"♦Ill villi: J e de M nje in ikes, UntiliJ met lierioe ween, 4r« A". IS S3. L E T l> S MAANDAG, k:;'f rjr.VTjOK" j5 TT?' A". ismr-:^ V NEDERLANDEN. LeyDEK, 54 December. In de provincie Zend-Holland benoemd O! Dijkgraaf Eenhoornen coc Heem*aad Zijre M«i. heeft tot. VID ^en Elderspolder onder Hoogvliet P A van Kralingentot Dijkgraaf van het Nieuwland G. Vink, en to: Heetn «'id R. Schelling; en tot Heemröad wan den polair Zmdiand H. van Dijk, ji 'jvlen verneemt dat, nadat het overlijden van Zijne Msj. te 's Hagè 'bekend geworden, op Viijdag den i5'Jen de«"r door den Kantonregrer 1 dier stede, ingevolge het bepaalde bij arc. b6o van het Wetboek van inreerlijke regtsvordering, eene verzegeling'is genaan in het Noordemdeten behoeve van de afwezige erfgenamen. Prins F» e der ik der Nederlanden en -Primef Albert van Pruissen. Den Volgenden dag zijn door den Nocarii Schicfbaan aan denzelfden Kantonregcer aangeboden twee holografische uiter- tte iiHen van den overleden Vorst, en zulks ter voldoening aan het voor- 384. van het Burgerlijk Wetboek. P jfl» wiIIP" ichrift va® art. De Staatscourant van li. Vrijdag öiaakt de overeenkomst bekend on« land eo Engeland, ten aanzien van het postwezen, te voren lunchen wii vermeld. t leder «1 N«, y,i 'sGravenhage meldt men van den lanen 1 |n de lining van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van beden I) iOf de Centrale afdeeling verslag uiigebragc over het 9de hoofdstuklie— ,j B, der siaatibegrooting övef de jaren 1844 en 1845. De beraadslagingen l]en plaats hebben na afloop van die over bet 8ste hoofdstuk of enderi morgen ochtend ten 12 ore. De Vooriitter legt, dat, volgens art. 44 van het reglement van orde, er •ene nadere stemming over het rapport der Commissie van verzoekschriften loet plaat» hebben. HU atelt voordat dit thans geschiede. De rapporteur ei Comm ssie echter te kennen gevende, dat Zijne Exc. de Minister van (lonenlaitdsChe Zaken verklaard heeft tegenwootdig te willen te zijn bg K beraadslagingen hieromtrent, zoo worde betloteo de zaak tot nader uit nellen. Be Commissie, belast met het ontwerpen van een sdres, In antwoord op It Koninglijke boodschap wegens bet overigden van Zijne Maj» Koning BHtm freierik, Graaf van Nassau, is daarmede in gereedheid. Dat ontwerp midi dadelijk naar de afdeelingeo tot onderzoek verzonden. Dt vergadering wórdt voor korten tgd geschorst. Kort daarop wederom lopend zijnde, zoo brengt de centrale afdeeling verslag uit over dat one aojSènpvadtes 'waarvan de beraadslagingen worden bepaald op morgen oentend p 11 «te. De Voorzitter zegt eene kennisgeving omvangen te hebben van Zijne Exc. 11 Minister van Financien ad interim houdende wgeiging in het 2de hoofd dato l) lik der begrooting, bepalende dat de bezoldiging van een lid van den Raad en, 1 w State van 6000 op ƒ5000 wordt gebragt. iderCiB Am de orde van den dag is thans de beraadslaging over dat 2de hoofdstuk: Bn it Hooge Kollegien van Staat. ;EK. Debeer van Dam van Inelt herinnert, dat hij, bij de vorige behandeling, Ihoofdiiua algekeurd héfcft om redenen boiien de- begroo.hig gelegen, Hfj wade daartoewat men ook hiervan zegge, het regr te hebben, omdat, KD .11 in alle constitutionele Staten, ook hU ons iedere financiële wet OR.MD 5 (M Hiatkundige wet is. Overigens heeft hij op het hoofdstuk zeil", en e.e V" fatldeiijk op het tractement van den vice-President van den Raad van 0,1 lie geene aanmerking gebad. Thans heeft men nopens dat tractement een finsel aangenopien, of liever is men daarvan afgeweken. Den vice-Presi- Itlomt, wanneer men hem als Minister, Secretaris van Staat beschouwt, 12,000 toe. Beschouwt men hem ais zoooanig niet, dan nehoort men hem geen 900Öen dus meer dan den President van den Hoogen Raad ïliefde (|e |enneDi Zoo even heeft men vernomen, dat het bezwaar nopens het in (So) iciement van een lid vah den Raad van Saie is weggenomen. Dit alles, enen ki redet)aar, is echter vaD ondergeschikt belang. Zijn hoofdbezwaar is itin gelegen, dat de post voor den Hoogen Raad van Adel op de begroo 1 ig i« gebragr. In 1818, ot" liever tot dien lijd, is dit mede het geval SeLJEBi I(e,ti Destydi zijn daartegen vele aanmerkingen door de -wetgevende ijl gemaakt. De Regering heeft aan dien wensch voldaan, en sinds 1819 nu de post niet meer op de begrooting voor. Sedert hebben zich van dtot enkele stemmen doen hooren om deozelven er wederom op te brengen, n, lieden der Kamer, die dit begeerden, waren echter weinig in geial en _..L»i:4l. L A. -J 1» I* A A t J 1 JA* 4 n MW* AMNSAM 4 AA 3 9 d Lfjgen waarschgnlgk van het denkbeeld uit, dac de ambtenaren bg den ie dull 'Adel, Siaatsambtenaren zgnen de uitgaven daarvan op de begrooting VER! leltD 1""IleD« Hun denkbeeld is echter onjuist, want het kollegie is, naar I sard van deszelfa inrigting, niet dan eene Hof-Commissie strekkende tvoorlichtingin verband tot het Koninglijk praerogatief. In den laatsten Geipiidii, wanneer het constitutionele begrippen betrof, dikwerf gespoken van 'ER-Z1 Herbled voor de regten der kroon, veel van het praerogatief, In het SAPPE1 detbavige geval is dat praerogatief geheel over hec hoofd gezien. Art 63 e PUK I grondwet geeft aan den Koning het regt om tot den Adelstand'te verheffen, rieven/r ut In verband tot den Adel staat, kan alleen door den Koning beoordeeld beslist worden. De Raad dient alleen tot consideratie en advgs. Wanneer ovr door de beoordeeling der Kamer, het praerogatief verkort, dan tftde Minister, die dit den Koning aangeraden heeft, een* raad gegeven, den, I' jdiu net j,et re(,t ,jer kroon. Men zegge niec, dat dit met toestemming aria een geschied ia. Deze heeft geen regt, afstand van een praerogatief ifffi l'°en! ',et Been eiBendö,n ïan den regerenden Vorst, maar van een* sis KUi ,gwe„|gen Koning. Met betrekking tot het volk is het ook bezwa. ot «u k 2 den post op de begrooting te brengen. De uitgaven bedragen 24,000, d l)*®' on<ier de nadelen slechts 8öoo voorkomen. Men mag dus ntet, f d«» U1 behoeve eener bijzondere Hof-Commissie, en bg den zorgelijken toestand '1 lands fioancien, de Natie met eene uitgave van 16,ooó belasten, zes ur: i» heeft gezegd, dat er, tot bestrgding daarvan, een bijzonder fonds bestaat, ubliek I bg de wet zal worden geregeld. De wetgeving heeft echter geene ILAND, I'«»er gelden te beschikken, welke een bijzonder eigendom zijn, door g «ingep's hgiondere klasse der maatichappg bijeeugebragr, en waarvan aanvan- 'Uk het plan is geweest, hetzelve atn te wenden voor afstammelingen van tore sraspuke familien, die In behoeftigen toestand verkeerden. Dit is ook zoo '1818 begrepen, toen op de deswege door de Kamer gevraagde inlichun* 1, van regeringswege is gesntwoord dat de Koning later over de gelden diploma's van den Adel zou beslissen. De Kamer heeft daarmede genoe. genomen, Wanneer men zich eene wettige regeling voorstelt, dan Ie» er tevens, daar het fonds telkens aangroet, bepalingen moeten gt. ilt[ yeotden, wat in bet vervolg zal plaats hebben, wat een ieder, om tot te Ley! C O 11 R A N 25 DECEMBER. den Adelstand verheven re Worden»a! moeten betalen. Onwillekeurig herinner, men zich hierbij hetgeen m Doiischland plaats heeft, alwaar men voor bepaalde sommen edelman kan worden. De voordragt ia dus onaan neembaar, omdat daarbij het Koninglijk praerogatief geschonden wordt; Omdat men eene onwettige daad zuu begaan met de regeling van het fonds, of, indien men daartoe niet overging, een* last vin f 16,000 op de Natie zou leggen, voor iets. waarbij zij ge?n belang heeft. De heer van Golp.tein zegt tegen de vroegere begrooting twee bezwa-en te hebben gehad j i°. het stelsel nopens de trac ementen der ambtenaren die vroeger eene be rekking hebben gehad. Waaraan eene grooter honorarium was verbonden, en 4°, de weglating van den post van den Raad van Adel van de begrooting. In beide bezwaren re gemoet gekomen zjjnde, zal de spreker ziine lom aan het hoofdstuk niet weigeren. De heer Luzac deelt het gevoelen van d,n vorigel) redenaar. Hij herin nert bovendien den eersten spreker dat het verlangen, om den gemeldeit post op de begrooting ie brengen, niet door eenige weinigen gevraagd is g dat daarop bijna jaarlijks, als men het hier zoo noemen mag, door de oppo sitie is aangedrongen. Ook die redenaar zelf heeft daartoe behoord. AldjJ heeft men begrepen dat, wilde de begrooting volledig zijn, ook de port van den Raad daarop moest gebragt worden. Tot 1818 is die ook het ge> geweest. Toen is op de weglatiog tangedrongen, omdat de Inkomsten niet in evenredigheid stonden met de uitgaven, evenzeer als men toen gewild heeft dat de koloniën r.jet op de begrooting zooden verschynen, omdat dezelve het land meer kostten dan opbragten. Diezelfden beginsel heeft bij het weglaten van den Raad voorgezeten, en geenszins de aard van hec kol. legle. Hetzelfde is geene Hof-Commissiemaar wel degelijk een Siaais- Kollegie. De voormalige Koning van holland heeft ze als zoodanig ingesteld, Zijne genomen besluiten kannen dit geioigen. Toen bg later Maarschalken van Holland heboemde, mishaagde dit zijn* broeder, den Keizer, die niet wilde dat een kleine Staat met een' grooten gelgk was, en hg gaf dos bevel de wet deswege In te trekken. Zijne Maj. Willem I nerstelde bet kollegie. Uit de besltgiten deswege kan duidelijk blijken, dat men hetzelve bic een geheel ander oogpunt beschouwde dan dst eener Hof-Commissie. Dezelfde Regering, die in 1814 de zaak nerstelde en den Raad op de begrooting bragt en dus als een Staacs-Kollegie beschouwde, heeft dien daarvan later atgeno men, omdac dit een der punten was, waarmede de begrooting dreigde is vallen. Men wist dus geen beter middel dan dien post er af te laten, even als men dien nu er wederom op brengt, De redenaar werpt de beschut, djging van zich af, alsof hij de handen aan fondsen zou willen slaan, waar. over hij de beschikking niet heeft. Die punt zal nader beslist dienen ie worden. Zoo het fonds aait wettige eigenaren behoort, dan zal daar niemand de handen aan «laan. 1 Wat het Koninglijk praerogatief betreft, zoo dat hier geschonden werd, dan zou ook de Kanselarij der Ridder-orde nier 00 de begrooting moeten voorkomen. Dit behoort ook tot het Koninglgk prae rogatief.De redenaar eindigt met den wensch te kennen te geven, dat spoedig tot eene herziening onzer gebiekkige instellingen moge wordeD over gegaan. Dikwerf toch is men in de noodzakelijkheid, om een gering bezwaaf een IniotdsfOlt «f te jtennneir, naardien het regt van amendement uitgesloten Is. B",j eene herziening zou dan ook de vraag, om het honorarium der ieden tot reis- en verblijfkosteu te bepalen, alsmede andere gubsien, ter sprake kunnen gebragt worden. De heer van Rappard zegt Iteed» vah gevoelen geweest ce zijn, dac de Hooge Raad van Adel op de staatsbegrooting diende voort te komen. In den tegenwoordigen stand vah Zaken, zoo lang er geene behoorlgke wettelijke regeling van het fonas van deze instelling zal hebben pliati gehad, had hij gewenacht, dat deze nitgaven ook voor ditmaal van de begrooting waren weggelaten. Hij vreest, dat uit eene aanneming van het ontwerp zal kunnen worden afgeleid, dat het bedoelde fonds een eigendom was van den Staat, Zijn gevoelen voor de billijkheid en regtvaardigheiddat er door de wetge ving over dat loads' worde beschikt, is nog niet bestemd. Hii is 00» na dacht, dat, bg eene aanneming van dit hoofdstuk, de uatie f 16,000 meer zai moeten betalen ten beuoeve van de gemelde instelling. Hij vertrouwt, dat die inrigting belast zal biijven met de voldoening der uitgaven, welke toe nu toe door haar betaald zijn. De heer van Dam licht zijne vorige rede nader toe. Hij protesteert ef plegtig tegen, dat hy met de opposite, waartoe hij dikwerf het zich tot eer rekent ie hebben behoord, aangedrongen zon hebben om den Raad op de begrooting te doen verschijhen. Als voorzitter eener afdeeling heeft de argumentation van eenige leden dier afdeeling bekend gemaakt: die was ng verpligt. Bij de Kanselarij der W llems-orde bestaat niet hetzelfde be^ zwaar als in het tegenwoordig geval. Hieromtrent zegt art. 62 der grondwet niet anders: dan dat de Koning in den adelstand verheft, terwijl men in art.6J leest, dat de Ridder-orden, door eene wet, op het voorstel des Konings. worden ingesteld; die uitgaven moeien dus op de begrootiog voorkomen, Voor andere regten, zoo als van jagen, enz., wordt betaald krachtens eene wet, omdac geene belasting dan bg de wee mag worden geheven. Dit is niet het geval met de jura van den adelstand, ten zij meo Zou willen voor onderstellen, dat de Koning dat regc steeds tegen de wet geheven heeft. Het is geene belasting, maar eene vrywillige bgdrage. Men moet dus, toé bestrijding der kosten, of de lasten der natje verhoogen, of een fonds aan. spreken, waarop men geen regt heeft, De haer den Tex betoogt, dat bier het praerogatief niet geschonden wordt, Dac regt is heilig. Het moet echter Uitgeoefend worden: hec is onderhevig aan bepalingen. Tot dat praerogatief behoort meer, zoo als de benoeming tot posten; de kosten daarvoor komen echter op de begrooting, Hec is zoo, art. 62 zegt alleen, dat de Koning tot den Adelstand verheft, maar dit is ook elders het geval, In art. 55 staat ook ook alleen, dac de Koning alleen de Gezanten en Consuls benoemt: evenwel komen de kosten op de staats- begrooting voor. Dit is ook met het regt van de munc, by arc. 61. Ook in het onderhavige geaal kon dit toegepast worden. Dac men den schgn zou erlangen of de Adel, even ais in Duitschland, te koop was, doe: hier niets af, daar het onverschillig is, onder welken titel men betaalt. Alle staate-inkomsten moeien in de schatkist gestort worden. De redenaar eindigt met de meening van een' voriigeh spreker re deeien, dat hU echter door de beslissing tier Kamer niets wil geptaejudicieerd hebben nopens de bestemming van het fonds voor den Raad van Adel. De heer Sehoeneveld n niet van meening, dit het met het Koninglijke prae rogatief snijden zou, da: de Raad van Adel weder op de staatabegrooting wordt gebragt, maar hij acht het bedenkelgk voor den lande, dat die inatel ling naatop weder zal voorkomen. Is nu eenmaal vastgesteld, dat de Hoozs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1