LEYDSCHE COURAN BTNNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt WOENSDAG, 15 JANUAR1J. Zuturdag avond uit. De Prijs der Courant is ƒ13 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 14 Januarij. Men verneemt dat de Heer W. Hendriksz, doctor in de genees-, heel- en verloskunde, het voornemen heeft opgevat, om het eertijds bekende etablisse ment tot algemeene ziekenverzorging, te Zuiderburg bij 's Gravenhage, in den bestaan hebbenden geest van wijlen zijnen vader, onder den titel van direc teur, zelf te aanvaarden. De Heer Gouverneur der provincie Zuid-Holland heeft dat etablissement aan de belangstelling en deelneming der stedelijke en plaatselijke besturen aanbevolen en hen tevens verzocht, dit ter kennis te bren gen van de armbesturen, administratiën van gestichten en instellingen van liefdadigheid binnen hunne stad of gemeente. De Godsdienstvriend van Januarij, beval een verslag van het opont houd van den Bisschop Grooff, aan den Helder, zijne geboorteplaats, alwaar Z. H. W. is scheep gegaan. Voorts een' brief van hem zeiven aan den Bisschop van Curium, uit Cowes, waar zijn schip, na een ander te hebben overzeild, met zware averij is moeten binnen loopen, en eindelijk een' brief van eenen Missionaris uit de IV. Indië, die schrijft, dat de bevolking, bij welke de Bis schop zulke treffende herinneringen heeft achtergelaten, opgetogen was bij de bezigtiging van het door hein gezonden portret, hetwelk Z. H. W., vóór zijn vertrek van bier, tot dat einde had laten vervaardigen. Deze beeldtenis, die door sprekende gelijkenis en keurig penseel uitmunt, is het werk van onzen verdienstelijken en geachten stadgenoot, den Heer Davidson. Naar men ver neemt heeft die kunstschilder eene fraaije teekening naar zijne schilderij vervaar digd, om op steen te worden gebragl, die weldra in het Jicht zal verschijnen. Van de 52 Vorsten van Europeschen afkomst, onder welke de Keizer van Brazilië behoort, waren, bij den aanvang van dit jaar 1845, drie boven de 70 jaren oud, namelijk de Paus, die 79 en 3 maanden, de Koning van Hanover, die 73 jaren en 7 maanden, en de Koning der Franschen, die 71 jaren en 3 maanden telt. Onder de overigen zijn er tien tusschen de 60 en 70, veertien tusschen de 50 en 60, dertien tusschen de 40 en 50, drie tusschen de 30 en 40, zeven tusschen de 20 en 30, en twee, namelijk de Keizer van Brazilië en de Koningin van Spanje tusschen de 10 en 20 jaren. Gedurende het afgeloopen jaar 1844 hebben er twee veranderingen in het personeel der regering plaats gegrepen, door het afsterven van den Hertog van Saksen Co! urg-Gothaop den 29sten Januarij, en door dat van Koning Karei Jan van Zweden, op den 8stcn Maart van dat jaar. Volgens de heden ingekomen rapporten was het ijs op de AVaal den llden genoegzaam opgeruimd, alsmede op de Merwede, iu het Steurgat en de Bak- kerskil. De Lek was vrij van ijs tot beneden Lexmond, en de IJssel tot Zalk. Van daar benedenwaarts zat het overal nog vast en den 10dttl was men nog met sleden van Schokland naar Kampen gekomen en derwaarts ge gaan. Ten gevolge van de gelukkige opruiming van het ijs was dan ookmet uitzondering van Overijsselde algemeene rivier-correspondentie opgeheven. 's GRAVENHAGE, 12 Januarij. Laatstleden Donderdag heeft H. K. H. Prinses Louise, Dochter van HH. KK. IIH. Prins en Prinses Fredcrik der Nederlanden, hare geloofsbelijdenis afgelegd voor den Weleerw. Heer Hofkapelaan I. J. Dermout, in tegenwoordigheid der Ko ninklijke Familie. Heden morgen heeft H. K. H. met Z. M. en hare doorluch tige ouders, voor het eerst, in de Kloosterkerk het H. Avondmaal bijgewoond, 't welk door voornoemden Heer Hofkapelaan bediend werd. Z. Exc. de Heer Roch ussenMinister van Staat, buitengewoon Gezant en gevolmagtigd Minister van ons Hof bij dat van België, is in deze Resi dentie aangekomen. Het voorloopig verslag betreffende het tarief voor in-, uit- en doorvoer bevat hoofdzakelijk de volgende bedenkingen 1°. Omtrent de beginselen van welke men moest uitgaan, werd door allen vrijheid van alle takken van nationale nijverheid op den voorgrond gesteld maar men was het niet eens, in boe verre bij de erkende noodzakelijkheid van handelsvrijheiddeze ten behoeve der nijverheid moest worden beperkt of ge wijzigd. Velen meenden, men mogt de ondeischeidene bronnen van welvaart niet aan den handel opofferen, maar moest bij de handelsvrijheid tevens onpartijdige en gelijkmatige bescherming aan de nijverheid verleenen. De meerderheid achtte het stelsel van bescherming verderfelijk voor den bloei des lands en onbillijk ten aanzien der verbruikers of het algemeen. Door dit stelsel krijgt de nijverheid eene kunstmatige rigting, en loopt men gevaar de natuurlijke bronnen van welvaart langzamerhand te verstoppen. Door beiden vrijen loop te geven zou men derzelver belangen het best in overeen- eenstemming brengen met die der ingezetenen in 'talgemeen. Men moest dus het stelsel van vrijen handel aannemen, dat van bescherming laten varen doch ter voorkoming van schokken enkele uitzonderingen gedongen ten behoeve van fabrijken die baar bestaan aan dat stelsel verschuldigd warenen nu niet in eens alle bescherming konden missen. Maar bij vrijheid van handel kan en moet deze toch in billijkheid de schat kist stijven. Matige regten, niet ter bescherming maar als belastingzouden door minder tot sluikcrij uit te lokkengelijk de ondervinding leertnaar evenredigheid hiertoe meer opbrengen dan hooge. 2°. Bij de toepassing dezer beginselen op het tarief, hebben 25 leden zich verklaard voor het plan om de onvermijdbare beschermende regten bij afdaling van b. v. j of 1 pCt. jaarlijks voor een bepaald getal jaren tot op een vast regt te verminderen. Anderen verwierpen dit als ongenoegzaam ter bescher ming. Een ander denkbeeld om bet tarief bij wijze van proefneming voor eenige jaren vast te stellen vond tegenspraak als te gewiglig voor proefneming en onnoodig om dat het later altijd kan worden gewijzigd. 3°. Omtrent de regelen bij de bepaling der regten te volgen, heeft de meerderheid gemeend dat het maximum voor bescherming 6 pCt. van de waarde kon zijn; anderen achtten 3 pCt. genoeg, omdat de sluikerij tegen 4 pCt. gedreven wordt. De meerderheid wenschte het vaste regt op den invoer, tot 1 pCt. op de waarde terug te brengen, en den uitvoer slechts in zeer enkele gevallen matig te belasten. De doorvoer wenscht men geheel vrij te zien en men heeft met genoegen gezien, dat de Regering daartoe is genaderd. Men achte de opheffing der opcenten wcnschelijk. Sommigen meenden dat deze, in zoo verre ze niet te missen waren, liever met het regt vereenigd moer- ten worden, ten gemakke der vreemdelingen; anderen achtten het bedenkelijk om een tijdelijk regt aldus in een blijvenden last te veranderen. 4°. De voordragt omtrent de differentiële regten werd genoegzaam alge meen afgekeurd. De tegenstanders der bescherming waren natuurlijk ook te gen bescherming ten gunste van artikelen onder Ned. vlag aangevoerd. Der zelver voorstanders begrepen niet, waarom aldus eenige artikelen boven ande ren moesten worden begunstigd, en achtten ook die regten veel te hoog, ja als een verbod van invoer dier artikelen met vreemde schepen, 't geen op overeenkomsten met andere staten ongunstig moest werken. De groote meerderheid verklaarde zich voor het behoud van het thans be staande stelsel van algemeene begunstiging onzer vlag, meenende sommigen dat deze begunstiging nog wel trapsgewijze mogt worden beperkt. 5°. l)c gedeeltelijke intrekking en wijziging van de bestaande graanwet vond bij 23 leden tegenspraak, velen zouden daarom tegen het tarief stem men, waarom men beter achtte die wet afzonderlijk te herzien. 13 leden waren daartegen, de overigen zouden in de beslissing der Regering berusten, terwijl bij de behandeling der artikelen van het tarief, de Kamer over de voor- gedragene wijziging haar oordeel zal uitbrengen. 6°. Over den maatstafof namelijk het regt zal geheven worden bij gewigtgetalmaat of bij de waardeverschilde men veel. Iedere maat staf had zwarigheden de meerderheid meende echter dat de waarde de eenige natuurlijke en billijke maatstaf was, en verre de minste zwarigheden bij de invordering der regten en ingcvalle van benadering, bij te lage aan gifte opleverde. 7°. In de wet op de heffing werd algemeen verandering verlangd. Ver mindering der nog door ministeriële inslruetiën uitgebreide formaliteiten, herziening van het entrepot-stelsel, uitbreiding van fictief en particulier entrepot en regeling bij de wet, van leges voor ambtenaren, indien deze noodig waren. 8°. Men verlangt opgave van de opbrengst van elk artikel in de laatste jaren om te beöordeclen, of sommige, uithoofde van het geringe dier opbrengst, niet onbelast zouden kunnen blijvenalsmede opgave van het beginsel der voordragt, hetzij als belasting, hetzij als bescherming, hetzij ter bevorde ring van het sluiten van traclaten met andere natiënaanwijzing van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1