LEYDSCHE
COURANT.
WOENSDAG, 28 MEI.
i-Mm
BINNEN LANDSCHE BERIGTEN.
lie Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond uit.
De Prijs der Courant is f 12 in liet jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
//I -
VI
LEYDEN, 27 Mei.
De Staats-Courant van 11. Maandag deelt een stuk mede van den Raad
van Administratie der Hollandsche Spoorweg-Maatschappijwaarin gezegd
wordtdatvroegere ervaring geleerd hebbende tot welk misbruik de bekende
behoefte soms aanleiding gal', de Raad thans besloten heeft onverwijld met
de vervulling der wettelijke formaliteiten tot gedwongene onteigening ten
algemeenen nutte langs de geheele linie van 's Gravenhage tot Rotterdam
in eens en gelijktijdig eenen aanvang te makenen alzoo alle eigenarendie
onwillig mogten zijnte gelijker tijd en op dezelfde wijze geregtclijk te vervol
gen en te bedwingen. De Raad zal aan niemand ovei'drevene prijzen of buiten
sporige voorwaarden inwilligen, maar iederen onwilligen eigenaar, die goed
vindt noodelooze kosten te makentot het einde toe vervolgenen alzoo zal deze
de kosten van vexatoire procedures, welke hij uit laakbare speculatie zal heb
ben veroorzaaktook in het einde zonder eenige inschikkelijkheid zelf moeten
dragen. De Raad zal tot dat einde ieder regtsgeding onafgebroken en met
kracht en klem doorzetten en er den geheelen afloop van afwachtenzonder
aan eenige onredelijke vordering toe te geven. De Raad hoopt dat hare be
doelingen nimmer door welgezinde eigenaren zullen worden miskend, en is
bereid aan iederen eigenaardie zich daartoe aanbiedteene in ruime
mate evenredige vergoeding vrijwillig toe te kennen, welke echter nimmer
in buitensporige opdrijving van prijs mag ontaarden. Niemand, die blijken
geeft van billijkheid en bereidvaardigheid, zal reden hebben, zich over onwil
of karigheid van de zijde van den Raad van Administratie met grond te be
klagen maar niemand ook zal zich kunnen vleijenvan den Raad buiten
sporige inwilligingen te kunnen afpersen.
'sGRAVENHAGE, 26 Mei.
Heden middag is in tegenwoordigheid van Z. M. en verdere Leden van het
Vorstelijke Huis, aanzienlijke personaadjesen talrijk publiek, de eerste steen
gelegd door II. K. II. Mevr. de Erfgroothcrtogin van Saksen-Weiinar-Eisenach
geb. Prinses der Nederlanden, aan eene der grootste militaire manéges van
Europa, die voor rekening van Z. M., in de nabijheid van II. D. kazernen alhier
door Zr. Ms. werkbazen, de HH. J. E. van Ellinkhuizen en P. Schroot, is aan
genomen en zal worden opgebouwd in Gothischen stijl. Nadat de steen gelegd
waswerd er eene toepasselijke aanspraak door genoemde werkbazen gedaan
en aan H. K. II. gepresenteerd de fraaije troffel en het sloofje tot het werk
gebezigdop de troffel was eene toepasselijke opschrift gegraveerd alles in
een schoon kistje gesloten, werd door II. K. II. uit de handen van gezegde
werkbazen met de meeste minzaamheid ontvangen. Meer dan 300 werkgas-
ten, die op deze wijze voor Z. M. bestendig werkzaam zijn, stonden als in
een carré geschaard en een en ander leverde een treffend schouwspel opde
werkgasten werden zeer verrast door eene aanzienlijke som van den Vorstelijken
Bouwheer te ontvangen, om onder hen te verdeelen en alles liep in gepaste
vrolijkheid en in de beste orde af. Het terrein was sierlijk met de vlaggen
van al de Leden der Vorstelijke Familie versierd; aan het hoofd stónd die van
Saksen-AVeimar- Eisenach.
Op den steen staat gebeiteldDe Eerste Steen gelegd door II. K. K.
Mevr. de Erf groothertogin van Saksen-Weimar Eisenachgeb. Prinses
Sophia der Nederlandenden 26stcD Mei 1845, en opgebouwd door Z. M.
Koning Willem II.
In de Zitting van de Tweede Kamer der Stat.-Gen. van heden zijn de al
gemeeneberaadslagingen begonnen over het voorstel tot herziening der Grondwet.
De Heer Schooneveld achtte het genomen initiatief noch ongrondwettig,
noch onkieschwas voor herziening, doch verbeelde dat men te verging. Hij
verlangde eene ontbindbare Kamer, een ander kiesstelsel, echter niet dat der
Heeren voorstellers en vond dat de wetgeving voor de koloniën niet bij de
Kamers moest overgaan, maar verlangde meerdere waarborgen.
De lieer Verwey Mejan achtte de herziening noodzakelijk, ook wat het be
heer der koloniën en der geldmiddelen betreft. Hij meent echter dat men de
herziening te ver heeft uitgestrekt, en hoopt dat de tegenwoordige beraadsla
gingen daartoe zouden kunnen leiden, dat de veranderingen van de Regering
uitgaan.
De Heer Telting erkent dat de noodzakelijkheid der herziening, ook bij be-
diarde en verstandige ingezetenen, eene volks-opinie is geworden, en dat die
goede uitkomsten zou kunnen opleverenmaar dan moet die herziening van
den Koning uitgaan en niet plaats hebben op de wijze van het gedane voor
stel, met welks geest en strekking hij zich niet kan verecnigen.
De Heer Boreel van Hogelanden betoogt het wenschelijke eener herziening,
daarbij zijn diep leedwezen te kennen gevende, dat het uitzigt op die verbete
ring onzer staats-instellingen, door de houding der Regering en door die van
de meerderheid der Kamer, voor het oogenblik als vervlogen moet worden be
schouwd. Hij vreest, dat èn de Regering èn deze Vergadering zelve zich
later daarover zullen beklagen. Voor zich zeiven verklaart hij zich voor de'
ontbindbaarheid der Kamer, de vestiging van een verantwoordelijk ministerie
en regtstreeksche verkiezingen.
De Heer Druyvesteyn zegt, dat de gedane voorstellen, door alles bij de wet
te doen regelende souvereine magt van den Koning op de Kamer zouden
overbrengen; regtstreeksche verkiezingen zouden kuiperij en otnkooping be
vorderen. Het voorgestelde beheer der koloniën is, zijnes inziens, onuitvoer
baar. Hij zal zich tegen al de voorstellen verklaren, daar dit besluit de vrucht
is van gemoedelijke en innige overtuiging.
De Heer Duymaar van Twist acht het wenschelijk, dat eene herziening van
den Koning uitga; hij heeft de hoop daarop nog geenszins opgegeven, en zal,
ofschoon betreurende, dat dit voorstel gedaan is, aan datgene wat hij nuttig
keurt zijne stem geven.
De Heer Menso spreekt in denzelfden geest als de Heer Druyvesteyn.
De Heer van Hcloma is overtuigd, dat onze grondwet niet aan de behoeften
voldoet, dat men tot verbetering daarvan ook met goed gevolg kan raadple
gen wat bij andere natiën bestaat. Hij zal aan vele der thans aanhangige
wets-ontwerpen zijne stem geven.
De Heer de Backer spreekt in denzelfden geest, maar had gewenscht dat
de herziening van den Koning ware uitgegaan.
De Heer Storm heeft vervolgens, als een der voorstellers, tot verdediging
daarvan het woord opgevat. Hij heeft gezegd te eer zijnen naam onder die
der voorstellers te hebben geplaatst, omdat het hem was toegeschenen, dat
velen zijner Katholijke geloofsgenooten huiverden voor elke grondwets-herzie-
ning, daar zij, ofschoon geheel ten onregtc vreesden, dat daarbij stellingen
in het leven zouden worden geroepen, die niet meer behooren tot onzen tijd,
en omdat daardoor teruggekomen zou worden van den misstap., ten aanzien
van Limburg in 1840 begaan, welks vertegenwoordigers toen niet tot de
grondwets-herziening hebben medegewerkt.
27 Mei.
Heden morgen ten 10 ure is H. K. II. de Erfgroothcrtogin van Sakscn-
Weimar-Eisenach uit deze residentie vertrokken, om zich naar Weimar terug
te begeven. Z. M. de Koning heeft Hoogstdeszelfs beminde dochter tot Rot
terdam vergezeld.
In de Zitting van heden is door de Centrale Afdeeling het suppletoir
algemeen verslag uitgebragt over het ontwerp van wetnopens het Tarief op
den in-, uit- en doorvoer.
Daarna zijn de beraadslagingen over de voorstellentot herziening dei-
Grondwet voortgezet.
De Heer Gouverneur bestrijdt het, dat de provincie Noord-Braband zich door
godsdienstige begrippen genoopt zou vinden, om tegen eene Grondwet-herzie
ning te zijn.
De Heer Storm kan zijn gevoelen niet ontveinzendat bedenkingen van
godsdienstigen aard wel degelijk de Katholijken hebben weerhouden, zich aan
het voorstel tot herziening aan te sluiten. En het is juist om die ijdele
vrees te verbannen dat hij zich met de voorstellen heeft vereenigd.
De Heer Gouverneur protesteert hier tegen.
De Heer den Tex schetst het gewigt des oogenbliks. Spreker treurtvaak
over de Grondwet op eene wijze en een toon te hebben hooren spreken, waar
uit zou blijken, dat men het hoog gewigt der zaak miskent. De Grondwet
van 1815 is niet volmaakt; maar zoo lang zij beslaat, moet ieder eerlijk
Staatsburger haar eerbiedigen. Hij oordeelt de herziening van 1840 onvol
doende; doch de herziening behoort in een Nederlandschen zin plaats te heb
ben en uit te gaan van de Kroon, wil zij wezenlijke vruchten dragen vsor
het heil des Staats.
De Heer Wichers had ook liever gewenscht dat de voorstellen tot herziening
van de Kroon waren uitgegaan doch zijn regel was ook hierdoe wel en