LEYDSCHE
r
1845.
MAANDAG, 2 JUNIJ,
BINNEN LANDSCHE BERIGTEN.
Se Courant ivordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond uit.
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
1 "s - :->4
ff
.v'
iWf-
f»
Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSEL, hetwelk Gratis wordt uitgegeven.
LEYDEN, 31 Mei.
De Staats-Courant van heden bevat een Koninklijk besluit omtrent de
vereischte kundigheden der jonge lieden, ter hunner toelating tot studenten
aan de Hoogescholen en Athenaeahetwelk wij om den hoogst belangrijken
inhoudin het Bijvoegsel bij ons Nommer van heden in zijn geheel mede-
deelcn.
'sGRAVENHAGE30 Mei.
Vervolg der beraadslagingen der Tiveede Kamer van 29 Mei.
De Heer de Jong van Beek en Donk ziet zich verpligt tegen alle voorstellen
te stemmen, omdat als de herziening niet van de Regering uitgaat, zij on
mogelijk tot iets goeds kan leiden.
De Heer Thorbecke verdedigt in het hreede de voorstellen. De overgroote
meerderheid erkent de noodzakelijkheid van herziening. Maar men zegt1°.
de voorstellen gaan te ver; 2°. de hervormingen zijn niet Nederlandschen
3°. zij moeten komen van de Regering. De Spreker licht die punten toe. De
voorstellers waren overtuigddat de Kamer een voorstel moest doendat het
de eerste pligt der Vertegenwoordigers was geworden. Waarin gaat dit voor
stel te ver? Eerst bij de behandeling der afzonderlijke voordragtenkan
die aanmerking ontzenuwd worden. In 't algemeen mag men vragenwelke
praktische hoofdbeginselen dan wel bij dit voorstel zijn over het hoofd gezien?
De Grondwet is thans gcene nationale kracht; maar zij moet bet naar dit
voorstel worden. Algemeene hervorming is noodzakelijk geworden. Eene
stuksgewijze, onvolledige herziening zou geen ander resultaat hebben dan in
1840. De behoefte zou onvoldaan blijven. Zeer stellig tegen der voorstellers
bedoelingen heeft men hun verkorting van de Koninklijke magt verweten.
Die magt is niet daargesteld ten behoeve van personenmaar voor het natio
naal heil. Zoodanige provinciale geest van den ouden stempelals men heeft
ingeroepenzulk eene uitgestrekte gewestelijke en gemeentelijke vrijheidals
waarvan gesproken is, strijdt zeker met de Grondwet. Men heeft gewaagd
van Nederlandschen zin: maar Kemper heeft het juist gezegd, en als hoofd
beginsel verlangdeenheid van gezag en eenheid van beginselendat moest
zijn de geest van Nederlands staatsregeling. Dit bedoelt ook het voorstel.
Men heeft gezegd dat hetzelve van de Kroon behoort uit te gaanmaar met
welk vertrouwen verwachten zijdie dit beweren een voorstel van de Rege
ring En waarom zou het geschieden Is de groote verandering in het
Engelsch staatsregt, die in Frankrijk, die in België en elders, in onze dagen
niet van de Kamers uitgegaan Hoe dit zijde voorstellers achtten het de
pligt der vergadering, om een voorstel te doen. Wenschelijk ware het ge
weest dat de Regering dit gedaan had maar nu heeft zij het niet gedaan
dit kan hem niet weerhouden het te doen. Men heeft gezegd dat men tel
kens om de herziening had moeten aanvragen maar de Nederlandsche Ver
tegenwoordiging bedelt noch in dit noch in eenig ander opzigt. Onrust en
spanning vreest hij zoo zeer niet. Bestonden er al eenige onrustbarende tee
kenen bij wil zich door geene vrees laten vervoerenmaar als hij de overtui
ging van volstrekte noodzakelijkheid heeftdan deinst bij ook niet terug
om daaraan gevolg te geven.
De Heer Luyben beeft vroeger reeds zijn gevoelen omtrent de Grondwets
herziening geopenbaarden hij zal thans de voorstellen niet aannemen. Men
zou moeten beginnen, na deze wijziging, 45 wetten te maken. Aan vele
puntenals het regtswezenenz.is het ook onraadzaam dcrzelver vastheid
te ontnemen.
De Heer Corver Hooft zegtdat van het initiatief wel degelijk door de Ka
mer gebruik kan worden gemaaktdoch het is altijd de vraagof het oor
baar is. Hij wijst op de moeijelijkhedenin 1840 ondervonden, en hij had
daarom gaarne geziendat van de Regering een voorstel ware uitgegaan.
Maar nu is een voorstel van de zijde zijner medeleden geschied bij zal ook
daarvan aannemen wat hem voorkomt goedkeuring te verdienen.
De Heer Mutsaers erkent, dat er gebreken in de Grondwet zijn, maar
meent dat men hare grondslagen niet moet aantasten. Hij verlangt eene
herzieninggelijk ook in zijne provincie verlangd wordtmaar eene van de
zijde der Kroon uitgaande.
Het vervolg der beraadslagingen is bepaald op heden avond ten half 3 ure.
Avondzitting van 29 Mei.
De Heer Nederburgh verklaartdat hij niet tot deze voordragt kan mede.
werken. Hij hoopt dat de Regering die veranderingen zal voorslaanwelke
voor de welvaart des Lands kunnen strekken.
De Heer de Monchy heeft in der tijd den wensch tot herziening helpen uit
drukken hij mag dus niet alles verwerpen, te meer daar, volgens hem, de
Kamer het regt van initiatief heeft.
De Heer Modderman acht herziening wenschelijk. Hij had gaarne die van
de Regering zien uitgaan. Onder anderen verlangt hij meerdere waarborgen
wegens de aanwending van de provenuën der Oost-Indische baten, zonder kren
king van 'sKonings opperbestuur. Hij betwist het regt der voorstellers en der
Kamer niet, maar heeft de overtuiging niet, dat er volstrekte noodzakelijk
heid bestaat. Uit al hetgene gebeurd isis geblekendat deze stap geene
vruchten zou dragen; dat het voorstel, ook bij aanneming bier, bij de Eerste
Kamer, of bij de Kroon schipbreuk zou lijden. Hij gelooft dat wel degelijk
de dure verpligting op den Vertegenwoordiger rustom den Staat door geene
botsingen tusschen de Staatsmagten aan gevaar bloot te stellen. Voorstellen
van de Kroon en de Kamer staan niet gelijk. Er bestaat dat gewigtige onder
scheid tusschen dat bij de eerste de Raad van State alreeds geboord is en
dat het gemeen overleg tusschen de Regering en de Tweede Kamer plaats
beeft. Men heeft hier 45 ontwerpen van wet. Wanneer ze al in de Tweede
en Eerste Kamer doorgingen, wat behoort dan de Kroon te doen? Deze moet
dan eenvoudig aannemen of verwerpen; en aldus heeft er geen gemeen overleg
plaats. De Kroon kan geen tittel of jota veranderen. Daarom heeft bij altijd
bezwaar gevonden in eene herziening, die van de Tweede Kamer zou uitgaan.
Door de aanneming van de voorstellen zal het gemeen overleg niet worden
bevorderd. De band tusschen Vorst en Volk moet niet worden verzwakt. De
bedoeling der voorstellers is toch om de regten der Kroon te vermeerderen
dan mogen zij dit alles niet voorbijzien. Naar zijne gemoedelijke overtuiging
kan hij ook niet medewerken tot zulk eene rnime herziening als hier is voor
geslagen. Hij zou daarvan groote moeijelijkheden vreezen. Het is hem nog
niet geblekendat de Kroon ongeneigd zou zijnmaar wel dat zij het nog
niet tijdig oordeeltom tot de herziening over te gaan. Maar als zij volstrekt
niet herzien wil, wat zal men dan met de Grondwets herziening gevorderd
zijn? Men moge het dan vrij flaauwheid en vrees noemen; maar hij meent
zijn pligt te doen met tegen al de ontwerpen te stemmenofschoon sommige
zeer goed zijn. De spreker is onder anderen zeer voor de herziening van art 59.
Hij hoopt dat de Regering als nog zal overtuigd wordenna al het gehoorde,
dat het de wijsheid in het regeren medebrengt, om de bakens te verzetten
naar mate het tij verloopt, en dat zij het juiste tijdstip van handelen zal aan
grijpen.
De Heer Thorbecke ziet niet in waarom, bij het behandelen van een voorstel
in de Kamer, het gemeen overleg met de Regering niet zou kunnen plaats
hebben. De Regering is toch in de gelegenheid om haar gevoelen te doen
kennen. Hij wenscht geen voorstel van hervorming van de Regering als zij
niet werkelijk van het nut daarvan overtuigd is.
De Heer Modderman houdt zijne meening vol, met verwijzing op art. 121
en 128 der Grondwet.
De Heer van Sasse van IJsselt is het over de meeste grondbeginselen met de
voorstellers eens, slechts verschilt bij met hen over de wijze van daarstelling.
De Heer Hoffmann had wel herziening wenschelijk geacht, maar geene om
verwerping van het Staatsgebouw. Het voorstel gaat te ver. Dat de Kamer
het regt van het initiatief heeftis buiten bedenking. Moge deze discussie
er toe leiden om de Regering te overtuigendat zij een voorstel moest doen.
Hij zal de gedane voorstellen naar hunne innerlijke waarde beoordeelen.
De Heer van Bleyswijk wil geene zuilen van den Staat aanranden. De al
gemeene wensch is voor vermindering van lasten. Hij ziet geene beweeggron
den om tot dadelijke herziening over te gaan.
De Heer de Kempenaer zal uit zeven geschriften van v. Hogendorpden
stichter der Grondwet, in 1830 door dien vaderlandlievenden en eerbied-
waardigen Staatsman uitgegevenzeven stellingen ontleenen die niet opge
volgd zijn.
I". Ontwikkelde die Staatsman in het stukje over de Finantiën, bl. 38, de
noodzakelijkheid ecner nieuwe Grondwet.