EYDS O II 'C O V R A ipPfe. n' ™l"^séV 3 *Df18, regé; i'ilïï- elijfcé rale, mog. té er» veef Wii Idheef afgé. ie e!'< oü él vig reed! M A A N O A G', NEDERLANDEN. L e 7 d e n s 8 October. \T* .-'AsA>0^ yi fS s? 4 MOVfft. r&ii 9 OCTOBER \vr HH. MM. hebben den jrden het buitenverblijf aan het Scheveningsche feriJfiS* Lk verlaten en H. D„ paleis re ''s Gra venhage becrokken. ne Zijne Maj. heeft 3000 gegeven, ten behoeve van de Vereeniglng 'e sief AfflSterda®» om behoeftrge ambachtslieden werk te verschaffen, 'roejig'Laatstleden Donderdag heeft de echtgenoot van den ter dood veroor- miinen elden van Stents, met haar kind bij zich, voor den Koning een voetval andetedaan» toen ZUne M»j. ^et paleis van den Prins van O anjs wilde verlaten. alleen!0 als natuurlijk is, kón Hoogstdezelve haar geene gronden van hoop gé vat."» maar Zijne M,aJ» heefc niet te min de ongelukkige mee minzaamheid legend en haar in het opstaan behulpzaam geweest» I enden-"* perste Kamer der Staten-Generaai heeft de wetten (betrekkelijk betreft spec'a'e fondsen van c'e gevangenissenren van hec zegel, door de Tweede 'nier goedgekeurdaangenomen. behoor.meenen te moeten terugkomen op de redevoering welke in de •Nedefo'n£ van Tweede Kamer der Staten-Generaal van Woensdag jl. door heer van Dam van hielt, ten aanzien van het hoofdstuk Departement van ,de is gehouden. •roii»detd)e heer van m van *iSe" .v»ngi aan niet te herinneren, welke droe komt de6 getf0,£en ket rMd.» toen weleer 'n ons Vaderland de krijgsmagt niet "geweffei°Dd de kinderen des lands. Toen tnoesc men de toevlugt nemen ruiterij, werden a's koopwaren behandeld. Het was de gewoonte eene t werlw.P3^ te koppen. ^sn daar dafi ook de weinige achting, welke men, dsfi ket- a'£euiee"» hier te lande aan den krijgsmansstand toedroeg. In ca 1830, gedurende de bekende gevaarvolle oogenblikken, toen !(ier van elk gezin de naaste betrekkingen te wapen waren gesneld, hg de achting teruggekeerd, en stood de krijgsman bij de bevolking len. m 7 nte,lct over alle zijden met kracht de Het tiende hoofdstuk, van terdam; ch. eden he-K aanÜeteekend. Dcch weldra werd van »t hoofd" van bezuiniging op Oorlog aangeheven. d van Jp&hetwelk een zoo aanzienlijk gedeelte der begrooting vordert, was foe geschikt. Die overdreven aandrang tot besparing op dit hoofd- yan Rt<* was doelmatig, noch regtvaardig. Treurig is het op te ^aC» wa'n'fletr het gevaar dreigende is, en de vijand voor de deur ckevomL tnen- ^an ^et Ie£er verdert, hoog schat en inroept, maar dat, is de »n 11 *eder afgatrokkfö, men sis dan den krijgsman weder met minachting r Statfl®ek' Toch is het zoo lang niet geleden, dat toen het Vaderland door mvijand bedreigd werd, men in zekere s:ad niet wist, hoezeer men de krijgs» stemmat200 vereeren, die den vijand te gemoet gaan en de stad beschermen kking if N'e,s Was genoeg voor die edele, dappere verdedigers van hec Vader. rMaar, riffaü «ie lij is was de vijand afgetrokken en hec gevaar geweken, over i!nfWachting, d:e verêeftcg van de krijgslieden, was verdwenen, en was hun zelfs niet meer gegund de stad door te trekken. Zy verkregen lof, om dezelve heen te marcheren I im> Tweede Kamer heefc de vermindering van het hoofdstuk van Oorlog jJicht, Maar zij vcrlieze niet uit het oog, dat art. 202 der grondwet, aan 'Koning de yerpligting oplegt te zorgen, dat er ten allen tijde eene toereio ie zee- en lancmagc onderhoude worde, ter bescherming van den Staar, jl mwfe de redenaar te mogen vragen, welk lid der Kamer in srauis, té velgeschrdee.'en, of'de Wijze van verdediging van den geboortegroud, zoo als de lSTEDfoing cie op het oog heeft, juist is, cf anders zou moeten worden ingerigt leeft in de jaren 1813 en 1830 een deel uitgemaakc van hetjleger van den fe.doch bij moet verklaren dat hij, gedurende den tijd, dat hij in dienst van Vaderland gestaan heeft, zich ten volle overtuigd heeft, dat hec voor smMesrwJftingcwij'de eene onmogelijkheid is, dé doelmatigheid of noodzakelijk- perCeivaD maacregelen tot verdediging te beoordeelen. En als nu de veranc gevesw^te ^ioister verklaart, dat het hoofdstuk geene vermindering meer j ndergaan; dat de aangevraagde gelden dringend gevorderd worden; zal ogitndsi 'e ^aD afwijzen bloot en eenvoudig, omdat men bezuinigen wil? De u zegt, dat ook hij in vorige jaren het gevoelen heefc ontwikkeld, voor Oorlog, in rijd van vrede geene negen ?nilli oenen Zouden worden de id ij die meening nog voorscaac. Maar dan moet er ook Aehoorljjk verband worden daargesceld tnsschen de verdediging van het •nd en de schutterijen; dan moet men deze tot wezenlijke krijgslieden en, en soms niet tot bespotting van den achtbaren krijgsmansstand doeti et; dan moeten zij, gedurende een deel des jaars, in den wapenhan- orden geoefend; dan moeten zij voortdurend wezenlijke en waarachtigé LE JOUK"1 van het Vaderland worden. En verlangt men dit, dringt "hsrop aan, dan is het antwoord in deze vergadering steeds ge- öat hét Pruissische denkbeelden wareu, dat daardoor een Pruissi. idweer zon worden tot stand gebragt, en dat op die wijze 's lands Ih van slagveld op slagveld konden worden gesleept en zij, in plaats ig hun vreedzaam bedrijf uit te oefenen, in oorlog zonden omkomen, dit denkbeeld is niet Prnissisch, is niet vreemd. Dat denkbeeld, wapenen te dagen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat [beveiliging van deszelfs grondgebied, is een Nederiandsch denkbeeld, rerscliHlelp verpligting bij art. 201 der grondwet, aan eiken ingezeten opgelegd, an de H'8r men wezenlijke en waarachtige bezuinigingen wenscht tot stand te voorrai'!11' <',n za' men tot eene andere inrigting van ne militie en schutterijen nsehe b® '"men. Maar zoo lang dit het geval niet is, kan de vergadering niet iche en'4'» r-iet onregtvaardig te werk gaan jegens hen, die, nog zoo kort erkocht A> met eerbewijzmgen en loftuitingen werden overladen, en die hunne die bi') a's burgers van den Staat, in de ure des gevaars getrouw heb- pold, <ien Oefenaar gaat daarop na de aanmerkingen, die tegen sommige ge lurg te L', der begrooting van oorlog gemaakt zijn, inzonderheid wat betreft Er tVAftevraagde gelden voor de genie. Hij doet zien hoe uiteenloopeende en 881 R^ouwingen over de doelmatigste middelen tot verdediging van hec icht, Wijljtl zijn. Ook hij verklaart gaarne, die niet volkomen te kunnen ivoisensiejlen. Maar hij meent zich van zijne zijde te mogen beroepen op in eenePwhrift, dat veel indruk op hem gemaakt heeft, liet behelsde eenige 50. (In tegswingen over 's lands veidediging en het krijgswezen. HU roemt het EenDIlin den verdienstelijken schrijver. De redenaar is het met denzelven liegen blait het weder aanleggen van de linie van de Grep vooral In aanmer I vóór en aide behooren te komen. Aan den regteroever van de Lek, door 1 Kantore We ren van de Geldersche valei, wordt eene defensie daargesteld tot Zuiderzee. Aao de 13eiuwsche zijde zoude de inundatie, door de tapenbw 'oensdag* ONS, ATEN R.SKI. ACKERi h MM A Oranje ig den f ertoeveflk» Culemborgsche sluizen, eenen genoegzamen waarborg opleveren» Hec wer.ken van de linie van Utree t en liet weder opmaken van de vesJngec in Noord-B aband zouden eene geconcentreerde krachtige verdediging daar-- stellen. De uitvoering van dit geheele plan wordt slechts op 9 miJlioen geschic, daaronder begrepen het kanaal van 's Bosch r over Crevecoeur langs de Graaf waarvoor Noord-Braband indien de spreker wel onderrigc js zich grooce opofferingen zonde getroosten. De .kosten, b«»noodig<t onr h^r IJssel-fronti.er weder op te miken, worden op minstens 17 millioenen geschat,, en zouden rer verried g'rig eene veel grootc.rc kriigsmagc vorderen dan wi) kunnen onderhouden. De redenaar gelooft, dat men in deze oogent bJiktten wel wat te ver gegaan is. Hij geeft het toe, dat hec weinig, baat, om te zeer over de grootheid onzer vaderen «uic.ee weldenen, zich re herinneren, dat wij eenmaal aan het hoofd der Staten van Europa stonden. Doch zoo ver is het nog niet gekomen, dat wij ons zouden moeten over. geven aan de eerste mogendheid, die ons. moge verkiezen aan re. vallen. Neen, maar op den aangeduiden voet en bij eene krachtige geconcentreerde defensie is hec mogelijk, de eerste aanslagen af te keeren. De spreker verlangt echter de roaterieële defensie mee ten koste van het leger te zien daargesteld. Indien de tegenwoordige Regering niet hetzelfde talent als de vorige mogt hebben, om zich gansch en al van bondgenooten te ontt» blooten, dan zal Nederland nog niet spoedig uit de rei der volkeren van Europa worden ultgewischt, en zal bet in staat zijn, een tijd lang, den loop van zaken te kunnen afzien. Maar, om dat doel re bereiken, dringe pien nu "lót op ondoelmatige besparingen, op vermindering van h'eE leger, op de inkrimping der diplomatie. Hij houdc hec er voor* dat de besparingen reeds te verre uitgestrekt zijn. De spreker weidt voorts over de militaire school te Breda uit, en ver* langt daaromtrent een duidelijk en afdoend antwoord van den minister. Hij geeft het namelijk toe, dat de jonge lieden, die zich thans op de militaire akaderaie bevinden* een verkregen regt hebben, doch hij verlangt dat die fegc niet, door de voortdurende aanneming van jonge lieden, worde uitge breid. Anders zouden feuntiige en verdienstelijke officieren moeten achterstaan voor jonge lieden, die nog uiec getoond hebben, wat zij voor hec Vaderland ■willen en kunnen doen. De redenaar erkenc, dat de nood van hec Vaderland groot, dringend is0 Maar hij Hoopt, dat de Kamer in hec oog moge houden, dat hec afbreken in het staatkundige niet gelijk staat met het afbreken in hec materiële. Een paleis kan worden gesloopt, om later met grooter luister weder te Worden opgetrokken. Doch hetgeen men eenmaal in hec staatkundige moge hebben afgebroken, dac is later voor geen goud in de wereld meer ce her stellen. Reeds vroeger heeft hh' het gezegd, dat de natie, niet zoo zeer klaage over de drukkende lasten, dan wel over de ongelijkmatige verdeeling der- zelve. Het is de brave middenstanddie te zwaar gedrukt is. Er zijn nog inwoners genoeg die kennen en willen bijdragen, wanneer hec tot handhaving onzer eer, tot verdediging van den Vaderlandschen grond, worde gevorderd. Welligt kan het middel, om een offer op eens te vragen, ten einde mil lioenen af te lossentoe dat einde worden aangewend. Hij noodigc zijne medeleden uit, wel al het gewlgt van het oogenbiik in te zien, en toch niet nucteleos onrusc en ontevredenheid bij een groot deel der bevolking te doen ontstaan. Hij hooptdat een afgevaardigde uit Zuid-Holland (de Graaf van den Bosch'), dié een zoo hoogen rang bekleed heeft, en die volkomen overtuigd is van hec ondoelmacige van ce groote besparingen op her krijgswezen, bij de stemming over die hoofdstuk, van het door hem eeiïs opgevatte besluit, om alle deelen aer begroocing af te stemmen, zal afzien, waartoe hij thans toch te eerder zou kunnen besluiten, nu een der hoofdbezwaren van dat geëerd lid, ten gevolge van de intrekking van de belasting op de inkomsten, is komen ce vervallen. Ook hij keurt het af, dat de'besparingenop het hoofdstuk bewerkstel- ïigd, voornamelijk het personeel hebben getroffen; hij vindt het hard en onverdiend, en hij hoopt, dat de meerderheid der Kamer dit gevoelen met hem moge deelen; doch hij aarzelt, om ujt dien hoofde zijne goedkeuring aan het omwerp te weigeren, daar verdere besparingen hiérvan het gevolg zouden kunnen zijn, VVelligc zal het later mogelc;k wezen, nog die veran deringen ce maken, dac het niet noodzakelijk zal zijn,, zoo vele dappere verdedigers van het vaderland loc den bedelstaf ce brengen. Dë natie is Zegt'de redenaar, vatbaar voor de indrukken, die haar 111 r deze vergadering gegeven worden Wanneef wij hier den wensch uiten dat regtvaardigheid èn billijkheid de bechtste zuilen mogen zijn van den S^aat, dan zal die stem weerklank vinden bij de natie. Vurig verlangt de redenaar, dat het door hem aangevoerde, alware het ook slechts één lid, zal hebben overtuigd van het wenschelijke en de noodzakelijkheid tot. aanneming van het tiende hoofdstuk. In onze vorige hebben wij alleen melding gemaaktdac de wet op de; nliddelen tot dekking der uitgaven mee 41 tege'n 15 stemmen was aangeno men wij plaatsen nu hierover de beraadslagingen: De heer Oorver Hooft zegt dat de bezwaren, Welke hij bij de beraadslagin gen over hec eerste hoofdstuk had, door de intrekking van hec middel, bevattende eene belasting op de inkomsten, zijn vervallen. Voor de aangeno men hoofdscuklien zijn genoegzame middelen aanwezig. Wanneer er gewij zigde hoofdstukken zullen worden aangeboden, kan men ook nieuwe mid delen aanwijzen. De heer Vati Nagelt heeft bij den aanvang der beraadslagingen besloten tegen alles te stemmen, omdat hij gehoord had dat door eene afstemming, nieuwe voordragten zouden worden aangeboden, waarin door een vasten bekwamen Minister, overeenkomstig het verlangen der Kamer, aanzienlijke verminderingen naar een algemeen stelsel van bezuiniging zouden zijn aange- bragt. Hij. vreest, dat, door de uitspraak der Kamer, dac uiczigc verloren is. Wat de onderhavige voordrage betreft» de middelen sluiten niet, hij zal,er zich tegen verklaren. De heer van Ryckevorsel is van gevoelen, dat de afstemming van sommige deelen der begrooting geene reden moet opleveren tot afstemming der mid delen, en dat de uitneming van eene belasting op de inkomsten uit de mid delen een bezwaar bij sommigen wegneemt., liet bezwaar van den laatsten spreker' kan eerst ter sprake Itoiïien, wanneer een nieuw ontwerp zal worden aangeboden. De redenaar neemt aan het slot dezer beraadslagingen de gelegenheid waar, om aan te toonen, dat de Regering, de Vertegenwoordl. ging en de Nótie er belang bij hebben, om spoedig voor goed uit den tegen- uoordigen staat van spanning ie geraken. Spoedig, want algemeen wordt het gevaar erk:nd door het nu of nooitDe 101 nu bewandelde weg heeft ;e Leyde»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1