COURANT./ LEYDSCHE N°. 72. f/<r 1844. 13 DECEMBER. W i v 1r VRIJDAG, BIY\K_\LA>DSCHK BERIGTEN. - \<J, De Courant wordt driemaal in de week uitgegeven, des Maandags, Woensdags en Vrijdag,. De Maandagsche Courant wordt uit koof de van den Zondag Zaturdagavond vcrknjgbaar gesteld, en de Advertentiën voor dat nommer worden Zaturdag vöör drie ure verw'aol De prijs van deze Courant is f 3.voor de 3 maanden. LEYDEN, 12 December. Gisteren trof op nieuw een gevoelige slag onze Hoogeschool, door het ai- Sterven van den Hooglceraar IJylenhroek. Mij werd door Hem, in wiens hand onze adem is, in de kracht des levens opgeroepen. Zijne diepe wijsgeerige kennis werd door bevoegden hoog geroemd; zijne bescheidenheid en nederigheid, en zijn eenvoud van gemoed, die hem de wetenschap deed plegen, om haar zelve, en zonder bijoogmerken, werden door allen bewonderd. Zijne onpartijdigheid, zijne regtvaardigheidwaar zij in de toepassing zijner ainbtspligten iets strengs hadden, door zijne persoon lijke beminnelijkheid getemperd verwierven hem de hoogachting en de liefde zijner leerlingen. Zijn onderwijs blonk uit door eene methodieke behandeling der moeijelijkste leerstoffen en door eene helderheid van voordragtdie steeds getuigenis gaven van zijn echten waarheidszinen zijne lessen vruchtbaar maaktenzij werden zelfs door henwier vermogens middelmatig waren met naauwgezetheid gevolgd. De berinnering van de zeldzame vereeniging zijner talenten en deugden en van het geduld, waarmede bij zijn langdurig pijnlijk lijden doorgestaan beeft, en daaronder is blijven arbeiden, wat zijne kwijnende krachten ver- mogten, maakt zijnen dood aandoenlijk voor ambtgenooten en leerlingen. De Hoogeschool zal hem betreuren. De Wetenschap telt eenen verlichten be oefenaar, het Land eenen braven minder. Bij het aanbieden van het ontwerp van wet tot verbetering der grond wet, aan de Tweede Kamer, heeft de Heer Thorbecke in dezer voege het woord gevoerd Hij verklaart, dat zijne medeleden, zoowel als hij, het als een pligt be schouwen, dit voorstel te doen. De groote meerderheid van de vergadering toch heeft bij meer dan eene gelegenheid haar verlangen tot wijziging der grondwet kenbaar gemaakt. Ook buiten de Kamer heeft zich de wensch daartoe al meer en meer geopenbaard. Inzonderheid bij gelegenheid der dis- cussien over het ontwerp van adres, in antwoord op de troonrede, is het geblekendat de overgroote meerderheid der Kamer dat gevoelen deelde. Men beeft getracht, bij dat adres dien wcnsch aan den troon bloot te leggen. Doch de eerste Kamer heeft, bij herhaling, zwarigheid gemaakt mede te wer ken tot bet overbrengen van dien wensch aan de Kroon, indien niet vooraf de noodzakelijkheid der veranderingen, die men op het oog had, bij eene .wet ware uitgedrukt, en de daar te stellen verandering niet juist ware aangeduid. I)it een en ander maakt het voor de voorstellers tot pligt, de handen in een te slaan en de hervorming te beproeven, die hier dringend noodzakelijk ge oordeeld wordt. Zij vonden zich daartoe te meer gedrongen, als zij bedachten dat de kroon in de meening kon verkeeren, dat de Kamer het omtrent de herziening niet eens was; terwijl zij welligt niet ongeneigd zou zijn, hare toetreding tot een voorstel te verleenen, dat de volledige uitdrukking wezen zou van de wenschen der volksvertegenwoordiging. In allen gevalle, welke ook de uitslag moge zijn der poging, door de voorstellers in het werk gesteld wordende, zij zullen steeds de overtuiging hebben, hun pligt vervuld en het hunne gedaan te hebben tot bereiking van bet groote doel, dat de meerder heid der Kamer zoo dikwerf verklaard heeft te wenschen. Het baat niet, steeds van herziening te gewagen, en niets te doen tot herstel en tot verkrij ging van bet algemeen gewenschte. Het zou toch eene dwaasheid zijn, van de Kroon een voorstel tot herziening te verlangen, wanneer er geen eenheid bij de Kamer bestaat omtrent hetgeen men daardoor wenscht te verkrijgen. De herziening uit te stellen, tot dat het gebleken zou zijn, dat er bij de kamer genoegzame eenstemmigheid over sommige punten zoude bestaan, ware almede eene dwaling, want, de voorstellers vragen het, welke meerdere kans er dan over 5 of over 10 jaren zou bestaan, dat men alsdan meer eenstem mig zou handelen; terwijl op die wijze en in die verwachting van meerdere eenstemmigheid, de herziening steeds zou uitgesteld blijven. De Heer Thorbecke merkt al verder op, dat er besluiteloosheid van inzig- ten bij velen bestaat, doch dat eenstemmigheid eerst bij grondig onderzoek en overweging tot stand gebragt zal kunnen worden. Buiten alle deze redenen, bestond er nog een gewigtige grond, die de voorstellers genoopt heeft het voorstel aan de vergadering te onderwerpen. De wetgevende magt is door de kroon geroepen tot het tot stand brengen der wetten nopens het stem- en kiesregt, en dit wel ter voldoening aan art. 6 der grondwet. Dat onderwerp is geene zaak van gewonen aard: het zijn geene wetten voor 1 4 2 jaren vast te stellen. Maar worden die wetten tot stand gebragt, dan zal er het gevolg wel van moeten zijn, dat de grondwet voor langen tijd onveranderd worde gelaten. Wanneer men nu niet van het regt gebruik maakt, om een voorstel tot verandering der art. van de grondwet, nopens het stem- en kiesregt, ta doen, dan kan men ook niet weigeren de voorstellen, van Regeringswege tot uitvoering van de bestaande grondwet gedaan, in overweging te nemen en tot derzelver tot standbrenging mede te werken. Het hoofddoel van het voorstel is derhalve, dat de Kamer haar stellig gevoelen nopens den aard van de te bewerkstelligen herziening aan den dag legge. Het is dan ook tot bereiking van dat oogmerk, dat de voorstellers aan de Kamer aanbieden wat de meer derheid hunner als nuttig, als heilzaam, als noodzakelijk aanmerkt. Slechts nopens enkele punten van ondergeschikt belang kan nog eenig verschil van meening tusschen hen bestaan. Ieder der voorstellers behoudt de vrijheid en het regt, om te beproeven zijne meening over zulke punten door de meer derheid der Kamer te doen deelen. Hij gelooft met een en ander den aard, de strekking en het doel van het voorstel te hebben ontvouwd. De ontwik keling van bet eigenlijke voorstel zal in eene memorie van toelichting ge schieden, welke zoo spoedig mogelijk aan de leden der Kamer zal worden medegedeeld. De voorstellers eindigen met de hoop te kennen te geven, dat het voorstel, hetwelk zij der Kamer aanbieden, moge worden het voorstel van de vergadering. De groote jagt wordt Zaturdag den 14den dezer en de jagt op ganzen eenden en watersnippen den laatsten Eebruarij 1845 gesloten. 'sGRAVENHAGE11 December. Z. M. heeft uit het bekende drietal tot Raadsheer in den Hoogen Raad be noemd Mr. W. C. B. Wintgens. Bij missive van den 5den November 11., beeft Z. Exc. de Minister van Financiën de aandacht van de Gouverneurs der provinciën gevestigd op de bepalingen der wet van 24 April 1843 Staatsblad n°. 16,) voor zoo veel betreft het te heffen patentregt van de niet binnen dit Rijk gevestigde koop lieden commissionnairsenz. De Minister heeft doen opmerken, dat die bepalingen zijn gemaakt, om te gemoet te komen aan de herhaalde klagtcn van kooplieden en winkeliers; die klagten houden niet op, en het is nit de statistieke opgave over 1843 en 1844geblekenniet alleen dat een betrek kelijk zeer gering aantal personen, onder de stafistiejse nommers 223« en 2235 begrepen, in bet regt van patent aangeslagen is, inaar ook, dat bijna geene van die aanslagen in de hoogste klassen zijn gebragt, terwijl men over het algemeen zich tot de lagere heeft bepaald, en in enkele gemeenten zelts hene den de laagste der bij de wet opengestelde klassen is afgedaald. Daarom vermeent de Minister het er voor te moeten houden, dat onder de vreemde commissionnairs en bandels-reizigersvele gevonden worden die of in het geheel niet zijn gepatenteerd ol, tegen betaling van een gering regt, ongemoeid blijvenhoezeer overigens de zaken die zij Verrigtenals belang rijk kunnen aangemerkt worden. Het is daarom van belang, dat de ambte naren uit de nachtlijstcn der logementshonders opgaven erlangen der aange komene handels-reizigersen er algemeene en meer afdoende maatregelen geno men worden tot regeling dezer aangelegenheid, waartoe de Gouverneurs uit- genoodigd zijnbet hunne bij te dragen door de zaak aan de belangstelling der plaatselijke besturen aan te bevelen. Een tweede oorzaak is, dat de vreemde handelsreiziger in de uiterste grens plaatsen, zich van patent kan voorzien, en alsdan door het geheele Rijk han del drijft. Meestal is hij aldaar in de laagste klasse aangeslagen, waartegen de Minister in zijne aanschrijving maatregelen voorschrijft, opdat de wet wel zonder overdrijving maar toch met de noodige toepassing worde gehandhaafd. Z. Exc. de Minister van Oorlog heeft nogmaals aanleiding gevonden om te herinneren, dat alle aan hein gerigte verzoekschriften, van welken aard, zells in den vorm van brieven, op zegel behooren te worden gesteld, en dat ingevolge de wet op het zegel van 3 October 1843 Staatsblad n°. 47) al zoodanige stukkenwelke niet daarvan zijn voorzien door hem bnitcn be schikking moeten worden gehouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1844 | | pagina 1