dat wegens de mnnt, de lleeren: den Tex, Cost Jordens, Hooft. Gouverneur
en van Panhuis; 4°. over dat wegens de akten van den burgerlijken stand,
de Hceren: LuybenGouverneur, de Man, de Jong en Menso, en 5°. over
dat wegens de invordering van 's Rijks directe belastingen, de Heercn: Mod
derman, Cost Jordens, Wichers, Strens en van Panhuys.
Is ingekomen eene missive van den Hoogen Raad der Nederlanden tot
kennisgeving van het overlijden van Mr. A. W. Pliilipse, President van ge
noemden Hoogen Raadbij welke missive gevoegd is de navolgende lijst van
aanbeveling van zes Candidatenaan de Tweede Kamer, ten einde daarop
bij het maken harer nominatie ter vervulling van de vacature acht zoude
kunnen worden geslagen. De Heeren1°. Mr. S. de WindVice-President
van het Prov. Geregtshof in Zeeland; 2°. Mr. A. P. van Deinse, President
van de Arr.-Regtbank te Middelburg; 3°. Mr. J. A. Pliilipse, Vice-President
van het Prov. Geregtshof in Zuid-Holland4°. Mr. J. P. Noirct de Bruin
Advocaat bij den Hoogen Raad5". Mr. P. E. PiepersAdvocaat-Generaal
bij het Prov. Geregtshof in Zuid-Holland6°. Mr. G. EysselslcinRaads
heer bij het Prov. Geregtshof in Zeeland.
In de Zitting van heden is beraadslaagd over de wets-voordragt nopens
de afschaffing van het doorvoerregt hier te lande, alsmede het schecpvaartregt
op den Rliijn.
De Heer de Monchy betuigt der Regering zijnen dank voor de aanbieding
van deze voordragt. Hij houdt zich verzekerd, dat deze den handel ten hoogste
heeft verblijd, en als een blijk wordt aangemerkt van de zorg der Regering
voor de belangen van dien tak van nijverheiddie zoo grooten invloed uitoefent
op 's lands welzijn. De spreker zegt dat men niet alleen door tractatcn voor
deden kan behalen tractatcnwaarbij de diplomatic zich uitput in het be
denken van middelen, orn de meeste voordeden te behalen, die jaren tijds
kosten, om gesloten te worden, en vaak bij de uitkomst worden bevonden
kluisters en banden te zijn die men zich zelve heeft aangelegdof waardoor
men gunsten heeft weggeschonken, tweemaal grooter dan men heelt verkregen.
Spreker ziet in de onderhavige voonlragt zelfstandigheid en goede staatkunde.
Men handelt onafhankelijk van andere Mogendhedenen men geeft een voor
beeld van vrijgevigheidhet gelukken is onzekermaar reeds is één Staat
voorgegaan, om de scheepvaartregten op te heffen, en zijn de circulaires in
onze handelsteden rondgezonden ter verkondiging dat een tweede is gevolgd.
Mogt het doel bereikt worden dan zullen vele bronnen van welvaart kunnen
vloeijendie anders gevaar loopen van op te droogen. Moet dan al de schat
kist het schcepvaartregt, ja het vast regt of doorvoerregt missen, zij zal op
andere wijzen daardoor schadeloos gesteld worden. Op die wijze behoort de
voordragt ook tot die middelenwaardoor de Regering de liefde der ingeze
tenen kan winnen. Mogt zij toch iedere geschikte gelegenheid aangrijpen
om de Natie meer en meer aan zich te verbinden. Ten slotte dringt de spreker
aan op de mcdcdeeling van statistieke bijzonderheden over den handel, gelijk
bij alle koophandel drijvende Natiën worden openbaar gemaakt.
De Heer Hoffman verklaart er zich mede voor, als het eenige middel, om
den handel eene betere toekomst te openen.
De Heeren Michiels van Verduynen en Strens vragen ophelderingof de
maatregel algemeen zal wezenvan toepassing op alle de rivierenwaartoe
de Mainzer-overeenkomst betrekking heeft Zij zouden het tegenovergestelde
onregtvaardig oordeelen.
De Heer Thorbecke acht de Fiegering onbevoegdom bij tractaten bepalin
gen vast te stellen die tot het gebied der wetgeving zouden behoorenof
welke afwijkingen van bestaande wetten mogten zijn. Hij betwist de gevolg
trekking, welke de Regering in dien geest, uit het voorloopig verslag der
Centrale Afdeeling wegens het Tarief, heeft afgelegd. Hij meent daartegen
te moeten opkomen. Hij meent dat, indien de schatkist die regten kan missen,
ze bij de wet behooren afgeschaft, niet als gunst, maar als regt en alge-
meene regelmaar geenszins moet men hieromtrent eene onbepaalde magt
aan de Regering toestaan.
De heer van Goltstein juicht het vrijzinnige stelsel dezer aanbieding toe.
Het was een verblijdend en verrassend verschijnsel, dat de Regering ten voor-
deele van de vrije llhijnvaart optrad. Dit levert het bewijs op, dat er thans
onbekrompene denkbeelden bij haar bestaan. Het is eene eerste schrede op
eenen nieuwen weg, die, zoo hij hoopt, door meerdere zal gevolgd worden.
De spreker wijst op het voorbeeld van Engeland alwaar het algemeen belang
eene vrijzinnige handelsstaatkunde eischte; en een verlicht Staatsman heeft
aldaar niet geschroomd, zich van zijne vrienden der behoudende parlij hier-
omlrent af te scheiden, en de hand aan zijne staatkundige tegenstanders te
reikenom meer en meer een vrij handelstelsel tot stand te brengen. Het
volk kon zich nieuwe zware lasten getroosten; want nieuwe bronnen van wel
vaart werden geopend. Echter vindt de spreker het ontwerp geheel onbe
stemd en onovereenkomstig de Grondwet, omdat de Regering wordt vrij
gelaten, om lasten geheel of ten deele kwijt te'schelden; zoodat wel het
denkbeeld aannemelijk is, maar niet de wijze tot uitvoering.
De heer de Kempenaer, hoewel een warm voorstander van handelsvrijheid,
deelt echter de door vorige sprekers geopperde bedenkingen, nopens de wet
tigheid van den voorgeslagen maatregel. Hij vindt daarin eene goedkeuring
van eene handelwijze, die hij vroeger bestreden heeft. De Rhijnvaart-regten
zijn zonder tusschenkomst der wetgeving daargesteld. Den tegenwoordigen
voorslag aannemende, bevestigt hij, wat hij in den grond der zaak afkeurt.
Het is nu onzeker, of de gunst algemeen zal worden geschonken, dan alleen
aan de Rhijnvaart. Zal de sluikhandel niet door de opheffing der doorvoer
routen worden vermeerderd? Zal de maatregelen om dien te weren, niet mis
schien drukkender wezen dan een matig doorvoerregt
Z. Exc. de Minister van Finantien heeft de voordragt verdedigd. Nederland
kan zich nu den weg banen, om vroegeren bloei te herkrijgen. De voordragt
getuigt, van de onbekrompene denkbeelden der Regering; en het algemeen
tarief, dat aanhangig is, verleent merkbare verligting nopens vele artikelen.
De Nederlandsche Regering gaat in bevordering van gemak aan den handel,
in vrijgevigheid te dien aanzien, andere natiën voor. Zij acht dit pligt. Zij
wil de dagen van vrede en rust, die men gelukkig beleeft, benuttigen, om
de grondslagen van 's volks welvaart te verzekeren en uit te breiden. De Mi
nister acht het regt der Regering om tractatcn te sluiten ontwijfelbaar, en
beroept zich deswege op bet gezag van van Hogendorp. Alleen ruil of at-
stand van grondgebied is niet in dat regt begrepen.
Z. Exc. meent voorts, dat men uit een voorloopig verslag Jer Kamer wel
degelijk eenig gevolg kan trekken, vooral indien de meerderheid zich daarin
bepaaldelijk doet kennen. Z. Exc. zou zich met alle kracht, die in hem is,
verzetten tegen ieder, die tusschen de Kamer en de Regering een bolwerk zou
willen opwerpen, waardoor het gemeen overleg zou worden geschokt.
Men kan wat de onderhavige wet aangaatonmogelijk voorwaarden opne
men; die moesten aan de omstandigheden worden overgelaten. Het kwam
niet meer te pas de wettigheid van de Mentzer-overeenkomst te betwijfelen
daar de Hooge Raad die als wettig erkend en toegepast had; en de Staatsbe-
grootingonder de Rijks-inkomsten, de scheepvaartregten opneemt, die uit ge
melde overeenkomst voortspruiten. De kwijtschelding, welke do wet beoogt,
zal geschieden in het algemeen belang; nimmer aan eenig persoon of localiteit.
De maatregel is geldig voor alle streken, waarop de Mentzer-overeenkomst van
toepassing is. Wat de verlangde handelsstatistiek betreft, Z. Exc. heeft reeds
getoond, dat bij openhaarheid verlangt. Wat ten deze bereikbaar is, zal hij
verder behartigen, vooral in het belang van den handel.
Z, Exc. hoopt dat de aanneming van dit ontwerp tot de bevordering van
de vriendschappelijke betrekkingen met verschillende Staten zal medewerken
en de buitenlander spoedig zien zaldat het den Nederlander ernst is, wan
neer er van vrije Rhijnvaart gesproken wordt.
De Heeren de Kempenaer en van Goltstein, hebben hunne gevoelens nader
aangedrongen.
De Heer van Goltstein meent vooral dat bet stelsel van overbrenging van
magtdoor den Minister in den loop zijner rede volgehoudenin het algemeen
niet kan worden aangenomen. Dit levert hem eene drangreden te meer voor
de herziening der Grondwet op.
De Heer van Dam van Isselt deelt in de gevoelens van den Heer Thorbecke.
Het heeft hem leed gedaan, in des Ministers rede eene zinspeling op de jongste
beraadslagingen over de wijziging van het reglement te vinden.
Z. Exc. de Minister verzekert, dat hij volstrekt niet op de jongste beraad
slagingen over het reglement heeft willen terugkomen dat hij daaraan zelfs
geheel vreemd is geweestdat hij alleen op eene aanmerking van een der
leden geantwoord heeftmet opzigt tot de aanleiding van de tegenwoordige
voordragt. Dit was te vinden in een voorloopig verslag der Kamer. De zin
snede was, iii bet algemeen belang, door de regering opgevat. De stemming
over de tegenwoordige voordragt zou doen zien, of zij de bedoeling daarvan
wel of kwalijk begrepen had.
Men gaat ter stemming over; het ontwerp wordt aangenomen met eene
meerderheid van 40 tegen 10 stemmen.
Tegen hebben gestemd, de Heeren Luzac, de Kempenaer, van Rosenthal,
Gouverneur, van Dam van Isselt, van Heemstra, Thorbecke, Mutsaersvan
Sasse van Ysselt en van Goltstein.
De Zitting wordt tot nadere bijeenroeping opgeheven.
11 Maart.
Heden hebben de afdcelingen der Tweede Kamer een aanvang gemaakt met
het onderzoek van de wets-ontwerpen, houdende de Staatsbcgrooting voor de
jaren 1846 en 1847.
Reeds hebben onderscheidene leden de Residentie verlatenom kort na
Paschen herwaarts terug te keeren, zoodat de werkzaamhéden slechts weinige
dagen zullen worden geschorst.
AMSTERDAM, 10 Maart.
Laatstleden Zaturdag is alhier bij het uitijzen van bet kanaal eene botsing
ontstaan onder het werkvolk, over het loon, dat men verhoogd wilde hebben.
Aanvankelijk had de beweging een ernstig aanzien zoodat men den sterken
arm heeft moeten inroepen, waardoor de heethoofden tot bedaren zijn gebragt.
Eene wcerknndige aanteekening geeft het volgende op:
In het jaar 1674, in het laatst der maand Maart, werd het Y voor Am
sterdam over het ijs nog begaan. Den 3den April begaven zich nog 6 personen
over het ijs naar Marken den 4den dito zag men mede nog een persoon op
de Haarlemmer Meer schaatsen rijden, en 3 dagen daarna, namelijk den 7Jca
dito, was bet zoo warm, dat de jongens zich in de Haarlemmer-vaart ver
maakten met zwemmen.
UTRECHT, 10 Maart.
Ter voorziening in den thans zoo dringenden nood der armen is op de Socië
teit der HH. Studenten alhier eene inteekeningslijst gelegd en eene bus ge
plaatst den 6den dezer bedroeg de som der ingeteekende gelden reeds 200.
Het Stedelijk Bestuur heeft onlangs aan den Heer P. van Hees, Griffier
van den burgerlijken stand een fraaije gouden snuifdoos geschonkenmet
de jaartallen 1795 en 1845, en van binnen op den deksel het opschrift: de
stad Utrecht aan den Heer P. van Heesmet een geleidenden brief, waarin
het Bestuur hem dank betuigt voor de 50 jaren trouwe dienst aan de stad,
in onderscheidene betrekkingen bewezen.