<$TA»§ BFRICT. KENNISGEVING. SCHUTTERIJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad I.EYDENgezien hebbende de Wet Tan den lldcn April 1827, brengen bij deze ter kennis van de be langhebbenden, dat, ter voldoening aan dezelve, weder een aanvang zal wor den gemaakt met de inschrijving voor de Schutterlijke dienst van degenen welke daartoe dit jaar in de verpligting vallen. Dat deze inschrijving zal moeten geschieden in tien afzonderlijke registers, met dien verstande, dat de personen, geboren in 1811 tot 1819 ingesloten, welke zich hier ter Stede, sedert de vorige inschrijving, uit andere plaatsen met er woon hebben nedergezet, waaronder ook zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste inschrijving derzelver paspoort verkregen en zich alhier hebben gevestigd, alsmede de zich in dit Rijk en binnen deze Stad sints de laatste inschrijving gevestigd hebbende vreemdelingen (waaronder verstaan wor den zij, die bun voornemen, om zich in dit Rijk neder te zetten, hebben aan den dag gelegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verklaring'hetzij door liet werkelijk overbrengen van den zetel van hun bestaannaar herwaarts zonder dat de tijdelijke uitoefening van een bedrijf of handwerk in cenigc ongeschikte betrekking, als zoodanig wordt aangemerkt,) zullen worden in geschreven achter de registers, waartoe zij volgens hunne ouderdom behooren; terwijl de geborenen in het jaar 1820 zullen worden geplaatst in een nieuw register, te weten het eerste van den jare 1845 en het tiende of dat der geborenen in 1810 van het vorige jaar, zal komen te vervallen. Dat van de inschrijving, niemand der bovengenoemde personen is uitgezon derd, al vermeende hij tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, en dus ook niet die personen, welke reeds hun ontslag uit de Schutterlijke dienst hebben bekomen. Dat de registers van inschrijving zullen worden geopend op Maandag den 19. Mei, en op 1 Junij daaraanvolgende finaal zullen worden gesloten. Dat derhalve de personen, welke zich vóór gemelde sluiting op 1 Junij, niet hebben doen inschrijven, (en dus ook ieder persoon van elders zijnde komen wonen, of de in dit jaar zich alhier gevestigd hebbende vreemdelin gen, alsmede de Militairen, welke tot de laatste ligting behoord hebbende, derzelver finaal ontslag hebben bekomenen niet weder in dienst zijn getre den,) bij ontdekking, als nog achter de teekening, tot sluiting, door het hoofd van de regering aan het einde van liet register te plaatsen, zullen wor den ingeschreven, met de bijvoeging van het woord: ambtshalve en dezelve volgens art. 9 door den Schuttersraad zullen worden verwezen tot eene geld boete, en daarenboven dadelijk, zonder lotingbij de Schutterij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen tot vrijstelling of uitsluiting ten hunnen aanzien bestonden; terwijl in zoodanig geval het huwelijk hun ook geene aanspraak geeft om in de twee klasse, ge- bragt te wordenalles onverminderd zoodanige strafbepalingen als, uit krachte der Wet van 31 December 1832 op hen mogten kunnen worden toegepast. Dat een ieder wordt vermaand, om voor zoo veel hij van geen bewijs zijner doop of geboorte voorzien is, voor die, welke alhier geboren zijn, hetzelve te komen afhalen ter Secretarie dezer Stadvan heden af aan's morgens van 10 tot *s namiddags 1 uur; terwijl diegenen welke elders geboren zijn, zich hetzelve onverwijld vóór de inschrijving zullen moeten aanschaffenzullende een ieder verantwoordelijk zijn voor de gevolgenwanneer hij bij gemis zijner doop- of geboorte-akte, door eene verkeerde opgave van het geboorte jaar abusivelijk wierd ingeschreven. Dat de belanghebbenden bij deze nog worden herinnerd, dal zij bij de in schrijving tevens zullen moeten opgeven hunne Woonplaatsbenevens het Wijk en Nummer hunner buizen, derzelver beroep en dat van hunne Ou ders, zoo die nog in leven zijn, alsmede den tijd van derzelver inwoning alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of ongehuwd zijn, en in het eerste geval of zij kinderen hebben, zoo ja, hoe veel van elk geslacht; wordende de gehuwden aangemaand, om zich van een extract uit het huwe lijk s register te voorzien, om daarop door den fleer der Gebuurte, waarin zij wonen, het getal hunner kinderen te doen certificeren, ten einde daarvan bij de inschrijving te doen blijken, zullende almede tot de algille dier huwelijks- extracten worden gevaceerd ter Stads Secretarie, van heden af, des voormid dags van 10 tot des 's namiddags ten 1 ure. Dat eindelijk studentengeëmploijeerden in huizen van negotie, be dienden en werkliedenmoeten ingeschreven worden in de Gemeenten, waar zij hunne studiën of werkzaamheden uitoefenen, of dienstbaar zijn, zoo als zulks ook het geval is van klerken van Advokaten en Notarissen dat ambtenaren en geëmploijeerden (al wonen zij elders) zich moeten la ten inschrijven in de plaats, alwaar zij hunne ambtsbetrekkingen uitoefenen; dat zijwelke buiten 'slands werkzaam zijn, of zich aldaar op de studiën toeleggen, in de Gemeente hunner vorige woonplaats, en laatstelijk schip pers ter plaatse waar zij het laatst gewoond hebbenof de belasting voor hun vaartuig betalen, ingeschreven moeten worden. Dat ten einde deze inschrijving geregeld afloope, een iegelijk in de termen van dezelve vallende, hij deze wordt opgeroepen, om zich te vervoegen in een der vertrekken van het Raadhuis, en wel op Dingsdag 27 Mei voor de bewoners van Wijk III en IIIop Woensdag 28 Mei voor de bewoners van Wijk IV, V en VI, en op Donderdag 29 Mei voor de bewoners van Wijk VII en VIII, allen 'svoormiddags van 10 tot 1 ure; metuitnoodiging, om op den bepaalden dag zich stiptelijkter aangeduider plaatse aan te meldenten einde men zich niet te wijten liebbe de gevolgenwelke uit het achterblijven zouden ontstaan; zullende wijders het tijdstip, dat de regis ters ter bezigtiging zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens de Wet, vóór 1 Julij aanstaande, geheel zal moeten zijn atgeloopennader worden bekend gemaakt. En verder gelet hebbende op art. 7 van Zr. Ms. besluit, van 7 September 1828 Staatsblad N°. 55), roepen bij deze op alle personen, welke als ge huwd of als Weduwcnaars met kind of kinderen, in het afgeloopen jaar, in de termen zijn geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van de alge- meene rol der Schutterij te worden gebragtdoch sedert dien tijd door het overlijden van derzelver vrouwen of kinderende bevoegdheid hebben verlo ren om in die klasse te verblijven, en dus alsnu in de eerste klasse der voor dit jaar daar te stellen algemeene Schutters-rol geplaatst moeten worden, om van dusdanige verandering van omstandigheden schriftelijk kennis aan Hun Ed. Achtb. te geven, of zich daartoe ter Stads Secretarie aan te melden, des morgens tusschen 10 en 1 ure, vóór de aan te vangen inschrijving, en dus uiterlijk tot 26 Mei aanstaande; zullende, wanneer deze Kennisgeving door den belanghebbenden mogt zijn verzuimden hij dusdien ten gevolge niet bij de Schutterij zou zijn ingelijfddoor Burgemeester en Wethouders proces-verbaal tegen hem moeten worden opgemaakt en aan de Regtbank toe gezonden ten einde op de nalatigen toe te passen de strafbepaling van art. 1 der Wetvan 6 Maart 1818 Staatsblad N°. 12), houdende eene geld boete van ten hoogste J 50, en eene gevangenis uiterlijk van drie dagen, hetzij afzonderlijkof wel beide de straffen te zamen genomen. En opdat niemand hiervan onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal deze worden gedrukt, afgekondigd en aangeplakt, ter plaatse waar zulks ge bruikelijk is. Aldus gedaan en gepubliceerd, bij IIH. Burgemeester en Wet houders der Stad Leydenop den IS"1™ Mei 1845. DU RIEU, Ter ordonnantie van dezelve, V. PUTTKAMMER. PROGRAMMA. Het Zceuwsch Genootschap der Wetenschappen heeft den 15(leB Mei 1845 deszelfs Algemeene Vergadering gehouden. De Voorzitter, Jhr. B. de Jonge, opende de Vergadering met een verslag van 'sGenootschaps werkzaamheden en hetgeen bij hetzelve is voorgevallen, sedert de laatst gehoudene Algemeene Vergadering in April 1842. Op de vraagover de heldendaden der Zeeuwen gedurende den opstand tegen Spanje tot aan den Munsterschen vredeis één antwoord ingeko men, onder de spreuk: De Zeeuwen hebben het juk der dwingelandij enz., zijnde eene omwerking van eenvroeger toegezonden stuktoen voornamelijk wegens den stijlafgekeurd. Het Genootschap erkent, dat dit stuk groote verbeteringen heeft ondergaan, zoo wel ten aanzien der behandelde zaken als ook ten aanzien van den stijl en dat de schrijver allen lof verdient voor het opsporen van de beste bronnen: doch bet antwoord laat, met opzigt tot taal en stijl inzonderheid ten aan zien van beknoptheidhelderheid en waardigheid van voorstelling, nog zoo veel te wenschen overdat het in geenen deele voldoet aan de voorwaarde »dat het beknopt zij en in goeden stijl opdat het met de beste voortbreng selen van dien aard in letterkundige verdiensten moge kunnen wedijveren.'1'' Het Genootschap biedt echter den schrijver, indien hij vrijheid geven wil tot het openen van zijn naambiljet, de zilveren medaille aan, of ccnig Boek geschenk, met vrijlating, om zijne Verhandeling uit te geven, terwijl het bereid is, den schrijver bekend te maken met de gemaakte aanmerkingen. [Als schrijver heeft zich sedert bekend gemaakt Dr. B. Swalue Predikant te Goes], Voorts heeft het Genootschap besloten voor de vraag naar eene verzameling van de in het eerste District voorkomende planten den termijn tot inzending te verlengen tot den lslen Maart 1846 op welk tijdstip tevens dergelijke ver zamelingen voor ieder der vier overige Districten zullen worden ingewacht. De onbeantwoord geblevene derde vraag des jaars 1842 betrekkelijk de latere vorderingen in de Meteorologieis ingetrokken. Verder vraagt het Genootschap ten tweeden maal 1°. Eene naauwkeurigezakelijke en korte aan den tegenwoot digen staat der ivetenscliap beantwoordende Statistische Beschrijving der Pro vincie Zeeland. 2°. Eene voor zoo veel noodig door eene Kaart of Kaarten opgehel derde naauwkeurige Geologische Beschrijving van de Provincie Zeeland. 3°. Eene geschiedenis der volkplantingendoor de Zeeuwen aangelegd en veroverd op de Kust van Guiana, als aan Rio-Essequebo Berbice Suriname en de daar omstreeks gelegene eilanden St. EustaliusTaba- go enz.vooral met betrekking tot de wijzewaarop zij daarbij zijn te werk gegaanzoo in het uitgeven van gronden en het aanleggen van Plantagiën, als in het doen bewerken daarvanhetzij door Slavenhetzij door vrije handen waarbij ook moet vermeld tvorden hetgeenof als instelling of als plaatselijke benamingden stempel van Zeeuwsche her komst draagt. Het Genootschap wenscht, dat ook, zoo mogelijk, ongedrukte bescheiden worden gebpzigdwaardoor eenig meerder of nieuw licht aan het onderwerp kan worden bijgezet. Het antwoord kan zich bepalen tot aan het tijdstip, waarop de bedoelde Koloniën opgehouden hebben uitsluitend een eigendom te zijn van Zeeland of van Zeeuwen. Zoo zal men ten aanzien van Suriname voegzaam met 1682 of 1683, en ten aanzien van Tabago of Nieuw-Walcheren met 1677 kunnen besluiten. Echter zal een beknopt overzigt der verdere lotgevallen en tegen- woordigen toestand de waarde van het antwoord verhoogen. 4°. Welke was de vorming van Galenus als ontleedkundige en welke hulpmiddelen stonden hem ten diensteom de Anatomie te beoefenen Welke deelen van het menschelijk ligchaam kende hij en hoe beschreef hij dezelve? Waaruit blijkt in zijne beschrijving dat hij niet, of niet altijdmenschelijke ligchamen ontleedde? Wat moeten wij uitsluitend als zijne ontdekkingen aanmerken en wat was hij aan vroegere ver schuldigd? Verder zijn de volgende vijf nieuwe Prijsvragen uitgeschreven I. Daar in vroegeren tijd de Armen-verzorging in Nederland meest aan de Kerkelijke gemeentenin lateren lijd meer aan de Burgerlijke Besturen opge dragen werdzoo wordt gevraagd In hoeverre behoort hier te lande de zorg voor en het bestuur over de Armen aan de Kerkelijke gemeentein hoeverre aan het Burgerlijk Bestuur op welke gronden berusten beider pligt en regten hoe wor den dezelve juist omschreven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 3