LEYDSCHE
COURAN
N°.
1843.
MAANDAG, 17 MAART.
Bij deze Courant behoort een BIJVOEGSEL, hetwelk Gratis wordt uitgegeven.
BfNNENLANDSCHE BER1GTEN.
De Cowant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven.
Zaturdag avond uit.
V":
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 15 Maart.
De stand van den Thermometer van Fahrenheit was gisteren en lieden mor
gen om 7 uur, 8 graden.
Aan het Observatorium onzer Hoogeschool is heden het berigt ontvangen,
dat de Heer de Vico, Directeur van het Observatorium te Roineden 25sten
Februarij jl. eene nieuwe horneet ontdekt heeft, die zich toen in hel sterre-
beeld de Groote Beer, nabij de ster y of Phecda ophield. Die komeet is ook
den 10'Jcn Maart op het Observatorium te Hamburg waargenomen en bevond
zich toen nabij de sterren A en van den Grooten Beer, zoodat zij zich naar
bet sterrebeeld de Kreeft beweegt. Er zijn thans niet minder dan vier kome
ten zigtbaar. 1°. De nieuwe komeet door den Heer de Vico ontdekt. 2°. De
komeet, ontdekt den 7deo Febr. door den Heer Peters te Napels. 3". De ko
meet, ontdekt den 28s,en December 1844. door den Heer d'Arrest te Berlijn.
4°. De komeet, welke de Heer Mauvais te Parijs den 7dcn Julij 1844 ontdekte
en die nu weder genoeg tot de Noordpool genaderd is, om in Europa waar
genomen te kunnen worden. Het is in de laatste dagen gebleken, dat er
onder ons nog vele dwazen gevonden worden die den sterrekundige het ver
mogen toekennen, te bepalen, welken loop de luchtsgcsteldheid nemen zal.
Deze zullen den tegenwoordigen strengen winter gaarne aan de thans zigtbare
kometen wijten. Ter hunner teregtwijzing zij hier gezegd dat de kometen,
geen' den minsten invloed op de warmte der aarde uitoefenen kunnen het
geen zoowel door redenering, als door waarnemingen, aangetoond kan worden,
en, op beide wijzen, reeds overvloediglijk aangetoond is.
De heden ingekomen rivierbengten melden geene belangrijke veranderin
gen in den staat van het ijs op onze rivieren.
•s GRAVENHAGE, 14 Maart.
Op voordragt van Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zakenheeft
Z. M. de Koning besloten:
1°. Dat voor het toekomende geene personen als consulaire agenten van
vreemde Mogendheden zullen toegelaten worden, indien zij leden zijn eener
kamer van koophandel eri labrijken ten ware zij voor laatstgenoemde betrek
king mogten bedanken.
2°. Dat zoodanige consulaire agenten van vreemde Mogendheden als welke
thans het lidmaatschap eener kamer van koophandel en fabrijken b'klecden
bij het uitvallen als zoodanig ter gelegenheid van de jaarlijksche aftreding der
leden of bij overlijden, of op eene andere wijs te ontstane vacature, door
kooplieden of labrijkantendie geen consu'air agentschap uitoefenen, zullen
vervangen worden.
Naar men verneemt, zullen de Provinciale Staten van Zuid-Hol land
uit hoofde van het ongunstige weder, eerst in April aanstaande buitengewoon
bijeenkomen, tot het opmaken van de lijsten van candidaten ter vervulling
der betrekkingen van Raadsheeren in het Provinciaal Geregtshof, opengevallen
ten gevolge der benoeming van Mr. W. B. C. Wintgens, tot Raadsheer in den
Iloogcn Raad en van het overlijden van Mr. B. A. C. de Lange van Wijn
gaarden welke bijeenkomst vroeger tegen morgen was bepaald.
Heden is in de Kamer ingekomen een ontwerp van wet, houdende, nopens
de wettelijke verordeningen omtrent Limburg, dat »de bepalingen der wet
van 31 Mei 1843, worden vernieuwd en in volle kracht blijven voor den tijd
van twee jaren, en alzoo tot 3 Junij 1847." Sommige wetten en verordenin
gen zullen alzoo, nog niet in het Hertogdom Limburg worden ingevoerd.
Is ontvangen eene kennisgeving van Mr. S. de Wind, die verzoekt, niet in
aanmerking te komen hij de verkiezing van candidaten ter vervulling van de
vacature in den Hoogen Raad. Tot die verkiezing wordt overgegaan.
Tot lsten eandidaat wordt, met 34 stemmen, gekozen de Heer Mr. Noiret
de Bruin, Advocaat te 'sGravenhagetot 2<lenmet 34 stemmen, de lieer
Mr. Philipse, Vice-President bij het Geregtshof van Zuid-Holland; en tot
3den met 32 stemmen, de Heer Mr. van Deinse, President der Arrondissements-
Ilegtbank te Middelburg, laatstgenoemde bij eene tweede stemming.
De Commissie voor de petitiën doet verslag1°. Omtrent twee adressen
van Luteyn c. s.. te Breskens, en van het Dijk-Collegie onder de Willemstad,
betrekkelijk de schadeloosstelling voor de onteigening in den kring van vestin
gen. Ter griffie. 2°. Op zeven adressen, betreffende de herziening der
Grondwet. Ter griffie.
Voorts heeft de genoemde Commissie na eenige beraadslaging over de
vraag, of dit rapport nu gedaan, of tot nadere gelegenheid uitgesteld zou
worden verslag uitgebragt omtrent het adres van den Heer Bosch-Reitz en
45 andere ingezetenen van Amsterdam, betreffende de aangelegenheden der
kolonie Suriname. De Commissie stelde voor, dit adres ter griffie neer te
leggenen een afschrift van hetzelve te zenden aan den Minister voor de
Koloniën.
Z. Exc. de Minister van Koloniën vraagt hierop het woord. Z Exc. wijst
in de eerste plaats op het gewigt van het adres. Regeringsdaden worden
daarin met zeldzame hevigheid gegispt; ambtenaren, die daartoe hebben me
degewerkt, aan de algemeene afkeuring prijs gegeven; de benarde toestand
eener belangrijke kolonie schier uitsluitend aan de Regering geweten. Dit is
geschied onder de handteekening en alzoo schijnbaar onder de uitdrukkelijke
goedkeuring van eenige voorname handelshuizen der hoofdstad. Hoe in twijfel te
trekken, wat door zulke onderteekenaren met zooveel nadruk wordt verzekerd?
Z. Exc. zal trachten door een eenvoudig verhaal van daadzaken, op waar
heid steunende, dien indruk weg te nemen.
Alvorens tot het adres zelve over te gaan, slaat Z. Exc. een blik op den
toestand van Suriname. De geldelijke uitkomsten der plantagie of van het
fonds, waarin men deel heeft, leveren geenszins het bewijs op, dat er verval
in een' algemeenen zin heerseht. Met hetgeen Luzac, in de vorige eeuw
schreef, zegt de Minister dat, van het oogenblik, dat de eigendom der plan-
tagien van de eigentlijke planters overging op in Nederland wonende geld
schieters, en van deze op deelhebbers in ncgotiatien, de gouden eeuw begon
van de rentmeesters, administrateurs, enz. Ongelukkig begon echter de
ijzeren eeuw voor de eigentlijke regt hebbenden. Deze waren het, die over
verval klaagden. Thans is dat verval meer algemeen aangevangen: 1°. door
de agio van het koloniaal papier; 2°. door de wegsmelting van de koloniale
arbeiders. Wat het eerste punt aangaat: hieromtrent vindt men dezelfde
uitwerkselen in Suriname als in Ierland van de afwezigheid der eigenaren.
Daardoor worden de vruchten van den kolonialen landbouw, bijna geiicej
aan afwezigen behoorende, weggezonden, zonder door eene andere even
redige waarde vervangen te worden. Zij, die retouren voor koopwaren be
hoefden, konden daarvoor geene producten vinden, en voerden daarom het
geld weg, waardoor er gebrek aan een circulerend medium ontstond. Reeds
in 1G84 had het koloniaal bestuur de plaatselijke waarde van het geld met
20 pCt. verhoogd, zoodat 24 stuivers Surinaamsch toen reeds gelijk stonden
met 20 stuivers Nederlandsch, en dit middel baatte niet eens meer, toen de
meeste eigendommen op afwezigen waren overgegaan.
Wat het tweede punt betreft, herinnerde Z. Exc. hoe, sedert de afschaffing
van den slavenhandel de aanvoer van buiten heeft opgehoudenen dat er
inwendig eene vermindering plaats heeft van drie ten honderd 'sjaars onder de
veld- en fabriekslevenhetgeen onder anderen aan den zwaren arbeid en
onevenredig dierlijk voedsel is te wijten. Ook hier is bovendien de afwezigheid
des meesters van invloeddaar niemand zich het lot van den slaaf aantrekt.
De rentmeester behoorde dit te doen zelfs in zijn eigen belang. Maar zijne
betrekking tot den slaaf is koud en zelfzuchtig. Zou hij een gedeelte zijner
winsten afstaan, lot verbetering van het lot der slaven? Eene lotsverbetering
ten laste van het verdeclbare overschot kan evenmin in aanmerking komen,
want dit zou slechts de onvergenoegdheid vermeerderen van de reeds kwalijk
gestemde belanghebbenden. Onder zulke omstandigheden gaat de versmelting
der slaven ongehinderd voort. De Regering kent slechts twee middelen om
dat kwaad te stuiteqeen nieuw slavenreglemenl en eene hervorming van
het industriële stelsel der koloniën. Het eerste is sedert 15 jaren vruchte
loos beproefd: de uitvoerbaarheid van het andere wordt thans op de plaats
onderzocht.
Z. Exc. doet zien hoe de afwezigheid der eigenaren twee klassen van tus-
schenpersonen hebben doen ontstaan, die de winsten van den landbouw groo-
tendeels onderscheppen. Dit zijn in Nederland de bewindvoerders der fondsen,
in Suriname de administrateuren der plantagiën terwijl de landbouwende
handen wegsterven onder een stelsel, dat ben schier uitsluitend in aanraking
brengt met onverschilligheid en eigenbelang.