PUBLICATIE.
voor het jaar 1845 en 1846,. ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad:
Dat op den 2den Mei den aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving
der Patentpligtigen, tabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg
en Koflij huishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden
rondgebragt, en na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der
Directe Belastingen, tegen recu worden afgehaald, en worden gemelde Patent
pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24st™ April
1848 (Staatsblad N°. 16) dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan
nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1845 en 1846
hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten
volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken alvorens de acten
van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk
hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid ge-
bragt, en de tijd bekend gemaakt, waarop die zullen kunnen worden afge
haald.
Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet,
van den 6,len April 1823, N°. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van
de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21sleB Mei 1819, Staats
blad N°. 34) de tijd der uitgifte van de door de patentpligtigen in te vullen
verklaringen van aangifte, voor den jare 1845 wordt vastgesteld op den
gsten Mei van dat jaar, en dat de weierinzameling derzelvc, tegen recudoor
den Ontvanger of deszelfs daartoe gcqualificeerden geteekend, op den achtsten
dag na de uitgifte zal geschieden.
Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31stcn Mei daaraan
volgende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verkla
ringen meer zullen worden aangenomen.
Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op
het regt van Patent, van den 21slett Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die
bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het
terughalen derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen
«op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg
«te dragen, dat de bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvra-
«gen, welke tor invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe
«belastingen," (op het Vrouwe Klooster binnen deze Stad) «verkrijgbaar zijn,
«door in persoon of door hunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den
«daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend."
Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: «de aan het regt
«van Palent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot
«het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door
«valsche, onnaauw keurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne
verpligtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken
«reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in eene
«boete van niet minder dan 25, en niet meer dan 400 guldens."
Dat, met betrekkiug tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel
N°. 16 der Wet, van den 6den April 1823, N°. 14, voorkomende, de eigena
ren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de ad
ministratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartuigen,
gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk Patent te voorzien. Dat, tot
de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter
Secretarie alhier, van den 5den Mei aanstaande tot en met den 15den dier-
zelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd,
voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen;
wordende dezelve levens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen
mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hun, betrekkelijk
de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15den Mei
voormeld, geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en
de gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het
37ste artikel der Wet, van den 21steB Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat
echter gemelde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde Schippers, ver
lengd wordt tot den 24slcn derzelve maand, ten einde zij volgens 13 der
Wet, van den 6dcn April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelver
vaste woonplaats bij termijnen te betalen, en dat zij dus gedurende de ge-
heele maand, volstaan kunnen met de vertooning, hetzij van hun vorig Pa
tent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte.
Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wetvan 16 Junij
1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen,
stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op publieke
markten en kermissen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbrieljes,
en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personenwelke hunne
waren ter verkoop, hetzij in 't klein hetzij in 't grootte water of te lande
met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkheden, in
Tabel N°. 15 genoemd voor zoo verre alle die patentpligtigen in de alqe-
meene beschrijving voor 1845 zullen moeten worden begrepengehouden
zullen zijn zich, gedurende de geheele maand Mei, ter bekoming van hun
patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, 's voormiddags van 10 tot
12 ure. de Vrijdag, Zaturdag en Zondag uitgezonderd; zullende er na dien
lijd geene aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen,
die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere
beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien
aanvang van patent te voorzien.
Dat almede op den 8sten Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt
met de beschrijving voor de Personeele Belasting over het dienstjaar 1845/46.
Zijwelkebij het bezorgen der biljettenof ook bij het terughalen van
dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich in geen geval zullen mogen beroepen
op zoodanig verzuimmaar integendeel gehouden zijn 0111 de vereischte eri
behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers
alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn.
Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne liandteekening te be
krachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn
gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar
voor eenige belaliny te kunnen eischenverrigten met vermelding der
redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag
tigde, in tegenwoordigheid van een derde persoon en met en benevens deze,
worden geteekend na voorafgaande voorlezing.
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting
op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren
in die gemeentenalwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulken echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond
slagen alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge
meente dan diewaarin zij hun verblijf hebbenzal het vrijstaan de aan
gifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, tor
plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door eene zelfden belastingschuldio-e
in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het
aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven.
Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigddat tot tegenschatters voor
meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personenals
PAULUS FRANC'HIMON Janszoon en
JAN WILLEM SCHAAP.
En opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden
zal deze worden afgekondigd en aangeplakt, alomme waar zulks te doen ge
bruikelijk is terwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeld aan den
Ontvanger der Directe Be'astingen, tot deszelfs informatie.
Aldus gedaan en gepubliceerd bij II. II. Burgemeester en Wethouders
der Stad Lei/den, op den 23stcn April 1845.
DU RIEU.
Ter ordonnantie van dezelve
v. PUTTKAMMER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, waarschuwen
bij dezen een' ieder, wien het zoude mogen aangaandat ingevolge de be
staande wetten, op de aanstaande Kermis, geene HoroskooplrekkersPla
neetlezers DobbelaarsRijfelaarsDraaibordenof diergelijke schade
lijke spelen zullen worden toegelatenen dat onder voorwendsel of schijn
van iets te vertoonen als anderzinsgeene bedelaarsverminkte of gebrek
kige personen alhier zullen worden gedoogd, maar dadelijk door de Agenten
der Policie opgevat, ten einde omtrent dezelve naar bevind van zaken zoude
kunnen worden gehandeld. Terwijl wijders aan allendie in de termen
der wet op het Patent-regt vallen, bij deze nadrukkelijk wordt herinnerd,
dat zij niet znllen worden toegelaten, tenzij van een behoorlijk Patent voor
zien, waarnit tevens blijkt, dat het diensvolgens door hun verschuldigde
regt is betaald. Dat eindelijk niemand, gedurende deze Kermis, met iets
zal mogen voorstaan, op de straten vertoonen, of daarmede rondgaan, zonder
daartoe niet alleen het vereischte consent verkregen te hebbenmaar ook het
deswegens verschuldigde marklgeld aan den Marktmeester te hebben betaald.
Wordende de Heer Directeur en Commissarissen van Policie bij deze gequali-
ficeerdom voor de executie dezer te zorgen.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij IIII. Burgemeester en Wet
houders der Stad Ley denop den 30slca April 1845.
DU RIEU,
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTKAMMER.
BEIt ENDMAKING.
BURGEMEESTETi en WETHOUDERS der Stad Leiden, brengen, uit naam
van den Heer Staatsraad, Gouverneur der Provincie Zuid-Holland, ter kennis
van alle belanghebbenden, dat bij resolutie van Z. Ex. den Minister van Fi-
nantiën van den 30sten April j 1.bepaald zijn de prijzen, het opgeld daar
onder begrepen, waarvoor de Collecteurs, Splitters en Debitanten der Konink
lijke Ned. Loterij, de loten en gedeelten daarvan, voor de dode week der trek
king van de laatste klasse der 195steLoterij, zullen mogen uitgeven, te weten:
Bij Verhuring.
ƒ38.00.
- 19.00.
- 7.60.
- 3.80.
- 1.90.
Bij Vet koop.
Geheele Loten77.00.
Halve-38.50.
Vijlde-15.40.
Tiende- 7.70.
Twintigste- 3.85.
AVordende de belanghebbenden bij deze herinnerd, dat, bij art. 3 vare
Zr. Ms. besluit van 6 Januarij 1831, n°. 68 Staatsblad n°. 2), uitdrukkelijk
is vastgestelddat de Collecteurs, Splitters en Debitanten gehouden zijn, 0111
zich naar die prijsbepaling te regelen, en dezelve gedurig ter inzage voor het
publiek beschikbaar te hebben.
DU RIEU.
Ley den3 Mei 1845. Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTKAMMER.
Tc Levden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.