4
1
öf ook »èl Aafi het einde vin éen tAüw, wasrvsn de siriktrnoop hith rbt
atoel dient. Hoewel dit vervoermiddel niet het aangenaamste Is, Is men
soms geooodzaakt dasrvan gebruik te maken. Na eenlge oogenblikken boven
den afgrond hangende té zijn gebleven, voelc men er rich met eene schrik
barende snelheid Inwerpen. Er zijn wel eenige kolenmijnen horizontaal
geopend, waarin met) gelpvtoera treedt, en twee of drie mijlen onderden
grond aflegt alvoreha aan de werkplaats te komen; maar de duisternis der
wegen, het geraas der wsgoni en van hunne ketenen, welke op het rollen
van den donder io die duistere gangen gelijkenzijn tnogd'ijk nog schrik-
bareuder dan de perpendiculaire nederdallng.
Keeren wij tot deae terug. De eerite beweging van het stoomwerktuig
brengt den bezoeker aan de eerste verdieping, dat is te zéggen öp de hoogte
der eerste kolenlsag, op ongeveer twee honderd voeten onder den grond.
Dasr vindt hij de stsllingen voor de paarden, het Stoomwerktuig, darde
kolen uit de beneden lagen hult, en dé togtmaketide oven, door middel
waarvan de lucht er iich vab hare onzuivere dampen zuivert. Het Is de
eerste pleisterplaats van den helichen weg. Alen tSoet weder op het einde
van bet tonw gaan zitten, lo eenen tweeden afgrond duiken, wiens duisternis
jets onverklatrbsars heeft, en si het bekende daaromtrent overtreft. Volgeos
■lie waarschijnlijkheid Zal men, alvorens aan de werkeo te komen, deze
verschrikkelijke beproeving voor de derde nssil moeten beginnen. Ditmaal
valt gij te midden eener menigte menschelpé wezens, bezig zflode met
steenkolen te houwen, én dié op kleine wagons onder de opening te bren
gen, wasrdoor dezelve naaf boven moeten worden gevoerd. Men moet dog
eene lange streek duisternis doortrekken, alvorens totde eigenlijke ontginning
te komen. Daar zit elke mijnwerker op den grond, de béenen kruisseiinga
onder zich, voof eenen langen zwarten muur, welke hij door middel van
•cherp Ijzer zoo diep mogelijk loa werkt. Zijn werk wodt door eene kaan
verlicht, welke in een atnk klei-aarde ateekt. Wanneer hij den klomp, welse
hij er uit wil werken, genoegzaam ondermijnd heeft, snijdt hij denzelven
aan de kanten af, en door bouten In het bovenste gedeelte te jagen, doet
hij denzelven eindelijk aan zijne voeten rollen. Men plaatsi deze tnassa da
delijk op manden, en naar mate der gelegenheid, wordt dezelve langs kleine
spoorwegen door poneij's voortgesleept, of wel op de schouders van eenen
man, soms zelfs van eenen vtoow, geladen, die denzelven in het bereik van
het atoomwetktuig brengen. Dan hecht de werkman, ometter genaamdde
mand aan het tonw, dat dezelve opheft.
Van alle kanten ziet men de sporen dar gevaren, welke de mijnwerkers
hebben doorgestaan, er.de voorzorgen genomen tegen de rampeB, welke hunne
dagen bedreigen. Elke arbeider draagt zorg van massa's-kolen onaangeroerd
te laten, aanzienlijk genoeg om tot pijlers aan de zware gewelven te dienen,
welke hij gegraven heeft. Een opziener doorloopt de linie der werken,
meec de taak van eiken arbeider af, en verzekert zich dat de lucht van alle
ontvlambare dampen ontdaan is; een ander opziener regelt den omvang der
pilaren, en laat, zoo hij die onvoldoende vindt, op de bedreigende punten
muren of kolommen van metwelwerk oprigten.
Er wordt niet minder dan zoo vele voorzigtlgheid vereischt, om tegen al
de elementen van vernietiging te kampen, welke de m|jn in zich bevat. Eik
hunner heeft van de schrik der werklieden eene beteekenende benamiDg ont
vangen; zoo vindt men de creep: dat is de doorzakking van de eene laag op
de aDdere, veroorzaakt, hetzij door de zwakheid der pilaren, hetzij door
die van de laag waarop dezelve rusten, en die onder dezelve doorbreekt.
In beide gevallen worden mijnwerkers óf verpletterd, öf in eenen hoek der
mijn opgesloten, waaruit zij niet dan io zeer enkele gevallen kunnen wor
den verlost.
Vervolgens heeft men den ckoke-dampdat is te zeggen de koolstofzuur-
gas, die de ongelukkigenwelke blootgesteld zijn dezelve in te ademen,
door verstikking doet omkomen nog den fire damp of koolzuurachtlge
waterstofgas, welke door een licht vuur vat, eensklaps uitbarst, en de
arme mijnwerkers geheel verbrandt. Men heelt deze uitbarstingen den dood
van meer dan honderd personen zien te weeg brengen, en alie uitwerkselen'
eener aardbeving daarstellen. In 1812 hadden twee zulke uitbarstingen te
gelijker tijd, nabij Jarrow, plaats; alle naburige dorpen werden door de
ontploffing hevig geschokt, en derzelver daken met asch bedekt. Zes en
negentig werklieden verloren daarbij het leven.
Nabij Wail'send werpt eene voor reeds verscheidene jiren ontvlamde
kolenmijn, nog vlammen en rook uit, door de openingen welke men er In
gebragt heeft. Van af den spoorweg tusschen Newcastle en North Shields
heeft men er het gezigt van.
Om zulke verschrikkelijke rampen te voorkomeD zijn er getne middelen
welke men niet uitgevonden heeft; doch niet altoot Is dit mogelijk, lerwijl
ook de nalatigheid der werklieden en de schraapzucht der onderneroera
soms noodige voorzorgen doen veronachtzamen, en ongelukkeu doeu ge
beuren.
Niettemin leeft te midden dezer gevaren eene bevolking vrij van alle
zorg, en die, zonder leedwezen, het koesterend zonlicht heeft vaarwel
gezegd. Wel is waar zijn de meeste mijnwerkers van af hun zesde of
zevende jaar aan hunnen vernioeijenden arbeid gewoon geworden. Vteemd
voor het overige der wereld, zien, kecaen en beminnen zij alleen hunne
makkers. Allen hebben dezelfde gewoonten, dezelfde denkbeelden, de
zelfde kleederdragt, een gelijk gedrag en gelijke vooroordeelen.
De kolenwerker, zoo vreemd aan toilet gedurende de geheele week,
wil zich des Zondags gaarne schoon uitdosschen, zijn rok is altijd van eene
afstekende kleur; veelkleurige bloemen trekken het oog op zijn vest,
waaraan hij de zonderlingste vormen geeft zijne kousen zijn blaauw,
scharlaken, violetkleurig of met verschillende schakeringen; de meeste dra.
gen zeer lange haren, welke zij op de werkdagen bijeen binden of in pa
pillotten hebben; maar in groot toilet laten zij dezelve over de schoudert
hangen. Sommigen winden twee of drie linten om den hoed, waarin zij
dan bloemen steken.
Nooit echter kunnen zij de sporen van hunnen harden arbeid doen ver
dwijnen. Diegeoe vooral, welke lu mijnen werken, alwaar de gangen saial
en laag zijn, krijgen vele gebreken. Hunne borst steekt meer vooruit dan
gewoonlijk, hunne schoudera zijn ongelijk, hunne beenen krom en kort.
De dag van een kolenwerker is van acht uren; soms wordt dezelve ver
dobbeld, wanneer de omatandigbeden dit vereischen. Zelden eet hij onder
her werk, maar, te huia gekomen, doet hij, na zich gewasschen te bebbto,
eenen atevigen maaltijd, onmiddelijk gevolgd door dien rustigen en gezon
den ala 3 peigen aan hem, die veel werkt en weinig denkt.
Doorgaans vindt men nabij elke kolenmijn zoo vele huisjes ala er noodlg
Zijn om de in de mijn gebezigd wordende werklieden te huiaveaten, eo voor
elk dezer woningen bevindt zich een klein stnkje grondt, tot groeten-ceeit
bestemd. De kolenweTkers hooden van gasten en brassen, en geven Zich
dtsrssn zonder aarzelen over, zoodra hunne winsten dit toelaten. De con
sumptie van allerlei soort van gebak, behalve het osaen- en schapenvieescb
dat hunnen gewonen koet uitmaakt, Is zeer aanzienlijk.
Hunne vermaken zijn bei kegelspel, de wedloop, bet kaatsspel, de palet
ten. de kaarten, en soms in de Isnden alwaar bet stroopen geduld wortff,
de jagt met geweer of netten. Vóór dat de wet dezelve verboden batf,
behoorden de banen- gevechten onder hunne geliefkoosde spelen. Thans ztjn
zb dweepachtige kegetaaraeo meer dan één verspeelt daarbij zijn veertien
daags inkomen, tot groote verlegenheid van zi|n gezin, dat van zijnen
arbeid leeft.
Ie het znideltjt gedeelte van het graafschap beStainf openbare jaarlijkse Ire
feeaten, heppings genaamd, waarheen zQ zich In groot en getale begeven.
Ddir ia eene middeleeuwsch spel bewaard gebleven, dat in een tournool
♦au grijnzingen bestaat; de man die aan zijn verstuikt gezigt, de aftehuwe.
lUkiiê uitdrukking kèn geven, behaalt éenert prijs, gewootïtBt 'oft
een pak tabak, dat aan het uithangbord van eenen herberg hangt, of
stok gestoken is; de mededingers scharen zich daaronder, het oo;
kostbare belooning gevestigd, en dan is het, dat dealgemeene stem,
aan den aehrikwekkendsten toekent, (s)
(a) Men kan dus teNewcastle de eerste hoofdstukken van Notre Damt 1
tiatufa voorgesteld zien.
PRÏJS-COUKANT van EFFECTÉN,
ImtterdamZiturdag 9 September 1843. j
Nederland, Werkelijke Schuld k aj pCt. 53J
Dito Dito
Aaiortisatié-Syndicaat
Dito Dito
óoloooóotoo
00
•*5«
4}
- - m—- - - w .w W«vvvvk4t94 3ï
Handel-Maitichappij.4!
Nieuwe Dito 4 4}
te 5
4r
0 itead*»*
1 I I d a t
5
Oost-Indische Leening
Aahdeelen Rijn-Spoorweg -i
Aand, Hol!, Spoorw. Maat»,
HSarleraii'ertfleer a
SPanje, L. bij Ard. van 8<f
Dito bt) Dito, onbep, stuitU.
Dito Coup, e i
Dito. 3
passive ..iet
Deferred.
Fransche Uitgestelde
Rusland, Obl. Hope en Comp. 1798 en 1816 5
Duo Duo 1828 en 1829 i5
Certificaten bij dito 1831 en 1833 5
Dito bi) Hope......4
Certificaten te Hatflburg .,...5
Inschrijving in Assignation 6
Certificaten van Dito6
Oosten rijk, Obl. Golt en Comp5
Negotiate Metalliek...,.2}
Duo Öito 5
Napels, Certificaten5
Duo in Napels ...5
loo^
9i\
V a
«Af
Ml'
18/,
3ó|
I08
lo8|
7'\
74
loój
IIO
adj
"Tegen h
beden in
Mager, doc
.gipeidene
.oljiOezijden d
i'IS Maasili
ping grli
en 's Gr*v
(lie benei
Ziji
ichen Leei
Z.
vin Rid de
Me
betrek kelij
tloeijende
Bede het
wet« hooi
derhalve d
)iog te ge
Aar
(ewijzigd
W
De Prijs van de BOTER aan de Waag Binnen Leyde.v^ orga'
Zaturdag9 September 1843. Van 26 tot 31 gulden, ^,jeen
De Minister van Staat, Gouverneur van de provincie Zuid-Holland, Alzoo
Gezien de ulissives van den Opperhoutvester in dato 25 en 31 Augustus 1843 jegi er Ij) he
en 35, betreffende de opening van de Groote Ja&c, voor die jaar; )n te rigte
Gelet op art. 11 der wet van den nden Julij 1814, N°. 9; op Zijner Majtjl js
sluiten van den 5den Julij 1823 Staatsblad N° 25 en 26) en op de deliber
r Stater»
Hun Edel Groot Achtbareh'de Gedeputeerde Stated van de provincie Zuid-Hol#
dezer zakeR400 ei?
Gelet op 's Gouverneurs besluit van den nden Maart 1843, N®. 353/393 (iwA".
ling) Provinciaalblad N°. 34), omtrent de uitoefening der Groote jagc in htJTuid-Holli
jagtveldGroningen
Brengt bij deze ter kennisse van de daarbij belanghebbenden: T
i°. Dat de Groote Jagt in Zuid-Holland zal worden geópcfnd op Zaturdag 3 10
September 1843, achiervolgens de bepaling vart den Opperhoutvester, vastgef®tels zijr
overleg van Gedeputeerde Staten; teeuward
2°. Dat, bij vervoer van wild naar provinciën, alwaar de jagt nog niet 5 Art, 2.
geopend, de Houtvesters gemagtigd zyn, om consent-Biljetten toe vervoer af |ire
geldig voor den tijdwelken door hen tot dien vervoer noodig zal worden geoor.
3*. Dat, ïnsgelyKs achtervolgens de door genoemden Opperhoutvester gemaal-"30 oec
lfng, niet zal mogen worden gejaagd dan op gronden, op welke de oogst zal net H
loopenen dat wijders de uitoefening der Groote Jagt in het publiek jagtveld nbdit van he
zal inogen plaats hebben dan overeenkomstig de Notificatie van den nden Mavw dat vu
namelijk: de korte jagt slechts op drie dagen der week, en wel des Woensdagsr\retuv
en Zaturdags, en de lange jagt alleen op twee dagen van elke week, en zulks der
dags en Zaturdags; terwyl op éénen dag niet meer dan vijf hazen zullen gevij Arr, 3,
geschoten mogen worden. i die te
En ten einde niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze wor^feïidem
kondigd en aangeplaktalom waar zulks te doen gebruikelijk is. Generaal
Gegeven te 's Gravenhageden 2den September 1843. 1
De Minister van blaatGouverneur voorm
VAN DER. DUYN.
jofch, A
"leven Ra
De Provinciale Commissie van Onderwijs in Zuid- Hollandzal in het Pu
Gouvernementshuis te *s Gravenhagevergaderen in de tweede volle week van öj
wanneer allendie verlangen geëxamineerd te wordenzichmet hunne gehoon
ten en reeds verkregene acten van algemeene toelating, nog met attesten van in)
de Provincie gedurende het geheele laatste jaar, en voor den derden rang van
van onderwijs gedurende al dien tyd op eene goede Schoolvoor den tweeden ni
het zijn van hoofdonderwijzer of het bewijzen van geschiktheid daartoe gednrert
zelfden tydvoor de Commissie behooren te vertoonen, 11a, ten minste anderhali
te vorenhet voornemen hiertoeieder aan den Schoolopziener van zijn Dii
hebben te kennen gegeven, onder bijvoeging van voldoende getuigschriften van
zedelijk gedrag. Die eene acte van Schoolhouderes of Huisonderwijzeres vi
worden genoodigd tegen Donderdag den 12, die naar den derden of vierden Sein
wyzersrang alleen staan, tegen Woensdag den 11, alle anoeren tegen Dingsdaj]
October, telken dage 'smorgens ten 9 ure.
Namens de Provinciale Commissie voornoemd^
A. BLUSSÉ de JONGE,
Lid en Secretaris.
ei
Ondertrouwd!
Amsterdam
6 September 1843.
Eenige Kennisgeving.
lifiet
De bet
ie wét
Art. 4.
Ier zit
Noon
zei
nen vi
«:vii
uierdai
jler St
Stitei
die de
11. 5.
igeiiDg
1 die i
J. G. de M O Ln
e» Art, 6,
A. J. van den BEEKiktiie en
Jidihee
'1 Art,
Beden beviel voorspoedig van een welgeschapen ZOON, Ml
STAONITSKI, geliefde Echcgenoote van Jztj wc
Amsterdam, JfOpen
7 September 1843. H. van BEËCK VOLLENHOVEw^ens t
-• - 1 Art, 8
V Amsterdam, 9 September 1843. Heden overleed, na een korHkini*satl
lijden, onze geliefde Vader en Behuwd-Vader, ANDRIES ten
ruim. zeventig jsren oed.
Uit aller Naam
J. M. TEN GATE,
G. C. B. SURINGAR.
Eenige Kennisgeving. -
De Ondergeteekehde .wiinchuwt een ieder geen geld of crrfT'
ver leesten aan zijne Huisvrouw ELIZABETH KOÜDYS, w«
door hem geen betaling zal gedaan worden.
Noordvik 6 September 1843.
D. van SLUYTEE9.
Op Woensdag den 13 September, zal aan het Kerkoophuit Ij-
Hooigracht worden verkocht: MEUBELEN en INBOEDEL, alstnedt
partij ZADELMAKERS GOEDEREN, bestaande in: Gréelen,
kleedjesZweepen, Bitten, Stangen, Trenzen, Kinkettingen
Staande Ringen, Berlljnscb Zilver en anderen Eindschroeveé', Kof
Tuiggespen, Zwarte-, Koperen-, IJzeren- en Vertinde Gespen,
Wagenbomen, Rotskammen, Koffersloten, Zwarte Taighuiden,
Plamnnrdoelt, Toowwerk en hetgeen verder te voorschijn zal
bragt. Alles op Dingadag te voren te zien, 1 ch'|f
■--»- 1 111 "pKhi1
Ey de Wed. ANTHONY de KLOPPER en ZOON, te Lejdf