolonisatie van Europeanen, en
van den landbouw die door de slaven verrigt wordt.
Het verschil over het juiste bedrag der afneming van de slaven-bevolking
der kolonie ter zijde stellende, is het echter buiten twijfel, dat die bevolking
aanhoudend afneemt, en dat dus die magt meer en meer onvoldoende zal
worden lot het bewerken der plantagiëndie eindelijk bijna geheel te niet
zullen moeten gaan.
Elke maatregel om de producten door die slavenmagt voortgehragtgedeel
telijk door gelijksoortige of andere producten, door andere producerende hun-
den voortgehragt, te vervangen of handenarbeid van de slavenmagt te be
sparen is dus van het hoogste gewigt.
De thans beproefde kolonisatie van Nederlanders heeft do cerstgemclrle
strekking. Ook dan, wanneer zij slechts tot eene zeer gedeeltelijke goede
uitkomst, ja zelfs bijna tot niets anders dan tot nuttige lessen voor het ver
volg moet leidenis de zaak opofferingen waard.
Handenarbeid der slavenmagt te hesparen en dien arbeid te verligten
schijnt ook de strekking te zijn van de proeve, door de Regering onder be
stuur van den Heer Lans genomen zoowel om de kweeking van het suiker
riet van de fabricatie van de Suiker af te zonderen als om deze laatste te
verbeteren.
Als een belangrijk middel van herstel en verbetering, ja als middel van
voorbereiding eener hetere, duurzame toekomst voor Surinamemeent voorts
Uwe Commissie in de vierde plaats de aandacht te moeten vestigen op het
daarslellen van een met de behoeften van den tijd en de ware belangen der
kolonie overeenkomstig slaven-reglernent.
De vele stukken en ontwerpen hebben de Commissie wel overtuigd van de
goede en voorzigtige bedoelingen der Regering, doch niet evenzeer van het
wezentlijk verlangen der belanghebbendenom tot verwezentlijking mede te
werken.
De Commissie zal hier niet treden in eene ontwikkeling der redenen die
haar toeschijnen het denkbeeld eener vrijmaking der slaven op de wijze als
in de Engelsche koloniën, ten minste voor lang, van Suriname te zullen
moeten verwijderen. De pligt der Regering strekt zich ook hares inziens
geenszins zoo ver uit. De Regering is verpligtin overleg met de belang
hebbenden te dezen opzigte, voor Suriname een staat van zaken voor te be
reiden, die men zal kunnen hopen dat waarborgen of ten minste gegronde
verwachting van duurzaamheid zal opleveren. Daartoe zal verstandige wijzi
ging en verbetering van het lot van den slaaf mede strekken. Aan gecne
schadevergoeding kan daarbij sprake zijn. Nooit of immer heeft Engeland
hij wijziging zijner slaven-reglementener aan gedacht, om, hij verstandige
beperking van een vroeger onbepaald regt des meesters, eenige schadevergoe
ding toe te kennen, en de jongste beraadslagingen in Frankrijk over dat zelfde
onderwerp leiden tot dezelfde slotsomgeen inbrenk op het regt van eigendom
geschiedt, waar het gebruik van dat regt aan bepalingen wordt onderworpen,
welke de algemeene wet (men vergelijke art. 625 Ned. Burg. Wetboek) er
kent. Uwe Commissie is dus van meening, dat de pogingen van de Regering
ten aanzien van het slaven-reglement op prijs verdienen gesteld te worden,
en dat het te wenschen is, dat de belanghebbenden, door hunne medewer
king daartoe te verleenentoonen zullen te dezen aanzien door een rigtig
inzigt van hun eigen belang geleid te worden. Met genoegen las daarom Uwe
Commissie in het verzoekschrift der adressanten zoowel de verzekering van
hunne bereidwilligheid tot medewerking, als de verwijzing naar eene soortge
lijke van hunnentwege in Augustus 1343 afgelegde verklaring. Het is te ho
pen dat zulks eindelijk tot gcwenschte gevolgen zal mogen leiden.
III. Ten aanzien van de klagten tegen den gewezen Gouverneur-Generaal
acht de Commissie het meer gepast zich te bepalen tot de betuiging dat zij
met leedwezen gezien heeft, dat in het algemeen de handelwijze van dien
ambtenaar minder geschikt schijnt geweest te zijn, om hem vertrouwen en
medewerking te doen verwervenen dat zij bepaaldelijk overtuigd is gewor
den dat hij niet in elk opzigt de noodige voorzigtigheid heeft in acht geno
men en vooral beter zoude gedaan hebben zich minder aan den Engelschen
commissaris aan te sluitenechter is de Commissie geene enkele handeling
van dien ambtenaar hekend gewordendie aanleiding zoude kunnen geven
om hem zoodanig te kunnen beschuldigenals de adressanten dit gedaan
hebben.
Het schorsen van een lid van den kolonialen Raad en het niet verleenen van
een eervol ontslag aan een anderenmoge streng genoemd wordenmaar viel
binnen de bij het regerings-reglement aan den Gouverneur toegekende magt.
IV. De klagten door de adressanten tegen handelingen- van den tegenwoor-
digen Minister van Koloniën ingebragtbepalen zich tot de navolgende
drie punten
a. De opheffing van het verbod om agio te berekenen van het bankpapier.
Het heeft de Commissie hoogst bevreemd dat die maatregel eenen zoo langdu-
rigen tegenstand bij den kolonialen Raad heeft opgewektte ziendat men
in de kolonie als onverwacht wilde doen voorkomen een maatregelreeds zoo
lang vooraf in dien Raad besproken; te zien, eindelijk, dat die zoo eenvou
dige maatregeldie niets anders was dan een terugkeer tot de eenvoudige en
ware beginselenop eene zoo ongunstige wijze in de kolonie is ontvangen ge
worden dat hij geleid heeft tot het bekend protest van 1 Julij 1844, waarin
vele en wel eenige der voornaamste ingezetenen der kolonie, op eene scherpe
wijze en voorzeker met weinig gematigdheid, opentlijk optraden tegen de han
deling des Ministers, die haar voorkomt niet anders dan zeer juist en goed te
zijn geweest.
b. Wat betreft de klagte van de adressanten tegen den Heer Schenley,
Engelschen Commissaris in het gemengd gecegtshof te Paramaribo (welke
klagte ook eenigermate tot den Minister is uitgestrekt), is het Uwer Commis
sie uit de inzage van veelvuldige stukken en uit de ingewonnen informatien
gebleken, dat deze vreemde ambtenaar, gedreven door zijne belangstelling in
lot der negers en door zijne zucht tot de emancipatie der slaven, somwijlen
geheel en al huiten de palen zijner betrekking getreden is, en zich met zaken
bemoeid heeft, die aan zijne betrekking geheel vreemd waren, en die hem
dan ook teregtwijzingen van den Gouverneur Generaal en waarschuwingen van
zijn eigene regering op den hals hebben gehaald. Die handelwijze verdiende