Heden hebben daaromtrent conferentiën plaats gehad voor zoover het punt Zwolle betreft. De handel en ingezetenen van beide steden mogen zich ver- jj heugen over de gelukkige en ongedachte uitkomst dezer beraadslagingen. GRONINGEN, 31 Maart. De berigtenuit het Westerwoldsehe ontvangenbetreffende den water- stand aldaar en in de rivier de Aa, luiden allertreurigst en doen voor groote onheilen met reden beducht zijn. Op den 18sten dezer is de zoogenaamde Nieuwe Dijk, tusschen Bellinge- wolde en Vrieschelooniettegenstaande de buitengewone verhooging en ver- zwaring van denzelven in het vorige jaar, doorgebroken, ter lengte van na genoeg 8 ellenwaardoor de Bellingewolder binnenlanden voor een groot ge deelte door het Veenwater zijn overstroomd. De aanwas van het binnenwater op de gemelde rivier is, sedert den inge vallen dooiop eene schrikbarende wijze toegenomen. Reeds op den 30slcn Maart jl. teekende hetzelve aan de peilschaal bij de Wedderbrug 1.90, nage noeg gelijk aan den hoogsten stand in Maart 1844. Er valt niet aan te twij felen, of deze stand zal nog aanmerkelijk verhoogd worden, daar het van boven afkomende water steeds vermeerdert. Men verkeerde dus in groote bezorgdheiden vreesde zeer voor het bezwijken der Aadijkentot welker be houd alle middelen werden aangewend. BUITENLANDSCHE BERIGTEN. RUSLAND. ODESSA, 27 Februarij. Een schrijven uit deze plaats deelt in dezer voege dc oorzaken mede van de tegenspoeden des Russischen legers in den Kaukasus: Als eerste materiële oorzaak is bepaaldelijk aan te geven, de bergachtige ligging der landstreken welke men wil bedwingen en de strijdbaarheid en vrijheidszin der bewoners, aangevoerd door eenen bevelhebber, die vroeger in Russische dienstmet de Europesche taktiek is bekend geworden. De zedelijke en voornaamste oorzaak schijnt echter te moeten gezocht worden in de alle denkbeelden te boven gaande zedeloosheid in het Russische leger, en de oneerlijkheid en omkoopbaarheid der bevelhebbersja van alles wat met eenig beheer of administratie belast is. Een groot gedeelte der troepen staat slechts denkbeeldig op het papier zij zijn reeds lang schrikbarend gesmolten door ziekte en oorlogmaar bovenal door slecht voedsel en vermoeijenissen. De soldij der overledenen wordt nog zoo lang mogelijk door de bevelhebbers getrokken. Alle aannemingen aan het leger leveren aan den begunstigde in schijn eene ontzettende winst op, doch deze winst wordt volgens een tarief door alle beambten gedeeld, terwijl de aannemer zijn voordeel in het leveren van slechte, bedorven en voor de gezondheid nadeelige waren moet zoeken. Men verzekert zelfs dat de zedeloosheid zoo ver gaat, dat er menigvuldige voorbeelden zijn van gevechten, heldendaden ja geheele veldslagen, welke nooit geleverd zijn, maar bij gelegenheid van drinkgelagen, door de verhitte verbeelding der belanghebbenden zijn uitgedacht en in de bulletins des Keizers ingezondenom geldelijke belooningen en ridderorden uit te lokken. Niemand zal zich na dit alles verwonderenover de moedeloosheid en het gebrek aan krijgstucht der Russische soldaten, en den overmoed der berg stammen, die door hunne spionnen met dit alles zeer goed en beter nog be kend zijn, dan zulks thans hier wordt verhaald. AVel onderrigte personen deelen thans ook mede, dat de Keizer eindelijk den waren toestand van zaken schijnt te bevroedenen eenen bevelhebber naar die provinciën heeft gezonden, die te gelijk als burgerlijk ambtenaar eene geheel onbeperkte magt zal uitoefenen. Hij zal het regt hebben van benoe ming tot officieren, schenking van ridderorden en belooning, zelfs de souve- reine magt tot het verleenen van genade. Dit is misschien het eenige middel tot herstel der Russische magt in die gewestenmaar ook mogelijk de eerste stap tot ontbinding van het kolossale rijk van den Russischen alleenheerscher. DENEMARKEN. KOPENHAGEN, 14 Maart. De begrooting voor 1845 is openbaar gemaakt. Het omvat niet alleen Dene marken en de Hertogdommen SchleeswijkHolstein en Lunenburg, maar ook de aangevoegde landen. De ontvangst is geschat op 15,844,000 bankrijks- daalders (a ƒ1.35), de uitgaaf op 15,638,000; gevolgelijk een batig slot van 206,000. Men weet, dat Z. M. naauwelijks den troon beklommen hebbende, aan het publiek een normaal reglement van inkomsten en uitgaven zonder uitzonde ring had bekend gemaakt, gegrond op uitvoerige berekeningen; de begrooling beantwoort vrij wel aan de toen ondernomene raming, welke 15,643,000 rkd. beliepen slechts door 200,000 in de tegenwoordige begrooting overtroffen wordt. Daarentegen was de uitgaaf geraamd op slechts 13,635,000 rijksd., hetgeen met deze begrooting een verschil geeft van 2,000,000. Wij moeten hierop aanmerken, dat de begrooting van onzen Staat geen' zekeren regel aanbiedt, om de som der gelden te schatten, die in de openbare kassen gestort worden, noch ook hetgeen aan de openbare dienst besteed wordt. Er zijn een menigte van gemeente-belastingen en ontvangstenwelke niet op onze begrooting staan, zoo al» op die van andere Staten omdat zij niet tot het beheer der geldmid delen behooren. Zoo besteedt b. v. de Staat niet meer dan 17,579 rijksd. voor de geestelijkheid van Schleeswijk en Holstein, hoewel die, in vergelij king van andere landen van Duitsclilandrijk bezoldigd wordt. Bijna een derde der ontvangsten wordt besteed ter betaling der renten en tot vernietiging der publieke schuld, namelijk 5,100,000 rijksd. waarvan bijna 1,000,000 tot aflossing van schuld en het overige tot betaling der renten dient. In het begin van 1844 was de publieke schuld 112,500,000 rijksd., nominaal bedrag. Een ander derde gedeelte der ontvangsten wordt verbruikt voor de militaire dienstde pensioenen en gratificatiën er onder gerekend want afgescheiden van deze laatslenkomt het onderhoud der legermagt ter zee en ter land voor, tot eene som van 4,236,000 rijksd., waarvan 1,020,000 voor het zeewezen. De onvoorziene uitgaven voor 1845 zijn slechts op 600,000 rijksd. geschat, terwijl zij op 800,000 geraamd waren in het normaal reglement hierboven vermeld. ITALIË. ROME, 18 Maart. IIH. MM. de Koning en Koningin van Napels, benevens eenige leden van hun gezin, zijn gisteren hier onverwachts aangekomen. Tot verbazing van Rome's ingezetenen, deden HH. MM. heden eene wandeling door de straten door niet ééne wacht vergezeld. De verkooping der schilderijen van den Kardinaal Fesch heeft eenen aanvang genomen onder anderen is een stuk van Hobbema voor ƒ21,000 verkocht. Het schoonste lenteweder is eindelijk weder bij ons komen opdagen met eene warmte van 1618 gr. Reaumur (ruim 70° Fahr.). De vreemdelingen, die den winter hier hebben doorgebragtkunnen zich nu eerst in den zoo zeer geprezenblaauwen Italiaanschen hemel verheugen. ZWITSERLAND. LUCERN, 22 Maart. Volgens bijzondere berigten uit de beste bronnen is de beweging door de Lucernsche vlugtelingen waarvan de dagbladen geen geheim meer maken en die in den nacht van 26 op 27 Maart moest uitbarsten, inderdaad eenige dagen uitgesteld, wegens ontstane verdeeldheid, niet tusschen de leden van het Lucemsch Comité, maar onder die van het Aargausche hulp-Comité hetwelk ten laatste de geheele leiding der zaak aan de ware belanghebbenden heeft overgelaten dat aan de regering van Aargau eene betere houding geeft tegenover de Overheden van het Bondgenootschap. Reeds heeft het Voorzittend Kanton aan Aargau de levendigste vertoogen gedaan, omdat, op het oogenblik, waarop de Landdag eene bepaling tegen de vrijcorpsen had uitgevaardigd Aargau niet alleen opentlijk de organisatie van zulke benden op zijn grond gebied toeliet, maar niets deed om de vrijwilligers van andere kantons te be letten, zich onder het vaandel der Lucernsche revolutie te scharen. De Kleine Raad van het kanton Aargau moet ten naastenbij aan het voor zittend kanton geantwoord hebbendat zijn Afgevaardigde op den Landdag alle verantwoordelijkheid omtrent de gevolgen der bepaling tegen de vrijcorp sen genomen van zich afgekeerd hebbende, die verantwoordelijkheid voor alles vallen moest op de Staten, die geweigerd hadden mede te werken ter uitdrij ving der Jesuiten; daar de volksgisting aan den Landdag was voorgesteld, als een onvermijdelijk gevolg van eene bepaling tegen de vrijcorpsenwelke niet tevens vergezeld ging van eene beslissing tegen de Jesuitendat al de maat regelen welke de overheden konden nemen om de overeenstemming van het volk voor de liberale zaak van Lucern te beletten, het hoofd zonden stooten, tegen de vast besloten bepaling van hetzelve, om met al zijne magt dc zege praal dier zaak te begunstigen. De Regering van Bern van haren kant uitgenoodigd door het voorzittend kanton om zich tegen het binnenrukken van vrijcorpsen te verzettenheeft geantwoord, dat zij den burgers niet kon beletten te gaan, waarheen het hun goed dacht; dat, indien zij onwettige daden bedreven, men'hen langs den ge wonen weg kon aanvallen. Bij de werkelooze afwachting van Bern en den steun door Aargau aan de zaak der vlugtelingen gegeven verzekert mendat het voorzittend kanton bepaald heeft, om eene nieuwe sommatie aan dat laatste kanton te doen, en indien het daaraan geen gevolg gaf, zoodra mogelijk de leden van den Landdag te vereenigen. Ondertusscben zal helals kantonnale Regering aan zijnen Grooten Raad voorstellen maatregelen te nemen, om alle storing van den algemeenen vrede te voorkomen maar het is mogelijkdat alle bepa ling te dien aanzien achterlijk zal zijn. Van haren kant is de Regering van Lucern niet werkeloos gebleven; niet alleen heeft zij de kantons, die op hare zijde zijn, uitgenoodigd om hunne man schappen gereed te houdenten einde haar hulp te verleenen maar zij heeft de geheele keurbende, als de reserve en de gezamentlijke landweer op de been gebragt, hetgeen alles 11,000 man moet opleveren. Maar inderdaad is niet de helft daarvan beschikbaar; want in de twee nachten van 25 en 26 Maart, zijn meer dan 1,000 gewapende soldaten de Aargausche grenzen over getrokken om zich met de opstandelingen te vereenigen. In dezen staat van zaken, is de Groote Raad van Lucern bijeengeroepen, en men verzekert, dat de Staatsraad eindelijk van zins is, denzelven een ontwerp van vrij uitgebreide amnestie voor te leggen; hetgeen duidelijk bewijst, dat de Regering gevoelt dat haar bestaan in groot gevaar verkeert. De geheele linie van het aangrenzend Aargausche grondgebied is overdekt, hetzij met vlugtelingen, hetzij met welgewapende vrijwilligers, die slechts het bevel afwachtenom Lucern binnen te rukken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 2