4 1 öf ook »èl Aafi het einde vin éen tAüw, wasrvsn de siriktrnoop hith rbt atoel dient. Hoewel dit vervoermiddel niet het aangenaamste Is, Is men soms geooodzaakt dasrvan gebruik te maken. Na eenlge oogenblikken boven den afgrond hangende té zijn gebleven, voelc men er rich met eene schrik barende snelheid Inwerpen. Er zijn wel eenige kolenmijnen horizontaal geopend, waarin met) gelpvtoera treedt, en twee of drie mijlen onderden grond aflegt alvoreha aan de werkplaats te komen; maar de duisternis der wegen, het geraas der wsgoni en van hunne ketenen, welke op het rollen van den donder io die duistere gangen gelijkenzijn tnogd'ijk nog schrik- bareuder dan de perpendiculaire nederdallng. Keeren wij tot deae terug. De eerite beweging van het stoomwerktuig brengt den bezoeker aan de eerste verdieping, dat is te zéggen öp de hoogte der eerste kolenlsag, op ongeveer twee honderd voeten onder den grond. Dasr vindt hij de stsllingen voor de paarden, het Stoomwerktuig, darde kolen uit de beneden lagen hult, en dé togtmaketide oven, door middel waarvan de lucht er iich vab hare onzuivere dampen zuivert. Het Is de eerste pleisterplaats van den helichen weg. Alen tSoet weder op het einde van bet tonw gaan zitten, lo eenen tweeden afgrond duiken, wiens duisternis jets onverklatrbsars heeft, en si het bekende daaromtrent overtreft. Volgeos ■lie waarschijnlijkheid Zal men, alvorens aan de werkeo te komen, deze verschrikkelijke beproeving voor de derde nssil moeten beginnen. Ditmaal valt gij te midden eener menigte menschelpé wezens, bezig zflode met steenkolen te houwen, én dié op kleine wagons onder de opening te bren gen, wasrdoor dezelve naaf boven moeten worden gevoerd. Men moet dog eene lange streek duisternis doortrekken, alvorens totde eigenlijke ontginning te komen. Daar zit elke mijnwerker op den grond, de béenen kruisseiinga onder zich, voof eenen langen zwarten muur, welke hij door middel van •cherp Ijzer zoo diep mogelijk loa werkt. Zijn werk wodt door eene kaan verlicht, welke in een atnk klei-aarde ateekt. Wanneer hij den klomp, welse hij er uit wil werken, genoegzaam ondermijnd heeft, snijdt hij denzelven aan de kanten af, en door bouten In het bovenste gedeelte te jagen, doet hij denzelven eindelijk aan zijne voeten rollen. Men plaatsi deze tnassa da delijk op manden, en naar mate der gelegenheid, wordt dezelve langs kleine spoorwegen door poneij's voortgesleept, of wel op de schouders van eenen man, soms zelfs van eenen vtoow, geladen, die denzelven in het bereik van het atoomwetktuig brengen. Dan hecht de werkman, ometter genaamdde mand aan het tonw, dat dezelve opheft. Van alle kanten ziet men de sporen dar gevaren, welke de mijnwerkers hebben doorgestaan, er.de voorzorgen genomen tegen de rampeB, welke hunne dagen bedreigen. Elke arbeider draagt zorg van massa's-kolen onaangeroerd te laten, aanzienlijk genoeg om tot pijlers aan de zware gewelven te dienen, welke hij gegraven heeft. Een opziener doorloopt de linie der werken, meec de taak van eiken arbeider af, en verzekert zich dat de lucht van alle ontvlambare dampen ontdaan is; een ander opziener regelt den omvang der pilaren, en laat, zoo hij die onvoldoende vindt, op de bedreigende punten muren of kolommen van metwelwerk oprigten. Er wordt niet minder dan zoo vele voorzigtlgheid vereischt, om tegen al de elementen van vernietiging te kampen, welke de m|jn in zich bevat. Eik hunner heeft van de schrik der werklieden eene beteekenende benamiDg ont vangen; zoo vindt men de creep: dat is de doorzakking van de eene laag op de aDdere, veroorzaakt, hetzij door de zwakheid der pilaren, hetzij door die van de laag waarop dezelve rusten, en die onder dezelve doorbreekt. In beide gevallen worden mijnwerkers óf verpletterd, öf in eenen hoek der mijn opgesloten, waaruit zij niet dan io zeer enkele gevallen kunnen wor den verlost. Vervolgens heeft men den ckoke-dampdat is te zeggen de koolstofzuur- gas, die de ongelukkigenwelke blootgesteld zijn dezelve in te ademen, door verstikking doet omkomen nog den fire damp of koolzuurachtlge waterstofgas, welke door een licht vuur vat, eensklaps uitbarst, en de arme mijnwerkers geheel verbrandt. Men heelt deze uitbarstingen den dood van meer dan honderd personen zien te weeg brengen, en alie uitwerkselen' eener aardbeving daarstellen. In 1812 hadden twee zulke uitbarstingen te gelijker tijd, nabij Jarrow, plaats; alle naburige dorpen werden door de ontploffing hevig geschokt, en derzelver daken met asch bedekt. Zes en negentig werklieden verloren daarbij het leven. Nabij Wail'send werpt eene voor reeds verscheidene jiren ontvlamde kolenmijn, nog vlammen en rook uit, door de openingen welke men er In gebragt heeft. Van af den spoorweg tusschen Newcastle en North Shields heeft men er het gezigt van. Om zulke verschrikkelijke rampen te voorkomeD zijn er getne middelen welke men niet uitgevonden heeft; doch niet altoot Is dit mogelijk, lerwijl ook de nalatigheid der werklieden en de schraapzucht der onderneroera soms noodige voorzorgen doen veronachtzamen, en ongelukkeu doeu ge beuren. Niettemin leeft te midden dezer gevaren eene bevolking vrij van alle zorg, en die, zonder leedwezen, het koesterend zonlicht heeft vaarwel gezegd. Wel is waar zijn de meeste mijnwerkers van af hun zesde of zevende jaar aan hunnen vernioeijenden arbeid gewoon geworden. Vteemd voor het overige der wereld, zien, kecaen en beminnen zij alleen hunne makkers. Allen hebben dezelfde gewoonten, dezelfde denkbeelden, de zelfde kleederdragt, een gelijk gedrag en gelijke vooroordeelen. De kolenwerker, zoo vreemd aan toilet gedurende de geheele week, wil zich des Zondags gaarne schoon uitdosschen, zijn rok is altijd van eene afstekende kleur; veelkleurige bloemen trekken het oog op zijn vest, waaraan hij de zonderlingste vormen geeft zijne kousen zijn blaauw, scharlaken, violetkleurig of met verschillende schakeringen; de meeste dra. gen zeer lange haren, welke zij op de werkdagen bijeen binden of in pa pillotten hebben; maar in groot toilet laten zij dezelve over de schoudert hangen. Sommigen winden twee of drie linten om den hoed, waarin zij dan bloemen steken. Nooit echter kunnen zij de sporen van hunnen harden arbeid doen ver dwijnen. Diegeoe vooral, welke lu mijnen werken, alwaar de gangen saial en laag zijn, krijgen vele gebreken. Hunne borst steekt meer vooruit dan gewoonlijk, hunne schoudera zijn ongelijk, hunne beenen krom en kort. De dag van een kolenwerker is van acht uren; soms wordt dezelve ver dobbeld, wanneer de omatandigbeden dit vereischen. Zelden eet hij onder her werk, maar, te huia gekomen, doet hij, na zich gewasschen te bebbto, eenen atevigen maaltijd, onmiddelijk gevolgd door dien rustigen en gezon den ala 3 peigen aan hem, die veel werkt en weinig denkt. Doorgaans vindt men nabij elke kolenmijn zoo vele huisjes ala er noodlg Zijn om de in de mijn gebezigd wordende werklieden te huiaveaten, eo voor elk dezer woningen bevindt zich een klein stnkje grondt, tot groeten-ceeit bestemd. De kolenweTkers hooden van gasten en brassen, en geven Zich dtsrssn zonder aarzelen over, zoodra hunne winsten dit toelaten. De con sumptie van allerlei soort van gebak, behalve het osaen- en schapenvieescb dat hunnen gewonen koet uitmaakt, Is zeer aanzienlijk. Hunne vermaken zijn bei kegelspel, de wedloop, bet kaatsspel, de palet ten. de kaarten, en soms in de Isnden alwaar bet stroopen geduld wortff, de jagt met geweer of netten. Vóór dat de wet dezelve verboden batf, behoorden de banen- gevechten onder hunne geliefkoosde spelen. Thans ztjn zb dweepachtige kegetaaraeo meer dan één verspeelt daarbij zijn veertien daags inkomen, tot groote verlegenheid van zi|n gezin, dat van zijnen arbeid leeft. Ie het znideltjt gedeelte van het graafschap beStainf openbare jaarlijkse Ire feeaten, heppings genaamd, waarheen zQ zich In groot en getale begeven. Ddir ia eene middeleeuwsch spel bewaard gebleven, dat in een tournool ♦au grijnzingen bestaat; de man die aan zijn verstuikt gezigt, de aftehuwe. lUkiiê uitdrukking kèn geven, behaalt éenert prijs, gewootïtBt 'oft een pak tabak, dat aan het uithangbord van eenen herberg hangt, of stok gestoken is; de mededingers scharen zich daaronder, het oo; kostbare belooning gevestigd, en dan is het, dat dealgemeene stem, aan den aehrikwekkendsten toekent, (s) (a) Men kan dus teNewcastle de eerste hoofdstukken van Notre Damt 1 tiatufa voorgesteld zien. PRÏJS-COUKANT van EFFECTÉN, ImtterdamZiturdag 9 September 1843. j Nederland, Werkelijke Schuld k aj pCt. 53J Dito Dito Aaiortisatié-Syndicaat Dito Dito óoloooóotoo 00 •*5« 4} - - m—- - - w .w W«vvvvk4t94 3ï Handel-Maitichappij.4! Nieuwe Dito 4 4} te 5 4r 0 itead*»* 1 I I d a t 5 Oost-Indische Leening Aahdeelen Rijn-Spoorweg -i Aand, Hol!, Spoorw. Maat», HSarleraii'ertfleer a SPanje, L. bij Ard. van 8<f Dito bt) Dito, onbep, stuitU. Dito Coup, e i Dito. 3 passive ..iet Deferred. Fransche Uitgestelde Rusland, Obl. Hope en Comp. 1798 en 1816 5 Duo Duo 1828 en 1829 i5 Certificaten bij dito 1831 en 1833 5 Dito bi) Hope......4 Certificaten te Hatflburg .,...5 Inschrijving in Assignation 6 Certificaten van Dito6 Oosten rijk, Obl. Golt en Comp5 Negotiate Metalliek...,.2} Duo Öito 5 Napels, Certificaten5 Duo in Napels ...5 loo^ 9i\ V a «Af Ml' 18/, 3ó| I08 lo8| 7'\ 74 loój IIO adj "Tegen h beden in Mager, doc .gipeidene .oljiOezijden d i'IS Maasili ping grli en 's Gr*v (lie benei Ziji ichen Leei Z. vin Rid de Me betrek kelij tloeijende Bede het wet« hooi derhalve d )iog te ge Aar (ewijzigd W De Prijs van de BOTER aan de Waag Binnen Leyde.v^ orga' Zaturdag9 September 1843. Van 26 tot 31 gulden, ^,jeen De Minister van Staat, Gouverneur van de provincie Zuid-Holland, Alzoo Gezien de ulissives van den Opperhoutvester in dato 25 en 31 Augustus 1843 jegi er Ij) he en 35, betreffende de opening van de Groote Ja&c, voor die jaar; )n te rigte Gelet op art. 11 der wet van den nden Julij 1814, N°. 9; op Zijner Majtjl js sluiten van den 5den Julij 1823 Staatsblad N° 25 en 26) en op de deliber r Stater» Hun Edel Groot Achtbareh'de Gedeputeerde Stated van de provincie Zuid-Hol# dezer zakeR400 ei? Gelet op 's Gouverneurs besluit van den nden Maart 1843, N®. 353/393 (iwA". ling) Provinciaalblad N°. 34), omtrent de uitoefening der Groote jagc in htJTuid-Holli jagtveldGroningen Brengt bij deze ter kennisse van de daarbij belanghebbenden: T i°. Dat de Groote Jagt in Zuid-Holland zal worden geópcfnd op Zaturdag 3 10 September 1843, achiervolgens de bepaling vart den Opperhoutvester, vastgef®tels zijr overleg van Gedeputeerde Staten; teeuward 2°. Dat, bij vervoer van wild naar provinciën, alwaar de jagt nog niet 5 Art, 2. geopend, de Houtvesters gemagtigd zyn, om consent-Biljetten toe vervoer af |ire geldig voor den tijdwelken door hen tot dien vervoer noodig zal worden geoor. 3*. Dat, ïnsgelyKs achtervolgens de door genoemden Opperhoutvester gemaal-"30 oec lfng, niet zal mogen worden gejaagd dan op gronden, op welke de oogst zal net H loopenen dat wijders de uitoefening der Groote Jagt in het publiek jagtveld nbdit van he zal inogen plaats hebben dan overeenkomstig de Notificatie van den nden Mavw dat vu namelijk: de korte jagt slechts op drie dagen der week, en wel des Woensdagsr\retuv en Zaturdags, en de lange jagt alleen op twee dagen van elke week, en zulks der dags en Zaturdags; terwyl op éénen dag niet meer dan vijf hazen zullen gevij Arr, 3, geschoten mogen worden. i die te En ten einde niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze wor^feïidem kondigd en aangeplaktalom waar zulks te doen gebruikelijk is. Generaal Gegeven te 's Gravenhageden 2den September 1843. 1 De Minister van blaatGouverneur voorm VAN DER. DUYN. jofch, A "leven Ra De Provinciale Commissie van Onderwijs in Zuid- Hollandzal in het Pu Gouvernementshuis te *s Gravenhagevergaderen in de tweede volle week van öj wanneer allendie verlangen geëxamineerd te wordenzichmet hunne gehoon ten en reeds verkregene acten van algemeene toelating, nog met attesten van in) de Provincie gedurende het geheele laatste jaar, en voor den derden rang van van onderwijs gedurende al dien tyd op eene goede Schoolvoor den tweeden ni het zijn van hoofdonderwijzer of het bewijzen van geschiktheid daartoe gednrert zelfden tydvoor de Commissie behooren te vertoonen, 11a, ten minste anderhali te vorenhet voornemen hiertoeieder aan den Schoolopziener van zijn Dii hebben te kennen gegeven, onder bijvoeging van voldoende getuigschriften van zedelijk gedrag. Die eene acte van Schoolhouderes of Huisonderwijzeres vi worden genoodigd tegen Donderdag den 12, die naar den derden of vierden Sein wyzersrang alleen staan, tegen Woensdag den 11, alle anoeren tegen Dingsdaj] October, telken dage 'smorgens ten 9 ure. Namens de Provinciale Commissie voornoemd^ A. BLUSSÉ de JONGE, Lid en Secretaris. ei Ondertrouwd! Amsterdam 6 September 1843. Eenige Kennisgeving. lifiet De bet ie wét Art. 4. Ier zit Noon zei nen vi «:vii uierdai jler St Stitei die de 11. 5. igeiiDg 1 die i J. G. de M O Ln e» Art, 6, A. J. van den BEEKiktiie en Jidihee '1 Art, Beden beviel voorspoedig van een welgeschapen ZOON, Ml STAONITSKI, geliefde Echcgenoote van Jztj wc Amsterdam, JfOpen 7 September 1843. H. van BEËCK VOLLENHOVEw^ens t -• - 1 Art, 8 V Amsterdam, 9 September 1843. Heden overleed, na een korHkini*satl lijden, onze geliefde Vader en Behuwd-Vader, ANDRIES ten ruim. zeventig jsren oed. Uit aller Naam J. M. TEN GATE, G. C. B. SURINGAR. Eenige Kennisgeving. - De Ondergeteekehde .wiinchuwt een ieder geen geld of crrfT' ver leesten aan zijne Huisvrouw ELIZABETH KOÜDYS, w« door hem geen betaling zal gedaan worden. Noordvik 6 September 1843. D. van SLUYTEE9. Op Woensdag den 13 September, zal aan het Kerkoophuit Ij- Hooigracht worden verkocht: MEUBELEN en INBOEDEL, alstnedt partij ZADELMAKERS GOEDEREN, bestaande in: Gréelen, kleedjesZweepen, Bitten, Stangen, Trenzen, Kinkettingen Staande Ringen, Berlljnscb Zilver en anderen Eindschroeveé', Kof Tuiggespen, Zwarte-, Koperen-, IJzeren- en Vertinde Gespen, Wagenbomen, Rotskammen, Koffersloten, Zwarte Taighuiden, Plamnnrdoelt, Toowwerk en hetgeen verder te voorschijn zal bragt. Alles op Dingadag te voren te zien, 1 ch'|f ■--»- 1 111 "pKhi1 Ey de Wed. ANTHONY de KLOPPER en ZOON, te Lejdf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 4