LEYDSCHE
COURANT.
1844.
VRIJDAG,
5 JULI I. W
BINNEINLANDSCHE BERIGTEN.
zk<; hu:\
-..y
De Courant wordt driemaal in de week uitgegeven, des Maandags, Woensdags en Vrijdags. De Maandagsche Courant wordt, uit
hoofde van den ZondagZaturdag-avond verkrijgbaar gesteld, en de Advertentiën voor dat nommer worden Zaturdag vóór drie ure verwacht.
De prijs van deze Courant is ƒ3.voor de 3 maanden.
LEYDEN 4 Julij.
Uit het Verslag van de Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland
aan de Staten van dat gewest gedaan, ontleenen wij de volgende bijzonder
heden
Politie. De provinciale keur, door U Edel Groot Achtb. in het verloopen
jaar gearresteerd, op het sloopen van gebouwen, is door ons aan het Hooger
bestuur ter goedkeuring opgezonden gewordenen bij besluit vau Zijne Ma
jesteit, in dato 19 September 1843, n°. 45, geapprobeerd en door ons ter
executie gelegd.
De zaak van het stem- en kiesregtbenevens den censusis alsnog bij het
Hooger bestuur aanhangig, en zien wij met verlangen eene voordragt, tot
hare regelingvan wege het departement van Binnenlandsche zaken aan
de Staten-Generaalte gemoet.
Staten-Generaal. Provinciale Staten. Onder de leden welke dit ons
gewest in de Tweede Kamer derzelve Staten-Generaal vertegenwoordigenzijn
in 1843 door U Edel Groot Achtb. de Heeren Jhr. Mr, Gevers van Endegeest,
Verwey Mejan en Anemaet op nieuw verkozen gewordenin plaats van den
Heer Staatsraad Jhr. van Hoorn van Burgh, de Heer E. P. de Monchy, als
mede de Heer Mr. Faber van Riemsdijk toen Uwer Edel Groot Achtb. mede
lid, in plaats van den Heer Mr. van Nes, welke zijn verlangen had te kennen
gegeven, om buiten aanmerking te mogen blijven terwijl in Uwer Ed. Gr.
Achtb. buitengewone vergadering in de maand Maart jl., de Ileer Mr. Thor-
beckeHoogleeraar te Leydenin plaats van den zoo onverwachts overleden
Graai' van den Bosch, welke eerst in 1842 tot die betrekking door U Ed. Gr.
Achtb. was gekozen geweestis benoemd geworden. Omtrent deze allen
kunnen wij vermeldendat zij in de vergadering van Hun Edel Mog. hebben
zitting verkregen.
Het is U Edel Groot Achtb. bekend, welk eene verandering ons gewestelijk
bestuur in het verloopen jaar heeft ondergaan.
De Heer Graaf van der Duyn heeft gemeend het beheer van hetzelveniet
lang na het leest van zijn vijf en twintigjarig beheer, van welks viering in
1843 de herinnering bij U Edel Groot Achtb. nog levendig in het geheugen
ligten derhalve na hetzelve gedurende een tijdvak van bijna 26 jaren te
hebben waargenomen, met een meer rustig leven te moeten verwisselen.
U Edel Groot Achtb. zullen ons verschoonenzoo wij hier niet treden in
eenige uitweiding van al hetgeen door dezen Staatsman gedurende gemelde
reeks van jaren, tot welzijn van ons gewest is verrigt; de herdenking aan dat
alles zal steeds bij ons allen blijven bestaan, en wij uiten alleen den wensch,
dat hij nog vele jaren die rust moge smaken, welke hij thans geniet, en dat
de overtuiging, van een werkzaam en voor het algemeen nuttig leven te
hebben geleid hem daarbij de grootste zelfvoldoening moge schenken.
Het gemis van zulk een man konde niet beter voor dit gewest worden
vergoed, dan door den waardigen Voorzitter van deze Vergadering Jhr. Mr.
Ridder van der Heim van Duivendijkeaan wien door Zijne Majesteit onzen
geëerbiedigden Koning in zijne plaats het bestuur van hetzelve werd opge
dragen alsdoor veeljarige ondervinding in de besturing van een naburig
gewest, zoo geheel op het standpunt staande, om zijne daardoor verkregen
ervaring ten nutte van Zuid-Holland te kunnen overbrengen.
In uwe buitengewone vergadering van de maand Maart heeft zijn Hoog Edel
Gestr. onder U Edel Groot Achtb. zijne betrekking aanvaardzijne tegen
woordigheid verbiedt ons verder over Zijn Hoog Edel Gestr. persoon tot U Edel
Gr. Achtb. te sprekenen wij voegen alleen den wensch hiernevens, dat het
ons moge gegund worden weder eene reeks van jaren ons in de voortduring
van het door Zijn Hoog Edel Gestr. aangevat bestuur te mogen verheugen.
Sinds bet vorig jaar hebben wij van deze vergadering slechts één lid door
sterfgeval te betreuren Jhr. Repelaer van Spykenissedoor de stad Dordrecht
sinds vele jaren als lid van Uwer Edel Groot Achtb. vergadering benoemd.
In zijne plaats is de Heer van der Linden, Wethouder dier stad, ver
kozen gewordenen daardoor uwe vergadering weder voltallig.
Voor den Heer Mr. Faber van Riemsdijk welke door zijne verkiezing tot
lid der Staten-Generaal dezelve had moeten verlaten is reeds vroeger de Heer
Mr. Bijleveld door de stad 's Gravenhage verkozenen heeft deze reeds in
uwe buitengewone vergadering zitting genomen.
Omtrent de Stedelijke en Plaatselijke Besturen is te melden, dat
de wet van 9 Julij 1842 op het Notaris-ambt, welke in art. 8 de Bur-
gemecsterlijke betrekking met die van Notaris onvereenigbaar verklaarde,
oorzaak was, dat in vele gemeenten van onze Provincie, van welke de
Burgemeesteren moesten aftredenandere personen hebben moeten worden
aangesteldbij het niet bestaan van zeer bijzondere redenenom voor
de aftredenden aan Zijne Majesteit het verleenen van dispensatiën te kunnen
voorstellenhetgeenbij de moeijclijkheid op vele plaatsen om geschikte
nieuwe personen te vinden in de vervulling eene vertraging heeft ten ge
volge gehad.
Thans kunnen wij aan U Ed. Gr. Achtb. opgevendat er nog 13 ge
meenten in de provincie gevonden worden, alwaar in deze behoefte nog
niet is voorzien, van welke er 10 zijn, bij wie het bezwaar in de Notaris
betrekking van den voormaligen persoon gelegen iser bestaat echter alle
hoopdat ook bij deze spoedig eene verlangde benoeming volgen zal.
Staat van bevolking. Als statistieke opgave van de bevolking onzer
gehcele Provinciekunnen wij aan U Ed. Gr. Achtb. de navolgende opgave
mededeelen opgemaakt in den aanvang van dit jaar 1844.
Volgens dezelve bedroeg de bevolking van Zuid-Holland op den 1st™
Januarij een getal van 546,975 zielen en wel in de steden 286,582ten
platten lande of de overige gemeenten 260,393 terwijl in de verschillende
garnizoenen zich 5,058 militairen bevondenen in de gevangenissen 1,948
gedetineerdenwelke allen onder dit getal berekend zijn.
Het aantal der geboorten in Zuid-Holland was in 1843, met inbegrip
der doodgeborenen, in de steden: 11,199, ten platten lande of overige ge
meenten 10,974, te zamen 22,173 dat der overledenen in de steden:
8,171ten platten lande of overige gemeenten 7,431te zamen 15,602
zoodat het getal der geboortendat der sterfgevallen met 6,571 overtreft.
Het getal der huwelijken in de steden en verdere gemeenten in 1843 was
3,922 en dat der echtscheidingen 12.
De hierboven opgegeven bevolking van 546,975 zielen, welke, bij. 1°. Ja
nuarij 1843 vergeleken, toen dezelve slechts 541,228 zielen bedroeg, eenen
vooruitgang van 5,747 zielen aanwijst, was, wat de geloofsbelijdenis, door
dezelven beleden, aanbelangt, verdeeld als volgt: 388,990 Hervormden,
131,865 Iloomsch-Katholijken, 1,104 Roomsch-Katholijken van de Clerezy,
10,757 Evangelisch-Lutherschen 275 herstelde Lutherschen, 3,100 Remon
stranten, 641 Mennonieten, 8,902 Hoogduitsche Israëlieten, 240 Portugescho
Israëlieten, 1,101 tot geen der genoemde gezindheden behoorende; totaal
546,975 zielen.
Gezondheids-toestand. De gezondheids-toestand van de ingezetenen van
Zuid-Holland was in het jaar 1843 over het algemeende voldoende, en heeft
tot geene bijzondere aanmerkingen aanleiding gegeven.
De mazelziekte was op sommige plaatsen eenigzins epidemisch te noemen
docheven als het roodvonkhetwelk zich mede hier en daar vertoonde, van
eene goede geaardheid. Kinkhoest en koortsen hecrschten in sommige stre
ken, doch hebben op niet één punt van ons gewest een ontrustend karakter
aangenomen.
Alleen vertoonde zich de kinderziekte op enkele plaatsen nog al sterken
leverden dein de gezamenlijke rapporten van de beide geneeskundige com-
missienals aan deze ziekte geleden hebbende voorwerpente zamen een cijfer
op van 2,137, van welke alleen in het ressort van de provinciaal geneeskun
dige commissie te 'sGravenhage 1,051 mender dan in 1842 terwijl er
binnen de stad 's Gravenhage van het geheele getal 1,333 gevonden werden.
De aard van deze ziekte was echter goedaardig en de sterfte was één van
de zeven lijders.
Koepok-inenting. In het jaar 1843 zijnwat de koepok-inënting aan
gaat, echter een grooter aantal personen gevaccineerd geworden dan in 1842,
zijnde het nu opgegeven getal geweest 9,187, waaronder 5,780 gratis tot
welke vermeerdering de vermelde zich hier en daar vertoond hebbende kin
derziekte schijnt te hebben bijgedragendaar de algemeene opmerking mede-
bragtdat bij vroegere gevaccineerden indien bij deze de ziekte zich hoe
wel zeldzaamopenbaardedezelve steeds in een gematigden graad werd
waargenomen.
De redendat de vermeerdering der vaccination alleen bestond bij zulken
voor welke belooning werd verstrektmoet gezocht worden in de ophefling